6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de feiten zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld, een en ander als hieronder herhaald.
[appellant] is eigenaar van de percelen, kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectie] , [nummer 1] (hierna: perceel [nummer 1] ) en nummer [nummer 2] (hierna: perceel [nummer 2] ) en is woonachtig op de [straatnaam 1] die ligt aan de kade van perceel [nummer 1] .
[geïntimeerden] is eigenaar van het perceel aan de [straatnaam 2] te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectie] , nummer [nummer 3] (hierna: perceel [nummer 3] ) en heeft op 28 juli 2015 een [straatnaam 1] , die ligt aan de kade van perceel [nummer 3] , gekocht, welke op 21 augustus 2015 is geleverd.
Bij akte van 12 maart 1985 waren [appellant] en [persoon] eigenaar geworden van de onverdeelde helft van het perceel [nummer 4] van de Staat waaruit voormelde percelen zijn gevormd. Het betrof een perceel tuingrond gelegen aan het [kanaal] , volgens de akte groot 8 are en negentig centiare zonder dat partijen rechten konden ontlenen aan over- of ondermaat. Bij deze notariële akte is het perceel gescheiden en gedeeld in die zin dat aan [appellant] en [persoon] zijn toegedeeld een ter plaatse door uiterlijke tekenen kennelijk aangeduid noordelijk respectievelijk zuidelijk gedeelte van circa 4 aren en 45 centiaren, zoals op de aan de akte vastgehechte situatieschets is aangeduid.
Bij dezelfde notariële akte is er ten laste van het perceel van [appellant] (thans perceel [nummer 1] ) als lijdend erf en ten behoeve van het perceel van [geïntimeerden] (thans perceel [nummer 3] ) als heersend erf een erfdienstbaarheid (recht van overpad) gevestigd om te voet te komen van en te gaan naar de openbare straat, zijnde de [straatnaam 2] . Bij akte van 24 september 1990 zijn de aanduidingen noordelijk respectievelijk zuidelijk veranderd in westelijk respectievelijk oostelijk.
Perceel [nummer 3] is gevormd door samenvoeging van het gedeelte van het perceel [nummer 4] dat van [persoon] was en de door [persoon] in 1992 aangekochte gronden van derden.
In juni 1987 heeft [appellant] een aanvraag gedaan voor de vergunning van de bouw van een schuur, welke vergunning is verleend en waarna de schuur is gebouwd. [appellant] heeft voorts omstreeks 2007 een hekje met poort en schutting geplaatst die doorloopt tot aan de schuur van [appellant] . Uitgaande van de kadastrale grensreconstructie van 15 mei 2017 staat de schutting van [appellant] (gedeeltelijk) op het perceel van [geïntimeerden] .
Op 7 juli 2015 heeft [geïntimeerden] met [appellant] afspraken gemaakt over de aanleg en het gebruik van een pad op het aan [appellant] toebehorende perceel [nummer 2] (hierna: het pad) om de [straatnaam 1] van [geïntimeerden] ook per voertuig te kunnen bereiken. Deze afspraken zijn in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd. Vervolgens heeft [geïntimeerden] op 28 juli 2015 het perceel [nummer 3] en het af te bouwen woonschip gekocht.
Over de op 7 juli 2015 gemaakte afspraken is door partijen vervolgens nader onderhandeld. Volgens [geïntimeerden] heeft dit geresulteerd in een bruikleenovereenkomst die door beide partijen is ondertekend op 11 juni 2016. Volgens [appellant] is geen sprake van een door hem ondertekende overeenkomst.
In de volgens [geïntimeerden] door beide partijen ondertekende bruikleenovereenkomst is o.a. het volgende opgenomen:
“(...)
1. [appellant] gunt [geïntimeerden] om een deel van zijn perceel te gebruiken om een pad aan te leggen als toegang tot de [straatnaam 1] op [straatnaam 2] [huisnummer] te [plaats] , één en ander zoals globaal weergegeven op bijgevoegde tekening. (...)
3. Het pad wordt afgesloten door 3 poorten welke in beginsel altijd op slot staan. De poorten kunnen alleen met code/sleutel of vanuit de ark worden geopend, één en ander behoudens noodsituaties of ten behoeve van hulpdiensten. (...)
5. Het pad mag enkel en alleen gebruikt worden door [geïntimeerden] en door personen die namens hen en onder verantwoordelijkheid van [geïntimeerden] worden toegelaten op het pad door middel van het openen van de poorten. De [naam 1] en [naam 2] mogen geen gebruik maken van het pad; zij dienen gebruik te maken van de route waarvoor nu het recht van overpad geldt.
6. Enkel en alleen gemotoriseerde voertuigen in de vorm van personenauto's en motoren in gebruik bij [geïntimeerden] of hun ouders en kinderen hebben toegang. Een uitzondering wordt gemaakt voor leveranciers, de uitvoering van werkzaamheden, noodsituaties en hulpdiensten. Voor anderen is het pad enkel en alleen toegankelijk te voet en/of per fiets.
7. Het is niet toegestaan om zonder overleg met zwaar materieel, bijvoorbeeld een zware kraanwagen over het pad te rijden.
8. De gunst om het pad te gebruiken geldt zolang [geïntimeerden] woonachtig is in de [straatnaam 1] op [straatnaam 2] [huisnummer] en zolang zij zich houden aan de afspraken in gedragsregels. Deze gunst wordt doorgegeven aan de volgende eigenaren van de ark, mits er [het hof leest: ‘en’] voor zolang ook zij zich houden aan de gedragsregels opgenomen in debijlageen die onlosmakelijk onderdeel zijn van deze overeenkomst.
9. Partijen garanderen een vrije en ongehinderde doorgang. Het is niet toegestaan om op het pad auto's of andere voertuigen te stallen en/of te parkteren en/of materialen op te slaan. (...)
19. [appellant] draagt alle in dit document opgenomen rechten en plichten over aan elke volgende eigenaar van zijn perceel. (...)
22. Bij niet naleving van deze afspraken of gedragsregels zal [appellant] in overleg treden met [geïntimeerden] om tot verbetering te komen. Indien dit niet tot verbetering leidt, zal [appellant] per aangetekende brief [geïntimeerden] beargumenteerd wijzen op de naar zijn mening geconstateerde overtredingen van de afspraken of vastgestelde gedragsregels (in gebreke stellen). Indien [geïntimeerden] de regels aantoonbaar en structureel blijft overtreden zonder dat daarover nieuwe afspraken zijn gemaakt, heeft [appellant] na 2 maanden nadat de aangetekend brief is verstuurd het recht om de toegang tot het pad te ontzeggen en het fysiek onmogelijk te maken dat [geïntimeerden] gebruik kan maken van het pad. Indien in een periode van 4 weken nadat de toegang is ontzegd en/of het gebruik van het pad fysiek onmogelijk is gemaakt, [geïntimeerden] aantoonbaar de afspraken of regels blijft overtreden, zullen [appellant] en [geïntimeerden] binnen 2 weken na die 4 wekenperiode contact leggen met een mediatior met als doel het geschil alsnog op te lossen. Als mediation niet tot een oplossing leidt, heeft [appellant] het recht deze overeenkomst te ontbinden. Een en ander laat onverlet het recht om uitspraak van de rechter te zoeken. " (...)
BIJLAGE 2: GEDRAGSREGELS
(…)
Deze bruikleenovereenkomst is van kracht zolang partijen, de bewoners van de ark zich houden aan de navolgende aanvullende gedragsregels:
(...)
2. Bewoners gedragen zich met respect voor de inpassing van het pad in de groene omgeving en voor de schapen en andere vee en de huisdieren van [appellant] die in de wei
lopen. Dit houdt ook in dat de bewoners waar mogelijk hun bezoekers attenderen op deze bijzondere situatie, zodat ook bezoekers hier rekening mee kunnen houden.
(...)
5. Het pad zal voorzichtig worden bereden, niet vaker dan nodig of functioneel en met
stapvoets snelheid. Voertuigen mogen niet keren in de wei. Zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat naast de verharding in de bermen wordt gereden.”
Het pad is op kosten van [geïntimeerden] aangelegd en daarna op verzoek van [appellant]
verbeterd.
Op 10 mei 2017 is, op kosten van [geïntimeerden] , door het Kadaster een grensreconstructie uitgevoerd met betrekking tot de grens tussen de percelen [nummer 1] en [nummer 3] . [geïntimeerden] - [geïntimeerde 2] en [appellant] zijn bij de meting en vaststelling van de kadastrale grens verschenen.
Op 23 juli 2017 werd [geïntimeerden] erop geattendeerd dat op perceel [nummer 3] (van [geïntimeerden] ), op een strook grond van circa 7 bij 16 meter (hierna: de strook grond), werkzaamheden werden uitgevoerd door [appellant] en dat een hekwerk (c.q. palen met gaas) werd geplaatst.
Bij brief van 24 juli 2017 heeft [geïntimeerden] , via zijn raadsvrouwe, [appellant] gesommeerd het onrechtmatig gebruik van de strook grond te beëindigen, de werkzaamheden op de strook grond te staken, het geplaatste hekwerk te verwijderen en de strook grond terug te brengen in de oorspronkelijke staat.
[geïntimeerden] heeft op 4 augustus 2017 een kort geding procedure gestart. In het kort geding vonnis van 4 september 2017 is bepaald dat [appellant] zijn werkzaamheden op de strook grond op het perceel van [geïntimeerden] diende te staken en [geïntimeerden] de ongehinderde doorgang diende te verschaffen tot het pad ten aanzien waarvan de bruikleenovereenkomst is gesloten. In het vonnis overweegt de voorzieningenrechter dat [appellant] ter zitting heeft verklaard dat hij de handtekening op de bruikleenovereenkomst herkent als zijn handtekening.
[appellant] heeft een meting laten verrichten door een aannemingsbedrijf van zijn perceel en een tekening daarvan laten vervaardigen. Op grond van deze tekening heeft zijn perceel een oppervlakte van 2 are en 82 centiare terwijl [geïntimeerden] een perceel heeft van 7 are en 37 centiare.
Bij brief van 15 juni 2018 heeft [appellant] [geïntimeerden] gesommeerd het gebruik van zijn grond te staken en de bruikleenovereenkomsten opgezegd onder opgave van redenen en met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden. Onder de redenen van opzegging bevinden zich gestelde schendingen van de bepalingen van de bruikleenovereenkomst zoals ten aanzien van het gebruik van het pad, de breedte van het pad, de grasbedekking en de poorten.