ECLI:NL:GHSHE:2023:798

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
200.315.646_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verhuur van de woning van de rechthebbende door de bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de bewindvoerder om een machtiging tot verhuur van de woning van de rechthebbende, de moeder. De bewindvoerder, die de dochter van de rechthebbende is, had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de kantonrechter, maar dit was afgewezen. De moeder, geboren in 1936, woont sinds oktober 2021 in een verzorgingstehuis en kan niet meer terugkeren naar haar woning. De bewindvoerder stelde dat de woning leegstaat en dat dit niet in het belang van de moeder is, vooral omdat de waarde van de woning vanaf 2024 zal meetellen bij de berekening van de eigen bijdrage voor de zorg. De bewindvoerder verzocht om de woning te verhuren voor € 1.300,- per maand, met de intentie dat de woning in de familie blijft.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2023 was de moeder niet aanwezig, wat het hof ertoe bracht om haar niet te horen, gezien haar gezondheidstoestand. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat verhuur in het belang van de moeder is en dat de financiële belangen niet geschaad zouden worden. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en verleende de bewindvoerder de gevraagde machtiging tot verhuur, met de voorwaarde dat zij eerst een machtiging van de kantonrechter moet verkrijgen voor het oversluiten van de hypotheek.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van de belangen van de rechthebbende en de noodzaak om de woning niet leeg te laten staan, wat financieel nadelig zou zijn voor de moeder. Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 maart 2023
Zaaknummer: 200.315.646/01
Zaaknummer eerste aanleg: NL:TZ:0000224248:B001 beschikkingsnummer 001
in de zaak in hoger beroep van:
[de bewindvoerder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. N.A. Boelhouwer.
Met betrekking tot de rechthebbende:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen: de moeder.
In het kort:
Deze zaak gaat om het verzoek van de bewindvoerder om een machtiging tot verhuur van de woning van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Tilburg, van 7 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift (tevens inhoudende een nieuw subsidiair verzoek) met producties, ingekomen ter griffie op 7 september 2022, heeft de bewindvoerder verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog de machtiging af te geven tot verhuur van de woning van de moeder aan de [adresgegevens] te [woonplaats] .
Subsidiair verzoekt de bewindvoerder om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een machtiging te geven tot verkoop van de woning van de moeder aan de [adresgegevens] te [woonplaats] over te gaan aan de bewindvoerder voor een bedrag van € 325.000,-, alsmede een machtiging af te geven tot het verstrekken van een hypotheek aan de bewindvoerder ter hoogte van € 175.000,- dan wel een zodanige beslissing als het hof zal bepalen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de bewindvoerder, bijgestaan door mr. Boelhouwer.
2.2.1.
De rechthebbende is niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- aantekening van de zitting bij de kantonrechter op 27 mei 2022;
- het verzoekschrift in eerste aanleg met bijlagen van 28 april 2022.

3.De feiten

3.1.
De rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats] . Zij is sinds [overlijdensdatum] 2011 weduwe. De bewindvoerder is de (enige) dochter van de rechthebbende.
3.2.
Bij beschikking van 21 februari 2022 heeft de kantonrechter van de rechtbank ZeelandWest-Brabant, locatie Tilburg, voor zover thans van belang, over de goederen die aan de moeder als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld, met benoeming van de dochter tot bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank ZeelandWestBrabant, locatie Tilburg het verzoek van de dochter tot machtiging om de woning van de betrokkene te verhuren afgewezen.
4.2.
De bewindvoerder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De motivering van de beslissing

Standpunt
5.1.
De bewindvoerder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan. De moeder is in oktober 2021 naar een verzorgingstehuis gegaan en zal niet meer terug kunnen keren naar haar eigen woning. De woning staat dus leeg en dat is niet in het belang van de moeder. Vanaf januari 2024 zal de eigen woning gaan meetellen bij het vermogen en zal zodoende de eigen bijdrage die de moeder verschuldigd is in verband met haar verblijf in het verzorgingstehuis, hoger worden. De bewindvoerder wil de woning van de moeder niet verkopen maar eerst verhuren zodat een van de dochters van de bewindvoerder de woning over een aantal jaren kan kopen. De woning blijft op die manier in de familie en dat is wat de moeder graag wil. Ook financieel is dit in het belang van de moeder omdat door de huuropbrengsten de spaargelden van de moeder zullen toenemen. Het is, gezien de huidige woningnood, onverantwoord om de woning leeg te laten staan. De bewindvoerder kan de gemeubileerde woning voor € 1.300,- per maand (exclusief gas, water, elektra) verhuren. De woning verkeert in goede staat, zo is ook uit het taxatierapport gebleken. Er zijn dan ook geen onnodige risico’s en mocht het onverhoopt nodig zijn dat er groot onderhoud wordt verricht aan de woning dan is er voldoende spaargeld beschikbaar. Door de huurinkomsten gaat de moeder er financieel niet op achteruit.
Horen rechthebbende
5.2.
De moeder is opgeroepen in hoger beroep, maar tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen. Voor het hof is op grond van de processtukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, duidelijk dat de moeder in verband met haar gezondheid niet in staat is om haar mening kenbaar te maken ten aanzien van het geschilpunt dat aan het hof is voorgelegd. De bewindvoerder heeft desgevraagd aangegeven dat de moeder weliswaar besef heeft van het feit dat ze niet meer naar huis zal terugkeren en dat het voornemen bestaat de woning te verhuren, maar slechts incidenteel daarover in gesprek kan met de moeder. Gezien de hoge leeftijd van de moeder, het feit dat zij vanwege hersenletsel in het verzorgingshuis woont met een indicatie 5 (beschermd wonen met intensieve zorg) en de kantonrechter bij de instelling van het bewind heeft geoordeeld dat zij wegens haar geestelijke en/of lichamelijk toestand niet in staat is toestemming te geven voor beschikkingshandelingen, heeft het hof er van afgezien om de moeder te horen.
Wettelijk kader
5.3.
Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) behoeft de bewindvoerder toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter, voor het beschikken en aangaan van overeenkomsten tot beschikking over een onder het bewind staand goed.
Hetzelfde geldt op grond van het in dat artikel onder c bepaalde voor de rechtshandeling waarbij geld wordt geleend of de rechthebbende als borg of medeschuldenaar wordt verbonden.
5.4.
Aan de machtiging van de kantonrechter komt men pas toe ingeval van wilsonbekwaamheid of van weigering door de rechthebbende om toestemming te geven. De kantonrechter heeft bij het instellen van het bewind bij zijn beschikking van 21 februari 2022 (9595420 \ OV VERZ 21-12372 en 9650221 \ OV VERZ 22-537) vastgesteld dat de rechthebbende niet in staat is om zelf aan de bewindvoerder toestemming te geven voor het doen van beschikkingshandelingen.
Beoordeling door het hof
5.5.
Het hof is anders dan de kantonrechter van oordeel dat de door de bewindvoerder verzochte machtiging tot verhuur van de woning van de rechthebbende dient te worden verleend. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking.
5.6.
Uit productie 7 bij het beroepschrift blijkt dat de moeder een indicatie heeft op grond van de ‘Wet langdurige zorg’ (Wlz-indicatie) op basis waarvan zij in een zorginstelling woont. Volgens de verklaring van de bewindvoerder zal de moeder niet meer terug keren naar haar woning, hetgeen het hof gelet op de omstandigheden aannemelijk acht. Het hof is het met de bewindvoerder eens dat het niet in het belang van de moeder is dat de woning leeg blijft staan.
Het is voorts op grond van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken voldoende aannemelijk dat de tijdelijke verhuur van de woning in de lijn van de wens van de moeder ligt, om zodoende te bewerkstelligen dat de woning over een paar jaar aan de oudste kleindochter verkocht kan worden en de eigendom van de woning binnen de familie blijft.
5.7.
Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is niet gebleken dat de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende zich hier tegen verzetten. Het hof acht hierbij het volgende van belang.
5.8.
Omdat de moeder sinds 2021 in een zorginstelling woont, zal de waarde van de woning vanaf het jaar 2024 betrokken worden bij de berekening van de eigen bijdrage voor de zorg. Niet onaannemelijk is dat de moeder dan een aanzienlijk hogere eigen bijdrage dan nu het geval is, ongeveer € 800,- per maand meer, verschuldigd zal zijn. Dit zal ook het geval zijn wanneer de woning nu verkocht wordt, aangezien de verkoopopbrengst dan eveneens meegenomen zal worden in die berekening.
De kleindochter heeft interesse om op termijn (wanneer zij haar studie heeft afgerond) de woning van de moeder te kopen. Dit in aanmerking nemende en gelet op de wens de woning binnen de familie te houden, acht het hof het gerechtvaardigd dat de bewindvoerder op zoek is gegaan naar mogelijkheden om de woning van de moeder kortdurend te verhuren.
De huurprijs van € 1.300,- die de bewindvoerder voor de gemeubileerde woning wil gaan innen en die is gebaseerd op een waardering door een makelaar, komt het hof realistisch voor. Naast deze huurprijs en de geschetste voorwaarden voor het aangaan van de huurovereenkomst heeft de bewindvoerder, na overleg met een boekhouder, rekening gehouden met de eigen bijdrage die de rechthebbende voor de zorg verschuldigd is, maar ook met de (maandelijkse) kosten die gemoeid zijn met het onderhoud van de woning. De bewindvoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de rechthebbende er door verhuur van de woning financieel niet op achteruit zal gaan.
Uit het als productie 4 bij het beroepschrift overgelegde taxatierapport is gebleken dat de woning in goede staat verkeert en dat hiermee het risico op onverwachte hoge kosten tengevolge van groot onderhoud beperkt is.
Daarnaast blijkt uit productie 5 bij het beroepschrift dat de rechthebbende naast de woning nog ongeveer € 20.000,- aan liquide middelen heeft. Momenteel wordt op dit bedrag ten behoeve van de maandelijkse lasten enigszins ingeteerd, maar wanneer de woning verhuurd wordt zal het spaargeld mogelijk juist toenemen.
5.9.
Volgens de verklaring van de bewindvoerder bestaat er voorts bij de gemeente geen bezwaar tot verhuur van de woning. De huidige hypotheekverstrekker staat daarentegen niet toe dat de woning zal worden verhuurd. Dit brengt met zich dat er een nieuwe hypotheek zal moeten worden afgesloten bij een hypotheekverstrekker die hier wel mee instemt. De bewindvoerder heeft reeds geïnformeerd bij een andere hypotheekverstrekker die daartoe wel bereid is. Hierdoor zullen de maandelijkse hypotheeklasten weliswaar iets hoger worden, maar de bewindvoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de vermogensrechtelijke belangen van de moeder hierdoor niet worden geschaad, te meer nu hier de huurinkomsten tegenover staan.
5.10.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat voor het benodigde oversluiten van de hypotheek eveneens een machtiging van de kantonrechter nodig is. De bewindvoerder is zich hiervan bewust en heeft verklaard dat wanneer het hof haar de verzochte machtiging tot verhuur van de woning verleent, zij hiermee een concrete offerte bij een andere hypotheekverstrekker kan aanvragen om zodoende aan de kantonrechter de benodigde machtiging te verzoeken.
5.11.
Dit alles in onderlinge samenhang bezien maakt dat het hof voldoende reden ziet de gevraagde machtiging tot verhuur van de woning te verlenen.
Conclusie
5.12.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het inleidende verzoek van de bewindvoerder om een machtiging tot verhuur van de woning van de rechthebbende te verlenen, alsnog toewijzen, met dien verstande dat de bewindvoerder, alvorens zij daadwerkelijk kan overgaan tot verhuur van de woning, zij eerst een machtiging van de kantonrechter dient te krijgen voor het oversluiten van de hypotheek.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Tilburg , van 7 juni 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
machtigt de bewindvoerder tot verhuur van de woning van de rechthebbende gelegen aan de [adresgegevens] te [woonplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en E.P. de Beij en is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.