ECLI:NL:GHSHE:2023:858

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
200.311.255_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader verzoekt om een wijziging van de zorgregeling voor zijn twee minderjarige kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De ouders zijn het niet eens over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De vader wil dat de kinderen vanaf vrijdagavond bij hem verblijven, terwijl de moeder voorstelt dat de regeling op zaterdag begint. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen eenmaal in de veertien dagen van zaterdag 14.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijven. De vader is van mening dat deze regeling niet in het belang van de kinderen is, omdat hij graag meer tijd met hen wil doorbrengen en hen wil betrekken bij zijn geloofsovertuiging. De moeder daarentegen wijst op de verschillen in opvoedstijl en de impact daarvan op de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling adviseert de Raad voor de Kinderbescherming om de contactmomenten te verlengen, maar het hof besluit de bestaande regeling te handhaven. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af, maar staat wel de verdeling van vakanties en feestdagen bij helfte toe, wat door beide ouders is overeengekomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 maart 2023
Zaaknummer: 200.311.255/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/353699 / FA RK 19-102
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.E. Teusink,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Z. Gademan.
Deze zaak gaat over:
  • [de minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] (Spanje) op [geboortedatum] 2014;
  • [de minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] (Spanje) op [geboortedatum] 2017.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: de ouders zijn het niet eens over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda van 29 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 31 mei 2022, met producties, ingekomen bij het hof op 3 juni 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog bij
beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vader en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per twee weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 16.00 uur, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, althans zo te beslissen als het hof vermeent te behoren, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift van 7 juli 2022, met producties, ingekomen bij het hof op 8 juli 2022, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader niet-ontvankelijk te verklaren c.q. zijn verzoeken in hoger beroep af te wijzen als zijnde ongegrond/onbewezen, kosten rechtens.
2.3.
Het hof heeft verder kennis genomen van:
- het proces verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank, ingekomen bij het hof op 1 juli 2022;
- het V6-formulier van 4 juli 2022, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op 5 juli 2022;
- het V6-formulier van 26 januari 2023, met bijlagen, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op 27 januari 2023;
- het V6-formulier van 30 januari 2023, met bijlagen, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op 31 januari 2023;
- het V6-formulier van 1 februari 2023, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de brief van de advocaat van de vader van 6 februari 2023, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de brief van de advocaat van de vader van 8 februari 2023, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en [tolk] (tolk in de Spaanse taal met tolknummer 30196);
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.5.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie tussen de moeder en de vader zijn geboren:
  • [de minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] (Spanje) op [geboortedatum] 2014;
  • [de minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] (Spanje) op [geboortedatum] 2017.
3.2.
De vader heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] erkend.
3.3.
De vader en de moeder hebben beiden de Colombiaanse nationaliteit. De moeder heeft tevens de Nederlandse nationaliteit.
3.4.
Bij beschikking van 1 maart 2019 heeft de rechtbank een voorlopige contactregeling vastgesteld tussen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en de vader. Daarnaast heeft de rechtbank verstaan dat de vader mede belast is met het gezag over de kinderen.
3.5.
Bij beschikking van 8 september 2020 heeft de rechtbank (opnieuw) een voorlopige contactregeling vastgesteld tussen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en de vader, inhoudende dat zij gerechtigd zijn tot contact met elkaar éénmaal per twee weken van zaterdag 14.00 uur tot zondag 18.00 uur. Partijen zijn voorts verwezen naar het [instelling] .
3.6.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de vader en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per twee weken van zaterdag 14.00 uur tot zondag 18.00 uur.
3.7.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.8.
De vader voert, samengevat, het volgende aan. De vader wil graag dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] vanaf vrijdagavond bij hem zijn, zodat de vader een volledig weekend met de kinderen kan doorbrengen. Doordat de regeling op dit moment pas op zaterdagmiddag begint, valt een belangrijk gedeelte van de zorgtijd voor de vader weg. Dit is niet in het belang van de kinderen. De moeder heeft geen overleg gehad met de vader over haar beslissing de kinderen op zaterdagmorgen te laten sporten, terwijl de vader vrije invulling wil kunnen geven aan de momenten waarop de kinderen bij hem zijn. De vader is aangesloten bij de kerkgemeenschap van [kerkgemeenschap] . De vader wil graag dat de kinderen het klasje van de kerk bezoeken als zij op de zaterdag bij hem verblijven. De vader bezoekt op zaterdag de dienst van zijn kerk, de kinderen kunnen dan naar het klasje. De activiteiten van de kinderen dienen op de zaterdag dat zij bij hem zijn te passen binnen zijn geloofsovertuiging. Ze mogen wel sporten, maar hij heeft liever dat ze dat niet doen. Iets gaan kopen of verkopen kan niet op zaterdag. De vader wil tenslotte graag dat de vakanties en de feestdagen bij helfte tussen de ouders worden gedeeld.
3.9.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan. De moeder kan zich niet vinden in de verkondiging van de kerkgemeenschap van de man en ook niet in de bijbehorende levenswijze. Het verschil in geloofsovertuiging zorgt voor een ander opvoedingsklimaat bij de moeder en de vader, omdat de vader heel strikt is in de leer. De kinderen mogen van vader geen vlees, geen melk en geen eieren eten, ook geen tv kijken en geen muziek. Dit leidt ertoe dat de kinderen bij de moeder veel verzet laten zien, ze willen doen wat vader zegt. Slapen en eten is lastig omdat het er bij vader heel anders aan toe gaat. Ze komen als een ander kind terug van vader. Ze zijn bij de moeder gewend alleen te slapen en bij de vader slapen ze met zijn drieën in één bed. De moeder vindt dat de kinderen op zaterdag vrij moeten zijn om te kunnen sporten, naar feestjes te kunnen gaan etc. De moeder heeft allerlei compensatievoorstellen gedaan: zoals de contactregeling niet op zondag, maar op maandagmorgen (naar school) te laten eindigen of een extra dag doordeweeks. De vader heeft daar niet mee ingestemd.
De moeder heeft er geen bezwaar tegen indien de helft van de vakanties en feestdagen tussen de ouders worden gedeeld en dat dit wordt vastgelegd. Dat gebeurt al jaren in onderling overleg.
3.10.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd een verlenging van de contactmomenten tussen de vader en de kinderen te laten plaatsvinden door de kinderen tot maandagmorgen bij de vader te laten verblijven, in plaats van de regeling al op vrijdag te laten beginnen. Het is belangrijk dat de kinderen kunnen sporten, ook als dat op zaterdag plaatsvindt. Voor de vader is dat lastig te realiseren.
3.11.
Het hof overweegt als volgt.
3.11.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft. Ook het Nederlands recht is van toepassing.
3.11.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen
omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden
voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een
regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.11.3.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dient te worden vastgesteld. Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt, is het hof van oordeel dat een zorgregeling waarbij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] eenmaal in de veertien dagen van zaterdag 14.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijven het meest in het belang is van de kinderen. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] kunnen dan met regelmaat bij de vader verblijven, en daarnaast hebben zij de vrijheid om op zaterdag(morgen) de sportactiviteiten te beoefenen die zij wensen. Voor [de minderjarige 2] is dat op dit moment turnen en voor [de minderjarige 1] korfbal.
Hoewel de vader heeft aangegeven graag te willen dat de kinderen al vanaf vrijdagavond bij hem verblijven, zal het hof daar niet in meegaan. Het hof heeft bij de beoordeling betrokken dat de zaterdag voor de vader gezien zijn geloof een rustdag is en dat hij op die dag weinig activiteiten onderneemt, behalve het bezoeken van de dienst van zijn kerk. Ook heeft de vader verklaard dat hij er de voorkeur aan geeft dat de kinderen op zaterdag niet sporten. Daar komt bij dat de vader heeft laten weten dat hij van zijn geloof wel zou mogen koken op zaterdag, maar dat hij er voor kiest om dat niet te doen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangevoerd dat de kinderen veel moeite hebben met het grote verschil in opvoedstijl tussen de moeder en de vader. Zo ontstaat er strijd tussen de kinderen en de moeder, omdat de kinderen bepaald eten bij de moeder niet meer willen eten, omdat de vader daarvan heeft aangegeven dat dit niet goed zou zijn. Dit is door de vader niet betwist. Een langer verblijf bij de vader op de zaterdag, maakt gezien het voorgaande dat de kinderen extra geconfronteerd zullen worden met dat verschil in opvoedstijl.
De wens van de vader om de bestaande regeling uit te breiden is begrijpelijk, maar dient naar het oordeel van het hof gezocht te worden in bijvoorbeeld een uitbreiding naar de maandagmorgen of een extra dag doordeweeks, zoals de woensdagmiddag. Uit de stukken is gebleken dat de moeder de vader hiertoe al meerdere keren voorstellen heeft gedaan, maar dat de vader daar tot op heden niet op in is gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader verklaard dat hij niet weet of hij een uitbreiding naar de maandagochtend met zijn werkgever kan regelen. Het hof gaat er vanuit dat de ouders gezamenlijk in overleg zullen gaan zodra de vader een regeling heeft kunnen treffen met zijn werkgever, mogelijk onder begeleiding van hun advocaten, om hier verdere invulling aan te geven. Indien de kinderen bijvoorbeeld tot aan de maandagochtend naar school bij de vader zouden verblijven, geeft dat de vader in ieder geval een volle zondag om met de kinderen te zijn en dingen te ondernemen. Dit is bovendien conform het advies van de raad.
Het hof zal gelet op het voorgaande het verzoek van de vader in hoger beroep afwijzen.
3.11.4.
Gebleken is dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over het verzoek van de vader met betrekking tot de verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte en dat de ouders daar in onderling overleg reeds uitvoering aan geven. Het hof zal dit verzoek van de vader toewijzen.
3.12.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen ten aanzien van de weekendregeling en daarnaast de verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte verdelen, zoals hierboven is beschreven.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de aard van de procedure en het feit dat de ouders een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 29 maart 2022;
en stelt in aanvulling daarop de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zullen gedurende de helft van de vakanties en de feestdagen bij de vader verblijven, door de ouders in onderling overleg te bepalen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, J.C.E. Ackermans-Wijn en H.M.A.W. Erven en is op 16 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.