ECLI:NL:GHSHE:2023:790

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
200.312.133_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag en zorgregeling tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek om eenhoofdig gezag over de kinderen werd afgewezen. De ouders zijn in een echtscheiding verwikkeld en zijn het niet eens over de uitoefening van het gezag en de zorgregeling voor hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2013 en 2015. De moeder verzoekt het hof om het gezag over de kinderen alleen aan haar toe te kennen en de zorgregeling voor de vader te ontzeggen. De vader heeft eerder aangegeven zich tijdelijk terug te willen trekken uit het leven van de kinderen, maar heeft inmiddels spijt van deze beslissing en wil het contact herstellen.

Het hof heeft de mondelinge behandeling op 30 januari 2023 gehouden, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Het hof overweegt dat, hoewel de ouders in een langdurige strijd verwikkeld zijn, de vader aan gezagsbeslissingen heeft meegewerkt en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Het hof besluit dat het gezamenlijk gezag in stand blijft en wijst het verzoek van de moeder af. Tevens wordt de bestaande zorgregeling bekrachtigd, waarbij de vader contact met de kinderen kan hebben, mits dit in het belang van de kinderen is.

De beslissing van het hof is op 9 maart 2023 uitgesproken, waarbij de beschikking van de rechtbank Limburg van 4 april 2022 is bekrachtigd. Het hof verzoekt om een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant voor het centraal gezagsregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 maart 2023
Zaaknummer: 200.312.133/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/289760 / FA RK 21-1004
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.C.H. Poelman,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] .
Als informant is aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
regio Zuid-Limburg, vestiging [vestiging] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Limburg, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: de ouders zijn het niet eens over de vraag wie het gezag dient uit te oefenen over de kinderen en hoe de contactregeling tussen de vader en de kinderen moet worden vormgegeven.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 april 2022, uitgesproken onder voormeld
zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, met producties, ingekomen bij het hof op 22 juni 2022, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw (naar het hof begrijpt: rechtdoende) te bepalen dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de moeder toekomt en de zorgregeling aan de vader met de kinderen wordt ontzegd voor onbepaalde duur.
2.2.
Het hof heeft voorts ontvangen:
- het V6-formulier van 28 juni 2022 van de advocaat van de moeder, met bijlagen, ingekomen op 29 juni 2022;
- het V6-formulier van 22 juli 2022 van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen op 22 juli 2022;
-het V6-formulier van 16 januari 2023 van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen op 17 januari 2023;
- de brief van de GI van 20 januari 2023, ingekomen bij het hof op 24 januari 2023.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de GI, vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk tussen de ouders zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] ).
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn bij beschikking van 23 augustus 2021 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 23 augustus 2023.
3.4.
De ouders hebben in het tussen hen gesloten ouderschapsplan van 30 augustus 2019 afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De ouders zijn overeengekomen dat de kinderen in de even weken bij de vader zijn van vrijdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur. In de oneven weken zijn de kinderen bij de vader van woensdag 12.15 uur tot vrijdag 08.30 uur. De ouders zullen de vakanties en de feestdagen in onderling overleg verdelen.
3.5.
Bij beschikking van 22 april 2021 heeft de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening de tussen de ouders gemaakte afspraken gewijzigd en – kort gezegd – met ingang van 29 mei 2021 een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen bij de vader zijn eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur.
3.6.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder met betrekking tot het verkrijgen van het eenhoofdig gezag afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, inhoudende dat de kinderen bij de vader verblijven:
reguliere regeling:
- eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt, en de vader, na afloop van het
contactmoment, de kinderen weer terug naar de moeder brengt;
vakantie- en feestdagen:
- kerst en oud en nieuw: zoals de ouders deze in onderling overleg hebben verdeeld voor afgelopen en komend jaar;
- de overige vakantie- en feestdagen in samenspraak met de GI en/of [instantie] te verdelen op basis van een 50/50 verdeling;
- het geheel uiteindelijk vast te leggen in een ouderschapsplan.
3.7.
De moeder kan zich met deze beschikking niet verenigen en is hiervan in hoger beroep
gekomen.
Gezag
3.8.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De moeder wil graag het eenhoofdig gezag over de kinderen uitoefenen. Aangezien de vader aan de kinderen heeft verteld dat hij afstand wil nemen van de kinderen, kan van de moeder niet meer verwacht worden dat zij steeds contact moet hebben met de vader over het nemen van gezagsbeslissingen. De vader weet niet wat er bij de kinderen speelt en wil ook niet bij hen betrokken zijn. Er is hierdoor een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De moeder heeft aan alle hulpverlening meegewerkt, de vader echter niet.
3.9.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. De vader geeft aan altijd mee te hebben gewerkt aan de benodigde gezagsbeslissingen en in het belang van de kinderen zijn medewerking ook te zullen blijven verlenen, bijvoorbeeld als er hulp voor de kinderen nodig is. De vader geeft aan dat hij zich een tijd overvraagd heeft gevoeld en mede daarom destijds aan de kinderen heeft aangegeven zich tijdelijk terug te trekken uit hun leven. Volgens de vader was dit bedoeld om de kinderen rust te gunnen en uit de strijd te houden. De vader heeft spijt van deze beslissing en wil graag weer contact met de kinderen.
3.10.
De GI voert - samengevat - het volgende aan. De vader heeft aan alle beslissingen die voor de kinderen nodig waren meegewerkt. Er zijn geen belemmeringen geweest vanuit de kant van de vader hierin. De GI kan zich wel voorstellen dat de moeder om het eenhoofdig gezag verzoekt, aangezien de vader eerder heeft aangegeven geen contact meer te willen met de kinderen.
3.11.
De raad voert - samengevat - het volgende aan. De raad ziet niet dat er sprake is van misbruik van het gezag of dat de vader het nemen van gezagsbeslissingen heeft belemmerd. Hoewel de houding van de vader ten opzichte van de kinderen niet goed is geweest voor de kinderen, ziet de raad geen concrete aanleiding om het gezag te beëindigen.
3.12.
Het hof overweegt als volgt.
3.12.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen
indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van
onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.12.2.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, ten minste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.12.3.
De wijziging van omstandigheden is niet in geschil. Deze is gelegen in de situatie dat aan de eerder vastgestelde zorgregeling geen uitvoering meer werd gegeven. Dit betekent dat het hof het verzoek inhoudelijk zal beoordelen.
3.12.4.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen weging en onderzoek overneemt, is het hof van oordeel dat het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen in stand dient te blijven. Het hof zal dat hierna uitleggen.
3.12.5.
Duidelijk is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klem zitten tussen de ouders. Er is al jarenlang sprake van een forse strijd tussen de ouders. Ondanks alle hulpverlening die is ingezet is er geen verbetering gekomen in de verstandhouding tussen de ouders. De vader heeft zich hierdoor op een zeker moment genoodzaakt gevoeld om afstand te nemen van de kinderen, om de kinderen rust te gunnen. De vader voelde zich een periode lang overvraagd en kon hierin ook de samenwerking met de GI niet goed vinden, aldus de vader. Uiteindelijk heeft dit er toe geleid dat het contact tussen de vader en de kinderen stil is komen te liggen. Dit is voor de moeder (mede) een reden geweest om de onderhavige procedure met betrekking tot het gezag te starten. In de afgelopen periode is de situatie opnieuw veranderd, doordat de vader heeft aangegeven spijt te hebben van zijn handelen en graag het contact met de kinderen te willen herstellen.
Ondanks dat de kinderen klem zitten tussen de ouders, ziet het hof geen aanleiding om het gezag van de vader over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen. Gebleken is immers dat de vader aan alle benodigde gezagsbeslissingen heeft meegewerkt. Dit is door de GI en de raad bevestigd en bovendien door de moeder niet weersproken. De vader heeft bovendien op de mondelinge behandeling bij het hof toegezegd hier in het belang van de kinderen ook altijd aan mee te zullen werken.
Het hof gaat er vanuit dat de GI de vader actief blijft betrekken bij het leven van de kinderen en inzet op verbetering van de onderlinge communicatie tussen de ouders, zoals de rechtbank ook reeds had overwogen. Nu ook anderszins niet is gebleken dat een wijziging van het gezag noodzakelijk is, zal het hof het verzoek van de moeder afwijzen. Dat betekent dat de
ouders gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] blijven uitoefenen.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
3.13.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan. De moeder wil dat de vader het recht op contact met de kinderen voor onbepaalde tijd wordt ontzegd. Het standpunt van de vader dat hij geen contact meer met de kinderen wil, zorgt voor een wijziging van omstandigheden. Aangezien de GI de vader en de kinderen heeft bijgestaan tijdens het gesprek waarin de vader de kinderen dit heeft verteld, mag verwacht worden dat er sprake is van voldoende bewustwording aan de kant van de vader. Het is inmiddels de tweede keer dat de vader dit standpunt verkondigd heeft. De vader is hierdoor kennelijk ongeschikt tot contact met de kinderen en een contactregeling is in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen.
3.14.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. De vader geeft aan een fout te hebben gemaakt door de kinderen te vertellen dat hij zich tijdelijk terug zou trekken uit hun leven. De vader dacht dat hij door zo te handelen het juiste deed voor de kinderen. De vader ziet achteraf in dat dit niet de goede beslissing was. De vader wil graag dat het contact tussen de kinderen en hem wordt hersteld en is bereid om mee te werken aan alle hulpverlening die daarvoor nodig is.
3.15.
De GI voert - samengevat - het volgende aan. Een ontzegging van het contact is niet in het belang van de kinderen. Aan de andere kant kan de oude contactregeling ook niet zonder meer herleven. Er is hulpverlening nodig om te bezien wat er voor de kinderen nodig is om het contact weer te kunnen herstellen.
3.16.
De raad voert - samengevat - het volgende aan. Het gedrag van de vader getuigt van onvoldoende verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van de kinderen. De vader heeft vanuit zijn rol als gezaghebbende ouder ook plichten richting de kinderen. Op dit moment kan er nog geen contact zijn tussen de kinderen en de vader. Mocht het tot contactherstel komen, dan moet onderzocht worden aan welke voorwaarden moet zijn voldaan, zodat de slagingskans zo groot mogelijk is.
3.17.
Het hof overweegt als volgt.
3.17.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande of een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.17.2.
De rechter kan een tijdelijk verbod aan een ouder opleggen om met het kind contact te hebben, indien sprake is van een of meer van de in artikel 1:377a lid 3 BW genoemde
ontzeggingsgronden. De rechter kan dientengevolge een tijdelijk contactverbod opleggen
indien
:
sub a: contact ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling
van het kind;
sub b: de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot contact;
sub c: het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen contact met zijn ouder heeft doen blijken;
sub d: contact anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.17.3.
De wijziging van omstandigheden is niet in geschil. Deze is gelegen in het feit dat een eerdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorgtaken niet meer wordt nageleefd. Dit betekent dat het hof het verzoek inhoudelijk zal beoordelen.
3.17.4.
Het hof zal het verzoek van de moeder de vader het contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te ontzeggen afwijzen en de bestreden beschikking ten aanzien van de contactregeling bekrachtigen. Het hof zal dat hierna uitleggen.
3.17.5.
Voor het hof staat vast dat de afgelopen periode voor de kinderen erg moeilijk moet zijn geweest. De jarenlange strijd tussen de ouders met daarbij de beslissing van de vader zich terug te trekken uit het leven van de kinderen, kan niet anders dan heel verdrietig zijn voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Met de raad is het hof van oordeel dat de vader onvoldoende verantwoordelijkheid heeft genomen richting de kinderen en dat zijn gedrag de kinderen in verwarring heeft gebracht. Niet uitgesloten is dat de beslissing van de vader mede was ingegeven doordat hij zich overvraagd voelde, dat hij dacht te handelen in het belang van de kinderen door ze rust te gunnen en hij geen goede samenwerking met de GI ervaarde.
Hoewel de keuze van de vader om zich terug te trekken uit het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet in het belang van de kinderen is geweest, ziet het hof ook dat de vader inmiddels spijt heeft van zijn handelen, dat hij inziet wat dit voor de kinderen heeft betekend, dat hij het contact heel graag weer wil herstellen en dat hij bereid is om mee te werken aan alle hulpverlening die daarvoor nodig is. Uit de stukken is bovendien gebleken dat de vader zich de afgelopen periode betrokken heeft getoond door op de school van de kinderen te informeren naar het welzijn van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Niet gebleken is dat het contact tussen de kinderen en de vader voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onveilig is terwijl de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de kinderen positief tegenover contact met de vader staan. Derhalve ziet het hof niet in waarom er niet aan herstel van het contact gewerkt kan worden. Het is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de vader deel uitmaakt van hun leven. Om tot een vorm van contactherstel te kunnen komen, is het van groot belang dat de vader zich betrouwbaar en stabiel opstelt en blijft opstellen richting de kinderen en dat hij zich realiseert dat hij zich niet nogmaals kan terugtrekken uit het leven van de kinderen. Het hof verwacht van de GI dat op korte termijn onderzocht wordt wat de draagkracht en draaglast is van de vader en onder welke voorwaarden het contact tussen de kinderen en de vader kan worden hersteld. Ook dient de GI oog te hebben voor de rol van de partner van de vader in dit geheel. Uit het voorgaande volgt dan ook dat niet kan worden vastgesteld dat aan een van de ontzeggingsgronden als bedoeld in artikel 1:377a BW is voldaan. Derhalve zal het verzoek van de moeder tot ontzegging van het contact tussen de vader en de kinderen worden afgewezen.
3.18.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en de verzoeken van de moeder in hoger beroep afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 april 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.N.M. Antens en P.M.M. Mostermans en is op 9 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.