ECLI:NL:GHSHE:2023:796

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
200.314.857_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, die in hoger beroep is gekomen, verzet zich tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, die op 24 mei 2022 een bewind heeft ingesteld over zijn goederen. De rechthebbende stelt dat hij niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, en dat hij onder druk heeft getekend voor de onderbewindstelling. Hij betwist de hoogte van zijn schulden en is van mening dat hij zonder bewindvoerder zijn zaken kan regelen.

De bewindvoerder heeft echter in haar reactie aangegeven dat de rechthebbende aanzienlijke schulden heeft, die inmiddels zijn opgelopen tot meer dan € 165.000. De bewindvoerder heeft de rechthebbende geholpen om zijn financiële situatie in kaart te brengen en heeft zelfs voorkomen dat hij uit zijn huurwoning zou worden gezet. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de dochters van de rechthebbende verklaard dat er wel degelijk een bewind nodig is, omdat hun vader niet in staat is om zijn belangen zelf te behartigen.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de gronden voor de onderbewindstelling aanwezig zijn. De rechthebbende is door zijn lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De huidige bewindvoerder is door de rechthebbende voorgesteld en heeft zich bereid verklaard om deze rol op zich te nemen. Het hof heeft geen gegronde redenen gevonden om de benoeming van de bewindvoerder te betwisten. Daarom heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van de rechthebbende afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 maart 2023
Zaaknummer: 200.314.857/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9765297 BM VERZ 22-1214
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. R.G.P. Voragen,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [bewindvoerder] , gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna te noemen: de bewindvoerder);
- [dochter 1] , wonende te [woonplaats] ;
- [dochter 2] , wonende te [woonplaats] ;
- [dochter 3] , wonende te [woonplaats] .
In het kort:
Deze zaak gaat over de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 23 juli 2022, ingekomen ter griffie op 22 augustus 2022, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het oorspronkelijke verzoek alsnog af te wijzen dan wel een andere bewindvoerder aan te wijzen.
2.2.
In een schriftelijke reactie met producties, ingekomen ter griffie op 8 november 2022, heeft de bewindvoerder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. Voragen;
  • de bewindvoerder;
  • de dochter [dochter 3] ( [dochter 3] );
  • de dochter [dochter 2] ( [dochter 2] ).
2.3.1.
De derde dochter ( [dochter 1] ) is
,hoewel behoorlijk opgeroepen niet ter mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen (procesdossier eerste aanleg) van de advocaat van de rechthebbende d.d. 13 september 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen (mailwisseling bewindvoerder) van de advocaat van de rechthebbende d.d. 18 januari 2023;
  • het tijdens de mondelinge behandeling door de bewindvoerder overgelegde stuk, te weten: de ontbrekende mail behorende bij de mailwisseling;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de bewindvoerder overgelegde pleitnotitie.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Bij beschikking van 24 mei 2022 heeft de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht op verzoek van de rechthebbende een bewind ingesteld over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, met benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder.
3.2.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.3.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling –samengevat – het volgende aan. De rechtbank heeft het vermogen van de rechthebbende onder bewind gesteld zonder hem de stukken ter beschikking te stellen en zonder een mondelinge behandeling van het verzoek te gelasten. De rechthebbende had tijdens de mondelinge behandeling kunnen toelichten dat, en om welke reden hij het niet eens is met het bewind. Hij kan zijn zaken zelf regelen en wenst geen bewind. Hij heeft het verzoek tot onderbewindstelling weliswaar zelf ondertekend, maar dat is onder druk gebeurd.
De rechthebbende herkent de schuldenlast niet en is van mening dat de opsomming van de bewindvoerder niet klopt. De rechthebbende is verkeerd voorgelicht en meende dat het bewind vrijblijvend was. Hij was niet op de hoogte van het feit dat hij er niet zo maar van af kon. Daar komt bij dat de rechthebbende niet tevreden is over de bewindvoerder. De rechthebbende heeft geen vertrouwensband met de bewindvoerder. Zij heeft zelfs gedreigd een klacht in te dienen over de advocaat omdat deze in hoger beroep zou gaan.
3.4.
De bewindvoerder voert in haar reactie, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan. De ambulant begeleider van de rechthebbende heeft eind 2021 contact opgenomen met de bewindvoerder en haar verzocht kennis te maken met de rechthebbende. Het doel was enerzijds om de financiële positie van de rechthebbende in kaart te brengen en anderzijds om de rechthebbende te informeren over een onderbewindstelling en alle daaraan verbonden consequenties. De rechthebbende heeft uiteindelijk zelf gekozen voor een onderbewindstelling. Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift tot onderbewindstelling had de rechthebbende ruim een ton aan openstaande schulden. Dit bedrag is inmiddels opgelopen tot ruim € 165.000,-. De rechthebbende stelt niet op welke manier hij zonder hulp van een bewindvoerder en zonder een schuldhulpverleningstraject de zeer problematische schulden zou willen oplossen met een pensioen en een AOW waarop beslag is gelegd. De rechthebbende is niet in staat zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. De bewindvoerder heeft zelfs voorkomen dat de rechthebbende uit zijn huurwoning zou worden gezet.
Er is geen sprake van dreiging met een klacht tegen de advocaat. Disfunctioneren van de bewindvoerder is gesteld noch gebleken. Zij heeft juist uiterst zorgvuldig en in het belang van de rechthebbende gehandeld. Er zijn geen objectieve argumenten benoemd die opheffing van de onderbewindstelling en ontslag van de bewindvoerder zouden rechtvaardigen.
3.5.
De dochters [dochter 3] en [dochter 2] verklaren tijdens de mondelinge behandeling dat er wel een bewind nodig is voor de rechthebbende omdat hij het zelf allemaal niet kan. Ze wensen hem wel toe dat alles goed verloopt en dat er een duidelijke communicatie met de bewindvoerder is.
De motivering van de beslissing
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.6.2.
Op grond van het vorenstaande dient het hof allereerst te beoordelen of bij de rechthebbende sprake is van een lichamelijke of geestelijke toestand dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden die een bewind rechtvaardigt.
3.6.3.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat aan deze maatstaf is voldaan en dat de gronden voor een onderbewindstelling aanwezig zijn.
3.6.4.
Uit de bijlage bij het verweerschrift van de bewindvoerder, dat door de rechthebbende onvoldoende onderbouwd is weersproken, is naar voren gekomen dat de financiële situatie van de rechthebbende zorgelijk is vanwege de aanzienlijke schuldenlast van ruim € 165.000,‑.
3.6.5.
Daarnaast is het op grond van de stukken, het besprokene en de eigen waarneming tijdens de mondelinge behandeling voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van zijn lichamelijk of geestelijke toestand tijdelijk dan wel duurzaam niet in staat is zelf ten volle zijn belangen van vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen. In de stukken bevindt zich een afschrift van het indicatiebesluit van het CIZ van 20 september 2021, waarin staat vermeld dat de rechthebbende vanwege diverse aandoeningen waaronder dementie, psychiatrische problematiek, hoge bloeddruk en hart- en vaatklachten dagelijks 24 uur per dag hulp nodig heeft. Volgens dit besluit heeft de rechthebbende onder andere hulp nodig bij zijn persoonlijke verzorging, het aanbrengen van structuur, het voeren van regie en bij het uitvoeren van dagelijkse taken en activiteiten.
Blijkens de brief van de ambulant begeleider van [instantie] d.d. 24 oktober 2022 lijdt de rechthebbende aan vasculaire dementie en bijkomende persoonlijkheidsstoornissen. Ook is er sprake van zelfverwaarlozing en zijn de vaardigheden van de rechthebbende om zich zelf te handhaven als gevolg van toenemende problemen zeer beperkt, zo blijkt uit dezelfde brief. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de aanwezige dochters bevestigd dat de rechthebbende niet zelfstandig zijn belangen kan behartigen en dat hij hierbij hulp nodig heeft.
3.6.6.
Ingevolge artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
3.6.7.
Bij het verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende is de huidige bewindvoerder voorgesteld en zij heeft zich ook bereid verklaard deze benoeming te aanvaarden. Ondanks dat de rechthebbende de voorgestelde bewindvoerder heeft aangedragen, verzet hij zich in hoger beroep tegen deze benoeming. De rechthebbende laat echter na een andere voorkeur uit te spreken en evenmin is het hof gebleken dat deze bewindvoerder ongeschikt is.
3.6.8.
Voor zover de bewindvoerder haar taken niet goed zou uitoefenen, althans zo begrijpt het hof de opmerkingen van de rechthebbende daaromtrent, oordeelt het hof als volgt. Duidelijk is dat de bewindvoerder er in geslaagd is de financiën van de rechthebbende te inventariseren en dat de bewindvoerder een uithuiszetting door de vorige huurbaas heeft voorkomen. Dat de bewindvoerder de rechthebbende verkeerd heeft voorgelicht en dat zij haar werkzaamheden niet naar behoren uitvoert, is niet gebleken. De rechthebbende heeft daartoe verder ook geen enkele aanwijzing gegeven. Voor zover de rechthebbende al bedoeld heeft de huidige bewindvoerder te ontslaan, is daar geen aanleiding voor en bovendien heeft de rechthebbende dat ook niet verzocht.
Conclusie
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 mei 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.N.M. Antens en E.M.C. Dumoulin en is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.