In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek om eenhoofdig gezag over de kinderen werd afgewezen. De ouders zijn in een echtscheiding verwikkeld en zijn het niet eens over de uitoefening van het gezag en de zorgregeling voor hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2013 en 2015. De moeder verzoekt het hof om het gezag over de kinderen alleen aan haar toe te kennen en de zorgregeling voor de vader te ontzeggen. De vader heeft eerder aangegeven zich tijdelijk terug te willen trekken uit het leven van de kinderen, maar heeft inmiddels spijt van deze beslissing en wil het contact herstellen.
Het hof heeft de mondelinge behandeling op 30 januari 2023 gehouden, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Het hof overweegt dat, hoewel de ouders in een langdurige strijd verwikkeld zijn, de vader aan gezagsbeslissingen heeft meegewerkt en dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Het hof besluit dat het gezamenlijk gezag in stand blijft en wijst het verzoek van de moeder af. Tevens wordt de bestaande zorgregeling bekrachtigd, waarbij de vader contact met de kinderen kan hebben, mits dit in het belang van de kinderen is.
De beslissing van het hof is op 9 maart 2023 uitgesproken, waarbij de beschikking van de rechtbank Limburg van 4 april 2022 is bekrachtigd. Het hof verzoekt om een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant voor het centraal gezagsregister.