Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- mr. Metin, namens de moeder;
- de vader, bijgestaan door mr. de Bree;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de ontzegging van omgang tussen de moeder en haar minderjarige kind, geboren in 2011. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Metin, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 mei 2022 aangevochten, waarin haar omgang met het kind werd ontzegd. De vader, vertegenwoordigd door mr. J.B. de Bree, heeft verzocht om bekrachtiging van deze beschikking. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rol gespeeld in deze procedure.
De mondelinge behandeling vond plaats op 30 januari 2023, waarbij de moeder niet aanwezig was. Het hof heeft de minderjarige de gelegenheid gegeven om zijn mening te uiten, wat heeft geleid tot een gesprek met de voorzitter van het hof. De feiten van de zaak tonen aan dat de vader het gezag over de minderjarige heeft en dat de moeder sinds oktober 2021 geen omgang meer heeft gehad met het kind. De rechtbank had eerder bepaald dat de omgang met de moeder in het belang van het kind niet mogelijk was, en het hof heeft deze beslissing bevestigd.
Het hof oordeelt dat de ontzegging van omgang met de moeder gerechtvaardigd is op basis van artikel 1:377a lid 3 BW, omdat omgang op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. De minderjarige ondergaat momenteel een EMDR-behandeling voor traumaverwerking, en het hof volgt het advies van de behandelaar en de Raad dat contact met de moeder tijdens deze behandeling niet wenselijk is. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd.