ECLI:NL:GHSHE:2023:805

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
20-002990-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van verkrachting met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte was vrijgesproken van verkrachting. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het slachtoffer, een 16-jarig meisje, op 10 oktober 2019 in een park te [plaats]. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. Het hof achtte bewezen dat de verdachte het slachtoffer met geweld en bedreiging had gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte had het slachtoffer in de bosjes getrokken, haar geslagen en bedreigd met geweld. Het hof oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent waren en ondersteund door ander bewijs, waaronder letsel en DNA-bewijs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van drie jaar. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 7.500,- aan het slachtoffer toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002990-21
Uitspraak : 7 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-105652-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde verkrachting. Verder heeft de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en de proceskosten tussen de partijen gecompenseerd.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op zal leggen, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] voor de duur van drie jaren, met twee weken hechtenis per overtreding en dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze geheel zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Door en namens de verdachte is integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daarnaast is aandacht gevraagd voor de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte
(het hof begrijpt: indien door het hof tot een veroordeling en strafoplegging zou worden gekomen). Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij is verzocht, gelet op de bepleite vrijspraak, om de afwijzing dan wel de niet ontvankelijkheidsverklaring van de benadeelde partij in die vordering. Subsidiair is verzocht om het
(het hof begrijpt: eventueel toe te wijzen)schadebedrag aanzienlijk te matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 te [plaats] , althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en/of (die) ander(e) feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] (met kracht) in de bosjes heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- de broek van die [slachtoffer] omlaag heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en/of
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat ze seks met anderen moest hebben voor geld en dat ze de winst 50/50 zouden verdelen en als ze dat niet zou doen hij een neef op haar af zou sturen die mensen vermoord zou hebben en/of dat zij als hoer voor hem, verdachte, zou moeten werken in Amsterdam en als ze dat niet zou doen hij haar kapot zou schieten,
waardoor (aldus) voor die [slachtoffer] een dusdanige (bedreigende) situatie is ontstaan, waarin zij zich niet, althans onvoldoende tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten en/of zich daaraan heeft kunnen onttrekken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 oktober 2019 te [plaats] door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn vinger(s) en penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] (met kracht) in de bosjes heeft getrokken en
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen en
- de broek van die [slachtoffer] omlaag heeft getrokken en
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat ze seks met anderen moest hebben voor geld en dat ze de winst 50/50 zouden verdelen en als ze dat niet zou doen hij een neef op haar af zou sturen die mensen vermoord zou hebben en dat zij als hoer voor hem, verdachte, zou moeten werken in Amsterdam en als ze dat niet zou doen hij haar kapot zou schieten,
waardoor aldus voor die [slachtoffer] een dusdanige bedreigende situatie is ontstaan, waarin zij zich niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten en zich daaraan heeft kunnen onttrekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, Unit Zeden, dossiernummer BHV 2019243413, gesloten d.d. 14 april 2021 (doorgenummerde pagina's
1. tot en met 217), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2019 (pg. 41 t/m 43), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pg. 41)
Op donderdag 10 oktober 2019, omstreeks 20.20 uur, waren wij, verbalisanten, belast met de noodhulp voor het politie teamgebied Leijdal. Op bovengenoemde dag kregen wij de opdracht te gaan naar de [adres 2] te [plaats] in verband met een verkrachting van een 16-jarig meisje, [slachtoffer] . Hierop zijn wij ter plaatse gegaan.
Ter plaatse troffen wij, verbalisanten, de moeder en de oma van [slachtoffer] .
Wij zijn vervolgens samen met de moeder en de oma van [slachtoffer] naar [slachtoffer] gebracht die buiten samen met [getuige 1] (
het hof begrijpt: [getuige 1]), begeleidster van [stichting] , zat te roken. Wij zagen dat [slachtoffer] emotioneel werd bij het zien van haar moeder en haar oma. Vervolgens zijn wij naar een kantoor van [stichting] gegaan om samen met [slachtoffer] en [getuige 1] te praten.
In het kantoor hoorden wij, verbalisanten, [slachtoffer] het navolgende vertellen:
[slachtoffer] gaf aan [verdachte] (fonetisch) een tijdje geleden bij een bushalte te hebben ontmoet. Het klikte wel tussen hen waarop zij telefoonnummers hebben uitgewisseld. Zij had vanavond, donderdag 10 oktober 2019, afgesproken met [verdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte). Zij hadden afgesproken bij een parkje met dieren in de buurt van de [straat 1] te [plaats] . Op enig moment heeft [verdachte] haar aan haar arm de bosjes ingetrokken en begon haar te betasten. Ook sloeg hij haar meerdere malen. Hij trok vervolgens meerdere malen haar broek omlaag. Zij zag echter in eerste instantie kans om haar broek terug omhoog te trekken. Echter, zou [verdachte] nog meer geslagen hebben en haar op de grond hebben geduwd. Hij wist nogmaals haar broek omlaag te krijgen en met zijn vinger haar lichaam vaginaal binnen te dringen. Toen [slachtoffer] op de grond lag, zou [verdachte] een condoom bij zichzelf omgedaan hebben en heeft hij haar verkracht. Hij zou op dat moment haar keel hebben dicht geknepen. Na de verkrachting zou hij het condoom af hebben gedaan en in de bosjes hebben weggegooid. [slachtoffer] gaf aan dat hij haar ook bedreigd had. Zij zou seks met anderen moeten hebben voor geld en dan zouden zij de winst 50/50 delen. Als zij dit niet zou doen dan zou hij een neef hebben die mensen vermoord zou hebben maar daar nog nooit voor gepakt zou zijn.
Het telefoonnummer dat zij van [verdachte] had was [telefoonnummer] .
(pg. 42)
Vervolgens zijn wij, verbalisanten, met [slachtoffer] naar de plek gegaan waar de
verkrachting zou hebben plaatsgevonden. Zij stuurde ons vanaf het terrein van [stichting] linksaf de [straat 1] op. Op de rotonde met de [straat 2] zijn wij rechtsaf de [straat 2] opgegaan. Op de [straat 2] , links, bevindt zich een soort van kinderboerderij. Aldaar zijn wij linksaf de [straat 3] op gereden en voorbij de kinderboerderij, iets verder aan de linker kant, zou het parkje zitten. Dit betrof de [park] te [plaats] . Wij zijn toen samen met [slachtoffer] het parkje ingelopen. Zij toonde ons een bankje met prullenbak. Vervolgens leidde zij ons bij het bankje een soort trapje af en zijn wij (…) naar een bruggetje gelopen dat links van het bankje ligt. Vervolgens leidde zij ons het bruggetje over. Eenmaal het bruggetje over leidde zij ons rechts een bosje in. Zij wees ons toen de plek aan waar zij verkracht was. Zij gaf aan dat hij na de verkrachting op is gestaan, enkele stappen heeft gezet, en aldaar het condoom uit zou hebben geschud en toen in de bosjes zou hebben gegooid.
Op enig moment trof [slachtoffer] zelf het condoom hangend aan een tak aan. Het condoom is veiliggesteld door de forensische opsporing.
(pg. 43)
Slachtoffer : [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum]
te [geboorteplaats 2] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 11 oktober 2019 (pg. 49 t/m 51), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(pg. 49)
Informatief gesprek met: [slachtoffer] (vrouw), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] .
Rol gesprekspartner: Aangever
Datum en tijd gesprek: Donderdag 10 oktober 2019 om 22:53 uur.
Wat is er gebeurd:
Op donderdag 10 oktober 2019 had aangeefster [slachtoffer] (16) afgesproken met een jongeman die ze had leren kennen als ' [verdachte] ' (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte). Hoe zijn achternaam luidde, daar had ze geen idee over. [slachtoffer] had [verdachte] een week of vijf, zes geleden bij een bushalte ontmoet. Aldaar hadden ze wat met elkaar gesproken en telefoonnummers uitgewisseld. Sindsdien hadden ze regelmatig telefonisch contact of spraken elkaar via WhatsApp. Buiten de digitale contactmomenten hadden ze eenmaal eerder fysiek afgesproken. Tijdens deze ontmoeting hadden ze wat 'gechilled'. Er was niets op seksueel vlak gebeurd. Donderdag 10 oktober 2019 waren ze opnieuw een date overeengekomen. Plaats van ontmoeting vormde een parkje met bankje, niet ver van [stichting] in [plaats] , de instelling waar [slachtoffer] verblijft. Hoewel ze om 18:15 uur hadden afgesproken, kwam [verdachte] pas om 18:30 uur opdagen. Ze spraken en dronken wat.
(pg. 50)
Plots zei [verdachte] dat [slachtoffer] met hem mee moest gaan. [slachtoffer] antwoordde dat ze daar wel goed zat en weigerde. Op dat moment pakte [verdachte] haar met zijn rechterhand en sleurde haar iets verder de bosjes in. Hij probeerde de broek van [slachtoffer] omlaag te doen. [slachtoffer] reageerde door telkens haar broek weer op te trekken. Vervolgens stopte [verdachte] een hand aan de voorzijde van haar broek en vingerde hij in haar vagina. [slachtoffer] besloot van de situatie weg te lopen doch kon niet verhelpen dat [verdachte] haar op de grond trok dan wel duwde.
Terwijl [slachtoffer] daar lag sloeg [verdachte] met een vlakke hand in haar gezicht en kneep haar keel dicht. Ook sloeg hij [slachtoffer] in haar linkerzij, ter hoogte van of net boven haar heup. [verdachte] begon tevens allemaal dingen te roepen. Volgens [slachtoffer] zei hij dat zij voor hem geld moest gaan verdienen. Ze zouden daarna de winst 50/50 verdelen. [verdachte] zou haar nummers sturen met wie ze snel moest afspreken. Ook moest ze met zijn neef neuken, dit in haar kont. De neef had erge dingen op zijn geweten waarbij ook doden waren gevallen doch hij was er nooit voor gepakt. Ze moest het voor geld voor hem gaan doen. Terwijl [verdachte] [slachtoffer] toesprak deed hij een condoom om zijn penis. Terwijl [slachtoffer] op haar rug lag had [verdachte] vervolgens onvrijwillige seks met haar. Ze had angst. Onder seks verstaat zij met zijn lul in haar vagina. Nadat hij klaar was stopte het. [verdachte] bracht [slachtoffer] terug naar [stichting] alwaar hun wegen splitsten. Eenmaal binnen
(hof: bij [stichting] )vertelde [slachtoffer] aan haar begeleidster [getuige 2] wat haar even daarvoor was overkomen. Ook begeleidster [getuige 1] werd op de hoogte gebracht.
Waar is het gebeurd : Park nabij [adres 2] [plaats]
Wanneer is het gebeurd : Tussen donderdag 10 oktober 2019 om 19.00 uur en donderdag 10 oktober 2019 om 19.30 uur.
Hoe, wanneer en bij wie is het : Bij terugkomst te [stichting] werd als
feit bekend geworden eerste persoonlijk begeleidster in vertrouwen genomen. Zij kreeg van [slachtoffer] te horen wat haar even daarvoor was overkomen.
(pg. 51)
Is er letsel : Ja, aangeefster verklaarde bij haar keel te zijn geknepen, in haar gezicht en in haar linkerzijde te zijn geslagen.
Is er een arts ingeschakeld : Ja, GGD-arts, [arts] te Breda.
3.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 29 november 2019 (pg. 94 t/m 97), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van [slachtoffer] :
(pg. 94)
Op vrijdag 29 november 2019 om 10:00 uur hoorde [verbalisant 5] op de locatie [adres 3] als slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] .

Verhoorregistratie

Het verhoor werd audiovisueel geregistreerd, onder nummer VRH-2019-11-485178. Bij aanvang van het verhoor deelde ik aan het slachtoffer mee, dat het beeld en geluid van het verhoor werden opgenomen.

Verklaring slachtoffer

Het verhoor werd afgenomen door hoofdagent [verbalisant 5] , gecertificeerd voor het horen van kwetsbare getuigen in zedenzaken.
(…)
Hieronder wordt een weergave gegeven van [het] verhoor. Hierbij dient te worden vermeld dat het een samenvattende weergave is welke op een korte en zakelijke wijze is verwoord.
(pg. 95)
V: Wil je vertellen wat er is gebeurd?
A: Toen mocht ik een keer anderhalf uur weg, en hij (
het hof begrijpt: de verdachte) belde me op “wil je wat drinken” en toen kwam ik daar aan, we hadden afgesproken.
En toen wou ik weggaan en hij trok aan mijn haar de berg af, en
toen is het gebeurd.
(pg. 96)
V: Wat is er dan gebeurd? Over wat voor dingen gaat het dan?
A: Ja, seksueel.
V: Hoe vaak is dat gebeurd, die seksuele dingen met hem?
A: Met hem 1 keer.
V: Hoe ging dat dan?
A: Met geweld. Slaan.
V: Waar sloeg hij mee?
A: Met zijn hand, en hij raakte mijn gezicht en mijn armen.
4.
Het proces-verbaal van studioverhoor d.d. 20 december 2019, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5] , beiden gecertificeerd voor het horen van kwetsbare getuigen in zedenzaken (pg. 102-104), voor zover inhoudende:
(pg. 102)
Wij, verbalisanten,
(hof: respectievelijk verhoorder en regisseur), verklaren met betrekking tot het plaatsgevonden studioverhoor het volgende:
(pg. 103)
Op de direct onder deze alinea geplaatste datum werd in het districtsbureau van politie te Eindhoven, bij de Dienst Regionale Recherche, Studio-HJG Eindhoven, conform het landelijk studioprotocol, een persoon
gehoord. Het verhoor werd gestart omstreeks het hieronder bij "aanvang" genoemd tijdstip.
Datum: 20-12-201
(het hof begrijpt: 20-12-2019)
Aanvang verhoor: 10.00 [uur]

Getuige

Naam: [slachtoffer]
Voornamen voluit: [slachtoffer]
Roepnaam: [slachtoffer]
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2]
Geboortedatum: [geboortedatum]

Geïndiceerde verdachte

Naam: [verdachte]
(pg. 104)
Dit verhoor werd afgenomen en audiovisueel geregistreerd in een daarvoor bestemde ruimte. Deze ruimte bestaat uit twee afzonderlijke vertrekken. Een verhoorkamer en een regiekamer. Deze vertrekken zijn gescheiden door een wand. De regiekamer is door middel van een geluid- en beeldverbinding verbonden met de verhoorruimte. Hierdoor is het verhoor vanuit de regiekamer audiovisueel door middel van een technische voorziening te volgen. De opnamen werden ter beschikking gesteld aan de Korpschef van de Eenheid Oost-Brabant.
5.
Een geschrift, als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder sub 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: Verslag Verbatim verhoor (pg. 1 t/m 25)(het hof begrijpt: van het studioverhoor dat op 20 december 2019 heeft plaatsgevonden), uitgewerkt door beëdigd schrijftolk [schrijftolk] d.d. 19 februari 2023, voor zover inhoudende:
(pg. 1)
Hierbij verklaar ik, T4493 schrijftolk, dat ik op 16-2-2023 een aanvang heb gemaakt met de woordelijke uitwerking van een AVR verhoor. Uit de mij ter beschikking gestelde gegevensdrager (DVD) bleek dat op 18-12-2019
(het hof begrijpt: 20-12-2019)in het bureau van politie te Eindhoven een persoon werd gehoord die bleek te zijn genaamd:
GEHOORDE: [slachtoffer]
(het hof begrijpt: [slachtoffer] )
Met de letter G wordt in deze verslaglegging bedoeld, de Gehoorde [slachtoffer] .
Met de letter V
(het hof begrijpt: V1)wordt in deze verslaglegging bedoeld, de Verhoorster [verbalisant 6] .
(pg. 2)
G: En ehm op een gegeven moment wilde die (
het hof begrijpt: de verdachte)een keer afspreken.
Maar op een gegeven moment was het donderdag en ik wou weg die anderhalf uur.
Hij zei van ja is prima. Spreken we om half 6 was het denk ik dat we hadden afgesproken. Ik weet niet meer hoe laat, 6 uur. Ik moest om half acht terug zijn. Hij kwam een kwartier later.
(pg. 3)
Op een gegeven moment werd ie agressief. Toen zei ik dat ik naar huis ging maar ja, dat was hij niet mee eens. Hij begon te slaan. Begon mij van die berg af te mikkeren, ja tenminste, duwen. Toen heeft ie mij dan ehm van die berg afgehutseld en nam ie mij steeds dieper het park in. En ja, toen heeft ie ja onvrijwillige seks met mij gehad…. En tussendoor heeft ie mij nog ergens in elkaar geslagen. En zo.
V1: En verder?
G: Ja, toen wou ik naar huis want ja ik was helemaal aan het huilen. Ik had een paar keer nee geroepen en zo. En toen zei hij: ik breng jou wel. Dus toen heeft ie mij daar afgezet
(het hof begrijpt: bij [stichting] ). Toen ben ik naar binnen gegaan en toen heb ik het de begeleiding verteld. Maar ja, die begeleiding kwam niet meteen, dus toen ben ik weggelopen en daarna ben ik teruggebracht en toen heb ik mijn verhaal verteld. Maar hij had mij ook nog bedreigd dat als ik niet voor hoer in Amsterdam zou werken dat ik wel dood werd geschoten.
(pg. 4)
V1: Het was op een donderdagavond.
G: Ja.
V1: En jij mocht weg.
G: Ja.
V1: En toen had jij gezegd van nou als je wil, want ik mag nu weg, dan kunnen we mekaar zien, maar jij zegt ik moest op half 8 terug zijn.
G: Ja.
V1: Je zei, tussendoor heeft ie me ook nog in mekaar geslagen.
G: Ik had gewoon veel blauwe plekken omdat hij mij sloeg. Hij had mij geslagen waardoor ik blauwe plekken kreeg en zo en veel pijn.
(pg. 5)
V1: Goed. Wat ik eerst wil weten is: Je hebt het over “hij”. Maar wie is hij?
G: [verdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte).
V1: Wat is precies 1 keer gebeurd?
G: Onvrijwillige seks.
V1: Waar was dat precies die onvrijwillige seks?
(pg. 6)
G: Ik weet niet hoe het heet. Maar gewoon zo’n park.
V1: Waar?
G: In [plaats] .
V1: Wat is eigenlijk seks voor je?
G: Dat snapt u wel.
V1: Ik ga je in details vragen en ik wil het graag van jou horen.
G: Ja, dat is gewoon als een jongen en een meisje samen naar bed gaan. Maar dit was gewoon onvrijwillig.
(…) Piemel in vagina in elkaar gaan, dan heb je seks.
V1: Vertel mij nou eens alles over hoe dat nou ging, dat onvrijwillige seks?
G: Ik had nee gezegd tegen, of tenminste, hij vroeg het niet eens. En toen hij mijn broek wou uittrekken zei ik dat ik niet - ik wil niet. En hij werd daar alleen maar agressiever van. Op een gegeven moment duwde hij mij dat ik op de grond viel en toen trok hij heel de tijd mijn broek uit en ik zei nee stop ermee en ik wil niet en ik trok heel de tijd mijn broek omhoog. Op een gegeven moment begon ik te huilen. Ik raakte gewoon in paniek waardoor ik niet eens kon schreeuwen. Dat is, ik ging meer een beetje trillen en zo en hij begon agressiever te doen en mij op de grond te duwen en ik probeerde op te staan. En ja, toen pakte hij zijn condoom, toen wist ik genoeg en toen wou ik hem duwen en zo en maar ja, hij werd toch agressiever mishandelen. En ja, toen eh deed ie mijn ehm broek uit en toen kon ik niks meer. Dus toen was ik verstijfd en toen was ik bang en huilde ik riep heel de tijd “nee”, maar hij ging toch wel door.
(pg. 7)
V1: Had jij onder die broek nog iets aan?
G: Ja. String.
V1: Een string. Hoe zat dat met die string.
G: Die deed hij ook uit.
V1: En toen jouw broek uit was en die onderbroek. (…) Hoe was jij toen?
(pg. 8)
G: Ja, ik was aan het huilen en ik was bang en ik duwde hem, probeerde hem van mij af te duwen en zo.
V1: Ehm, stond jij toen nog?
G: Nee, ik lag.
V1: Hoe lag jij?
G: Op mijn rug.
G: Zijn broek was niet helemaal uit. Zijn lul hing er gewoon uit. Dat zag ik.
V1: Op je rug en die lul hangt er uit zeg je.
G: Ja.
V1: En toen?
G: Ja, die lul wou in mijn vagina. Maar ik probeerde steeds te draaien.
(pg. 9)
G: Toen pakte hij mij bij mijn schouders en deed mij zeg maar op de grond duwen van ja, luister gewoon naar mij. En ehm toen ik daar lag…. Oh, mij god dit wordt moeilijk
(bedekt gezicht even met twee handen).
V1: Je ligt op de grond.
G: Ja.
V1: Hij probeert jou om te draaien en dan zie ik dat je je handen bij de schouders pakt.
G: Ja, ik wou niet omdraaien, dus ik ging echt terug en toen pakte hij mijn schouders om me tegen die grond aan te duwen.
G: En toen, eh, deed hij erin, maar ik probeerde het eruit te doen.
V1: Waar deed hij het erin?
G: [verdachte] deed die lul in mijn vagina. Maar ik probeer het eruit te halen maar het lukte niet. Op een gegeven moment ging het harder en agressiever en begon die mij op mijn gezicht te slaan en ja toen eh. Toen zei die van ja, ik ben klaar en toen stond ie op en toen wou ik wegrennen maar hij pakte mij bij de hand.
V1: Heb je gezien dat ie een condoom pakte?
G: Nee, maar hij had wel een condoom in zijn hand.
V1: Wat deed ie met dat condoom?
G: Ja, die deed ie om.
V1: Hoe weet je dat, dat ie dat omdeed?
(pg. 10)
G: Omdat ik dat wel zag.
V1: Waar doet ie dat condoom om?
G: Om zijn piemel.
V1: Zei die nog iets tegen jou?
G: Ja. Hij zei blijf liggen en hou je bek.
V1: En jij? Zei jij iets?
G: Ja ik zei stop gewoon, doe normaal.
V1: Hm
G: En toen ie eenmaal d’r in was en agressief ging doen en boven op mij lag, zei die, jij gaat als hoer voor mij werken in Amsterdam, anders schiet ik jou kapot. En je moet geld voor mij verdienen.
V1: Jij ligt op je rug. Je hebt gezien dat ie dat condoom om zijn piemel deed. Hoe was zijn positie toen op dat moment ten opzichte van jou?
G: Hij lag half op mij, hij lag er niet helemaal op. Dus hij hield mij vast mij tegenhouden bij mijn nek.
G: Ik weet dat alleen een arm op mijn buik en langs mijn gezicht lag.
V1: Oké
G: De andere had ie bij mijn nek vast. En eenmaal dat ie bij mijn nek vast had ging die andere hand naar zijn lul.
V1: Hoe waren jouw benen toen?
G: Die waren een beetje wiebelig want ik wou gewoon weg.
V1: Leg me dat eens verder uit.
G: Ik probeerde te trappen. Maar dat lukte niet. Ik kon dat niet.
(pg. 11)
V1: Hoe weet je dat die piemel in jouw vagina zit?
G: Dat voel ik toch?
V1: Wat voel je dan?
G: Pijn.
V1: Hoe komt het dat het pijn doet?
G: Omdat hij nogal agressief erin ging. Want ik was natuurlijk aan het wiebelen en was aan het schreeuwen en hij deed agressief.
(…) Hij ging er hard in.
G: Ik kreeg klappen.
V1: Waar kreeg je klappen?
G: In mijn gezicht.
V1: En waar deed ie mee die klappen geven?
G: Hand.
V1: En waar raakte die jou?
(pg. 12)
V1: Het was in jouw gezicht zeg je.
G: Ja.
V1: En wat deed ie dan met die piemel in jouw vagina?
G: Gewoon hard pijn. Op en neer, gewoon pijn. Heen en weer, doet gewoon pijn.
(pg. 14)
V1: Hoe kon [verdachte] weten dat jij de seks niet wilde?
G: Nou ik schreeuwde, ik schreeuwde – ik zei toch: Nee, ik wil niet.
Ik heb toen gezegd dat ik steeds naar huis wou. Ik probeerde steeds weg te komen en hij duwde. Ik heb de hele tijd nee gezegd.
V1: En wat zei hij dan?
G: Ja, hij zei de hele tijd dat ik mijn bek moest houden en hij werd steeds agressiever.
V1: Hm. Oké. En met dat steeds agressiever.
G: Met slaan en zo.
(pg. 16)
V1: Hoe ver is dan dat bankje dan weer naar je wat zei van eh.
G: Die in het bos.
V1: Hoe ver is dat?
G: Hier zit een bankje en hier tegenover zit dat bos. Dus als je dan die berg over gaat, dan kom je in dat bos.
(…) Dan bankje zit tegen een berg aan. Het is geen berg. Het is gewoon een heuvel. Ik noem dat een berg.
V1: Want hoe kom jij van dat bankje?
G: Ja, hij heeft mij meegesleurd.
V1: Hoe deed ie dat dan?
G: Eerst trok ie aan mijn haren en daarna trok ie aan mijn… Trui en handen en ja, hij trok overal aan. Ik was gewoon bezig met: ik wil wegkomen.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2020 (pg. 120), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Ik verbalisant [verbalisant 7] heb de veiliggestelde gegevens bekeken van de telefoon van [slachtoffer] .
Ik heb aan de hand van de betrokkenen die tot nu toe naar voren zijn gekomen in het onderzoek contact [verdachte] aangetroffen.
[verdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte) [telefoonnummer] . Dit was tevens een Whatsapp contact.
7.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 23 november 2021, pg. 2, voor zover inhoudende als de verklaring van verdachte:
Het nummer [telefoonnummer] was mijn telefoonnummer ja.
8.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2019 (pg. 67 t/m 71), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van [aangever] , namens het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] :
(pg. 67)
Feit : Verkrachting
Plaats delict : [plaats]
Pleegdatum/tijd : Op donderdag 10 oktober 2019.
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord aangeefster
O: Opmerking verbalisant
(pg. 68)
V: Namens wie komt u aangifte doen?
A: Mijn dochter [slachtoffer] .
V: Tegen wie doet u aangifte?
A: Ene [verdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte).
V: Wie is dit?
A: Hij heeft een keer naar [slachtoffer] gebeld toen ik erbij zat. Hij praatte nogal hard en hij zei dat ze naar buiten moest komen. Ik zei dat ze niets moest en toen heeft [slachtoffer] opgehangen. Dit was de dag voor de verkrachting. Dat was 9 oktober 2019.
O: Vertel eens vanaf het begin wat u ervan weet.
A: Ik had avonddienst
(het hof begrijpt: op 10 oktober 2019)en werd gebeld om half 8
(het hof begrijpt: in de avond)door de moeder van een vriendin van [slachtoffer] . [slachtoffer] zou in paniek zijn en er was iets aan de hand. Ze was aan het rennen en in paniek. [slachtoffer] was kennelijk al een keer naar binnen gegaan bij [stichting] , maar daar was geen begeleiding waardoor ze weer naar buiten is gerend. Ik hoorde dit later van [slachtoffer] .
Ik belde de begeleiding van [stichting] en die bevestigde dat [slachtoffer] erg in paniek was. Ik ben naar [stichting] gereden samen met de moeder van mijn man. [stichting] is in [plaats] .
Ik kwam daar tegelijk aan met de politie en we zijn naar boven gegaan met de politie. Daar troffen we [slachtoffer] overstuur aan. Ze pakte me vast en ze moest huilen.
(pg. 69)
In de ochtend
(het hof begrijpt: van de volgende dag)heeft [slachtoffer] me zelf om 10.00 uur gebeld met de vraag of we langs wilde komen. Ze was bang en voelde zich niet veilig. [getuige 1]
(het hof begrijpt: [getuige 1] )had dit beaamd en verteld dat [slachtoffer] heel de ochtend onder de douche had gestaan vanaf 6 uur en er niet onderuit wilde komen.
Mijn man en ik zijn om 12.00 uur aangekomen bij [stichting] . Ze was nog erg overstuur. Ze vertelde dat het om [verdachte] ging en ze was ontzettend bang voor hem.
Over het feit zelf zegt ze dat ze zich ontzettend vies voelde. Ze was continu aan het huilen.
Op zondag
(het hof begrijpt: zondag 13 oktober 2019)zijn mijn man en ik op bezoek gegaan bij [slachtoffer] . Toen begon ze er wel over te praten. Ze zei dat ze werd geslagen, ze liet de krassen in de nek zien. Ze zei dat hij haar verkracht heeft. Ze vertelde dat ze het ook voor geld moest doen. Ook had ze het kort over een neef van [verdachte] maar daar ging ze niet verder op door toen wij ernaar vroegen. Ze was aan het huilen.
(pg. 70)
V: Wat vertelde ze nog over [verdachte] ?
A: [slachtoffer] heeft verteld dat ze [verdachte] een paar weken geleden was tegengekomen bij de bushalte.
V: Hoe gaat het nu met [slachtoffer] ?
A: Niet goed. Zwaar angstig, ze belt me elke dag. Ze voelt zich nog steeds smerig waardoor ze nu vijf keer per dag mag douchen. Ze krijgt slaapmedicatie omdat ze anders slecht slaapt.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
9.
Een geschrift, als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder sub 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: rapportage van [betrokkene ] (pg. 92 t/m 93), pedagogisch medewerker, behandelgroep [behandelgroep] , [adres 2] te [plaats] , voor zover inhoudende:
(pg. 92)
Rapportage 10-10
(het hof begrijpt: 10-10-2019)
Vanavond tijdens het eten vraagt [slachtoffer]
(het hof begrijpt: [slachtoffer] )of ze toch om 18.00 uur wel gebruik mag maken van haar 1,5 uur. Ze geeft aan dat ze met ene [verdachte] heeft afgesproken. Gevraagd waar ze deze jongen van kent. Ze zegt dat ze hem heeft ontmoet bij de bushalte een aantal weken geleden Hij woont op de grens van [plaats] / [plaats] . Ze heeft al eerder met hem afgesproken.
Om 19.40 uur appt [slachtoffer] of er iemand kan komen. Wanneer we 5 minuten later richting de receptie lopen staat [slachtoffer] helemaal in paniek en huilend daar met de beveiliging en een collega van [een] andere afdeling.
[slachtoffer] is erg overstuur. Ze vertelt dan dat er iets heel ergs is gebeurd. Daar vertelt [slachtoffer] dat deze [verdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte) haar heeft verkracht. [slachtoffer] vertelt dat ze heeft afgesproken bij een parkje met [verdachte] . Dan wil hij [slachtoffer] meenemen naar de bosjes maar [slachtoffer] geeft aan daar goed te zitten. Hierop trekt hij haar mee de bosjes in en betast [slachtoffer] . Hij slaat haar meerdere malen in haar gezicht en op haar lichaam. Hij vingert haar en later pakt hij een condoom en gaat met zijn penis in haar vagina. [slachtoffer] is bang en durft niet te roepen. [verdachte] geeft aan dat hij zijn neef erbij wil hebben en deze zou haar wel in haar kont neuken. Deze neef zou meerdere doden op zijn naam hebben, vertelt [verdachte] . [verdachte] benoemd dat hij wil dat [slachtoffer] “dingen” moet gaan doen voor geld.
Nadat [slachtoffer] haar verhaal heeft verteld wil ze gaan douchen.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 december 2019 (pg. 109 t/m 113), voor zover inhoudende als weergave van de verklaring van getuige [getuige 1] ,(het hof begrijpt: domicilie kiezende: [adres 2] te [plaats] ):
(pg. 109)
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord getuige
O: Opmerking verbalisanten
(pg. 110)
A: Ik werk sinds juni 2019 bij [behandelgroep] van [stichting] .
V: Hoe lang ken je [slachtoffer] al?
A: Vanaf het moment dat ze opgenomen werd bij ons, dus vanaf begin augustus 2019 en ze is gebleven tot het moment van de verkrachting en toen is ze opgenomen in een gesloten instelling.
V: Hoe vaak had je contact in de periode dat ze nog bij jullie woonde?
A: Dagelijks, meerdere keren op een dag.
V: Wat waren de vrijheden van [slachtoffer] ?
A: In het begin heb
(het hof begrijpt: had)ze helemaal geen vrijheden, maar je kan je vrijheden opbouwen en toen had zij uiteindelijk 1,5 uur op een dag, dan kan ze zelf naar de winkel en zij ging dan chillen.
(pg. 112)
A: De bewuste avond bleef zij hameren dat zij om 18.00 uur buiten moest zijn. Ik vroeg met wie ze wat ging doen. Ze zei dat het een vriend was (..) en dat het de jongen van de bushalte was.
V: Wat heb je gehoord over wat er gebeurd was op donderdag 10 oktober 2019?
A: Ze stuurde mij een appje. Daarin vroeg ze waar wij waren. Ik zei dat we koffie aan het drinken waren. Het was iets van 19.40 uur. Ze zei dat ze bij de unit was en ze vroeg of ik kon komen. Ik ben naar haar toe gelopen, trof haar bij de receptie aan, ze was daar met een collega van een andere afdeling, die haar op de parkeerplaats had aangetroffen en mee naar binnen [had] genomen. Toen ze mij zag viel ze huilend in mijn armen. Ik heb haar even meegenomen en toen ben ik alleen met haar gaan praten. Ze vertelde mij dat er iets ergs was gebeurd, dat ze het niet kon vertellen. Ik vroeg of de jongen dingen had gedaan die zij niet wilde en toen zei ze dat dit zo was. Ik vroeg haar om te vertellen wat er gebeurd was en toen zei ze dat die jongen haar ophaalde met de fiets, toen zijn ze naar een parkje gegaan. Daar hebben ze wat gedronken. Hij wilde haar meenemen naar de bosjes en [slachtoffer] gaf aan dat ze dat niet wilde. Uiteindelijk heeft hij haar toch mee naar die bosjes genomen en toen heeft hij haar betast en verkracht, hij heeft wel een condoom gebruikt. Hij heeft haar ook geslagen en het was in het begin ook nog wel rood op haar rechterwang. Ik vroeg hoe ze terug was gekomen en toen zei ze dat ze wel weer bij hem achter op de fiets is teruggekomen, ze was bang dat hij anders nog bozer zou worden. Ze had grassprieten op haar kleding. Ze voelde zich heel vies, ze wilde heel graag gaan douchen, maar ik zei dat ze dat beter niet kon doen in verband met sporen. Zij wilde ook contact opnemen met de politie en toen heb ik de politie gebeld en die waren er heel snel.
Ik vroeg wat er door haar heen ging
(het hof begrijpt: ten tijde van het gebeuren)en ze zei dat ze heel bang was.
(pg. 113)
V: Wat weet jij van die jongen?
A: Dat ze hem kent van een bushalte in [plaats] , dat ze daar aan de praat met hem is geraakt, hebben ze telefoonnummers uitgewisseld, hebben ze contact via WhatsApp en spraken ze af.
11.
Een geschrift, te weten een rapportage zeden- en letsel onderzoek (Forensisch Medisch Onderzoek) d.d. 11 oktober 2019, opgemaakt door [forensisch arts] , Forensisch Arts, GGD West-Brabant (pg. 52 t/m 63), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
(pg. 52)
Meldster: Mevr. [slachtoffer]
Geboren op [geboortedatum] , te [geboorteplaats 2] .
(pg. 53)
Aanvulling informatie door meldster
Mevr. gaf aan dat zij in het gezicht (onbedekte huid) geslagen zou zijn, bij de keel/hals (onbedekte huid) gegrepen zou zijn en verder links aan de flank (met kledij bedekte huid) geslagen zou zijn.
(pg. 54)
Letselonderzoek
Letsels:
- Links aan de hals (achter het linkeroor en tot in de haargrens) waren 3 scherp begrensde roze lijnvormige huidverkleuringen door onderhuidse bloeduitstorting (met mogelijk enige oppervlakkige huidbeschadiging) van ca. 1,2, ca. 1,3 en ca. l,7 cm lengte, enigszins verticaal georiënteerd ten
aanzien van de lengteas van het lichaam, waarvan 2 enigszins in elkaars verlengde gelegen.
- Links aan de hals (onder de kaaklijn links, meer voorwaarts dan bovengenoemde letsels) waren 3 scherp begrensde roze lijnvormige huidverkleuringen door onderhuidse bloeduitstorting (met mogelijk enige oppervlakkige huidbeschadiging) van ca. 1, ca. 2 en ca. 2,5 cm lengte, enigszins horizontaal georiënteerd ten aanzien van de lengteas van het lichaam, enigszins evenwijdig aan elkaar gelegen.
(pg. 55)
- Rechts aan de hals (achter het rechteroor) was een (paars)roze huidverkleuring door onderhuidse bloeduitstorting, naar bovenzijde relatief scherp begrensd en hier wat ovaal van vorm, naar onderzijde vaag begrensd, van ca. 1,5 x 2 cm.
- Aan pinkzijde van de rechteronderarm was een roze huidverkleuring door onderhuidse bloeduitstorting, wat rechthoekig/streepvormig van aspect met aan de lange zijde een rechtlijnig en scherp begrensd aspect en centraal een vager en bleker aspect, in lengterichting van de arm verlopend, van ca. 1,5 x 6 cm.
- Enigszins in het verlengde van bovengenoemd letsel aan de onderarm waren aan de pinkzijde/zijkant van de rechterhand 2 bleke tot roze lijnvormige oppervlakkige huidbeschadigingen. 1 was dwars op de lengterichting van de arm georiënteerd en was ca. 0,7 cm lang, de andere was in de lengterichting van de arm georiënteerd en was ca. 0,6 cm lang.
- Aan voorzijde van het onderbeen links, net onder en binnenwaarts van de linkerknie, was een deels wat vaag begrensde paarse huidverkleuring door onderhuidse bloeduitstorting van ca. 3,5 x 6 cm.
- Aan achterzijde van het bovenbeen links was een roze, ronde huidverkleuring door onderhuidse bloeduitstorting van ca. 1 x l cm.
(pg. 56)
Interpretatie bevindingen:
De beschreven onderhuidse bloeduitstortingen zijn opgelopen door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend dan wel samendrukkend geweld. Zij kunnen zijn opgelopen door bijvoorbeeld geslagen worden, vallen, zich stoten, et cetera. De letsels aan de hals links en rechts kunnen goed passen bij samendrukkend geweld aan de hals door gebruik van een hand (met duim aan 1 zijde van de hals en overige vingers aan andere zijde van de hals). De door mevr. aangegeven pijn aan de flank links, indien reëel, kan eveneens passen bij oplopen door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend dan wel samendrukkend geweld.
12.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 21 februari 2023, voor zover inhoudende:
Op 10 oktober 2019 hadden [slachtoffer] en ik afgesproken in een parkje te [plaats] . We hebben daar op een bankje gezeten. Ik ben samen met [slachtoffer] een heuveltje afgegaan richting de bosjes. In de bosjes heb ik seks met [slachtoffer] gehad. Ik heb [slachtoffer] gevingerd in haar vagina. Daarna is mijn penis in haar vagina gegaan. Ik heb een condoom omgedaan.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het tenlastegelegde betoogd. Daartoe is kort gezegd – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat de seksuele gemeenschap vrijwillig heeft plaatsgevonden met wederzijds goedvinden tussen de verdachte en de aangeefster. De verklaringen van aangeefster zijn niet betrouwbaar, gelet op de inconsistenties in deze verklaringen alsmede op de verklaring van getuige [getuige 1] dat aangeefster veel liegt. Daarnaast is enkel het vastgestelde letsel bij aangeefster (waarvan de causaliteit met het tenlastegelegde niet vastgesteld kan worden) onvoldoende om te spreken van dwang of geweldstoepassing in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Resumerend is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen, hetgeen dient te leiden tot integrale vrijspraak, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier zit om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen. Daartoe is kort gezegd – op gronden zoals verwoord in het requisitoir – aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn nu deze in de kern consistent zijn geweest en slechts kleine afwijkingen bevatten die niet maken dat de verklaringen in hun geheel onbetrouwbaar zijn. Bovendien worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door het bij aangeefster geconstateerde letsel, de waargenomen emoties, het DNA-bewijs omtrent het aangetroffen condoom en het appverkeer tussen de verdachte en de moeder van aangeefster.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Wat betreft het bewijs in zedenzaken is niet vereist dat de ontucht zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, mits de verklaring van de aangever maar op specifieke punten bevestiging vindt in het overige bewijsmateriaal en tussen een en ander niet een te ver verwijderd verband bestaat. Afweging en beoordeling daaromtrent dienen plaats te vinden op basis van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval.
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, blijkt dat aangeefster [slachtoffer] op 10 oktober 2019 had afgesproken met de verdachte in een parkje te [plaats] . Nadat aangeefster op enig moment te kennen heeft gegeven dat ze naar huis wilde gaan, heeft de verdachte aangeefster van het bankje gesleurd en aan haar haren en armen getrokken van een heuveltje af in de richting van een bosje. In de bosjes heeft de verdachte meermalen getracht de broek van aangeefster naar beneden te trekken. De verdachte stopte vervolgens een hand aan de voorzijde van de broek van aangeefster en vingerde haar in haar vagina. Verdachte heeft aangeefster richting de grond geduwd, terwijl aangeefster riep dat ze niet wilde en haar broek omhoog trachtte te krijgen. Aangeefster probeerde op te staan maar de verdachte duwde haar op de grond, op haar rug. Daarnaast sloeg de verdachte aangeefster in haar gezicht, op haar armen en boven haar heup. Tevens heeft hij de keel van aangeefster dichtgeknepen met één hand. Vervolgens heeft de verdachte een condoom om zijn penis gedaan en zijn penis in de vagina van aangeefster geduwd/gebracht. Verder heeft de verdachte tegen aangeefster gezegd: ‘dat ze seks met anderen moest hebben voor geld en dat ze de winst 50/50 zouden verdelen en als ze dat niet zou doen hij een neef op haar af zou sturen die mensen vermoord zou hebben en dat zij als hoer voor hem, verdachte, zou moeten werken in Amsterdam en als ze dat niet zou doen hij haar kapot zou schieten.’ Nadat de verdachte klaar was, is aangeefster door verdachte afgezet bij [stichting] , waar zij – overstuur en in paniek – is opgevangen door de begeleiding van [stichting] en uiteindelijk haar moeder, haar oma en de politie. Bij aangeefster zijn door een forensisch arts bloeduitstortingen geconstateerd, welke kunnen zijn opgelopen door te zijn geslagen. Tevens is er letsel in de hals van aangeefster geconstateerd, dat goed past bij samendrukkend geweld aan de hals door gebruik van één hand. Voorts heeft de begeleidster van aangeefster kort na het incident een rode wang bij aangeefster waargenomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend op 10 oktober 2019 te [plaats] seks te hebben gehad met aangeefster, haar te hebben gevingerd in haar vagina en met zijn penis in haar vagina te zijn gegaan, waarbij hij een condoom heeft omgedaan.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat er sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .
Anders dan de raadsman acht het hof de verklaringen van aangeefster betrouwbaar, nu zij niet op zichzelf staan maar afdoende ondersteund worden door ander bewijs, te weten de bij aangeefster geconstateerde letsels, de door diverse personen waargenomen emoties bij aangeefster en de verklaring van de verdachte zelf (voor zover bruikbaar voor het bewijs), zoals die hiervoor bij de bewijsmiddelen zijn weergegeven. Dat er bij nauwkeurige vergelijking van de door aangeefster afgelegde verklaringen kleine verschillen zijn te constateren over de volgorde van de handelingen en de exacte omschrijving van de handelingen, doet daaraan naar het oordeel van het hof niet af, gelet op de consistentie van haar verklaringen op essentiële onderdelen.
Daarnaast doet de verklaring van getuige [getuige 1] - de begeleidster van aangeefster - dat aangeefster veel liegt niet af aan de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, nu aangeefster over de afspraak met de verdachte richting [getuige 1] op voorhand eerlijk is geweest en uit de gehele verklaring van [getuige 1] niet volgt dat zij met deze opmerking doelt op hetgeen heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en aangeefster op 10 oktober 2019. Ook uit de rapportage van [betrokkene ] , de pedagogisch medewerker van de behandelgroep [behandelgroep] , kan niet worden afgeleid dat aangeefster heeft gelogen over haar afspraak met verdachte. Integendeel, na doorvragen van [betrokkene ] , geeft aangeefster aan dat zij een afspraak heeft met ene [verdachte] , die zij van de bushalte kent.
Gelet op voorgaande hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat de seksuele gemeenschap en het vingeren van aangeefster op vrijwillige basis heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft daarbij verder in aanmerking genomen dat de verdachte, als hem door de politie na zijn aanhouding op 9 juni 2020 wordt voorgehouden dat hij wordt verdacht van een verkrachting op 10 oktober 2019 te [plaats] (pg. 25) waarbij het zou gaan om [slachtoffer] , die toen 16 jaar oud was en verbleef bij [stichting] te [plaats] en die hem bij de bushalte zou hebben ontmoet (pg. 26), bij de politie heeft verklaard dat hij aangeefster niet kende, nooit in [plaats] was geweest, niet met haar op 10 oktober 2019 heeft afgesproken en bovendien niet het telefoonnummer van aangeefster dat in zijn telefoon stond
(het hof begrijpt: telefoonnummer [telefoonnummer] )kende noch ooit telefonisch contact met haar heeft gehad. Pas op het moment dat de DNA-resultaten omtrent het aangetroffen condoom op de plaats delict bekend waren geworden en de verdachte daarvan kennis heeft kunnen nemen, heeft de verdachte zich aanvankelijk, daarmee geconfronteerd door de politie op 30 december 2020, op zijn zwijgrecht beroepen (pg. 141) en voor het eerst ter terechtzitting in eerste aanleg op 23 november 2021 een verklaring afgelegd omtrent zijn (seksuele) contact met aangeefster dat volgens zijn verklaring dan wel op 10 oktober 2019 zou hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft daarbij weliswaar verklaard dat hij in verband met zijn relatie niet eerder de waarheid heeft gesproken over het contact met aangeefster, maar dat neemt niet weg dat het dus de verdachte is geweest die duidelijk heeft gelogen over zijn contacten met aangeefster. De stelling van de verdachte dat hij bij het verhoor van de politie niet zou hebben geweten over wie het ging gaat naar het oordeel van het hof niet op, nu de politie bij de verhoren aan de verdachte heel nadrukkelijk heeft voorgehouden om wie het ging, waar het zou hebben plaatsgevonden en wat er – volgens aangeefster – zou zijn gebeurd.
Al hetgeen hiervoor is overwogen brengt het hof ertoe de verklaring van de verdachte dat het seksuele contact met aangeefster op vrijwillige basis zou hebben plaatsgevonden als ongeloofwaardig ter zijde te schuiven.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich op 10 oktober 2019 schuldig gemaakt aan verkrachting van het slachtoffer [slachtoffer] . De verdachte heeft met het slachtoffer afgesproken in een park te [plaats] en is met geweld en bedreiging met geweld met zijn vinger(s) en penis seksueel binnengedrongen in het lichaam van het slachtoffer. Dergelijke handelingen, van welke aard en intensiteit en onder welke omstandigheden ook, vormen een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De verdachte heeft door zijn bewezenverklaarde handelen op grove wijze misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van het 16-jarige slachtoffer en heeft tevens de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer zeer ernstig geschonden. Hij heeft zich hierbij laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en geen rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen daar nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van ondervinden.
Uit de ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaring komt naar voren dat het handelen van de verdachte tot op de dag van vandaag grote invloed op het leven van het slachtoffer en haar familie heeft. Het slachtoffer heeft verschillende therapieën gevolgd om het bewezenverklaarde te verwerken en deze zijn thans nog niet afgerond. Zij ervaart daarnaast paniekaanvallen, stress, nachtmerries en verdriet vanwege de herbelevingen van het incident en zal dit haar leven lang bij zich dragen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 januari 2023 waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Door de verdediging is ten overstaan van het hof naar voren gebracht dat onderhavige zaak veel stress heeft opgeleverd. De verdachte slaapt slecht en heeft nachtmerries, hetgeen hem belet in zijn normale gang van zaken en zijn leven. Verder zit de verdachte reeds voor een langere tijd in de ziektewet. Hij zit daarnaast in een intakefase bij [psycholoog] (psychologen van nu), alwaar hij graag behandeld zou willen worden.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof is, met de advocaat-generaal, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden is. De door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte brengen het hof niet tot een ander oordeel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Daarnaast zal het hof, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten, aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opleggen, in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] . Het hof heeft daarbij gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde.
De verdachte zal worden bevolen zich gedurende drie jaren te onthouden van enig contact met [slachtoffer] , op de wijze zoals in het dictum is vermeld. Hierbij zal vervangende hechtenis worden toegepast voor het geval niet aan deze vrijheidsbeperkende maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor elke overtreding van de maatregel met een maximum van zes maanden.
Voor de dadelijke uitvoerbaarheid als door de advocaat-generaal gevorderd ziet het hof onvoldoende wettelijke basis, zodat het hof daartoe niet zal overgaan.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg met betrekking tot het tenlastegelegde een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak van het tenlastegelegde. Subsidiair is gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel aanzienlijk gematigd dient te worden, nu het aannemelijk is dat de gevorderde schade van de benadeelde partij is ontstaan uit een eerder incident waarbij de verdachte niet betrokken was. Er is derhalve onvoldoende causaal verband tussen de door aangeefster geleden schade en het tenlastegelegde waardoor er geen sprake is van rechtstreekse schade.
Het hof overweegt als volgt.
Als een slachtoffer als gevolg van een strafbaar feit naar objectieve maatstaven vast te stellen geestelijk letsel oploopt, dan is er sprake van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ zoals bedoeld in de wet. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. Op grond van het schadeonderbouwingsformulier, gevoegd bij het verzoek tot schadevergoeding d.d. 1 november 2021, en de bijlagen blijkt dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde uit huis is geplaatst middels een crisismachtiging gesloten jeugdzorg. Vervolgens is de benadeelde met ingang van januari 2020 in behandeling gegaan bij Silver Psychologie in verband met traumaklachten. Op 18 juni 2020 heeft vervolgens een intake plaatsgevonden bij de instelling [instelling 2] , waarna ambulante behandeling en EMDR-therapie hebben plaatsgevonden wegens de door het bewezenverklaarde opgelopen PTSS. De benadeelde is door het incident angstig geworden en heeft last van paniekaanvallen. Daarnaast is de benadeelde partij suïcidaal geworden waarvoor zij opgenomen is geweest.
Naar het oordeel van het hof is daarmee voldoende onderbouwd dat het bewezenverklaarde dermate ingrijpende gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer dat de in artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Het hof acht het, gelet op vorenstaande, billijk om een bedrag ad
€ 7.500,- aan immateriële schade toe te wijzen. De wettelijke rente zal het hof toewijzen vanaf de pleegdatum, zijnde 10 oktober 2019, tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het resterende deel van de gevorderde immateriële schade is het hof van oordeel dat behandeling daarvan nadere bewijslevering zou vergen, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten. Deze proceskosten zijn tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 7.500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
legt opde maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] ;
beveeltdat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan;
de duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
de totale duur van de ten uitvoer te leggen vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste
6 maanden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2019 tot aan de dag der voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2019 tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 72 (tweeënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 7 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.