ECLI:NL:GHSHE:2023:775

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
200.296.156_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huurovereenkomst wegens bedrog bij vervalste inkomensverklaring in sociale huurwoning

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een huurovereenkomst tussen appellanten en Stichting Alwel. De zaak betreft een sociale huurwoning waarbij de inkomensverklaring van de huurder, [appellant 2], vervalst was. De huurovereenkomst was tot stand gekomen op basis van een onjuiste inkomensverklaring die door [appellant 2] was ingediend als ware deze afkomstig van de Belastingdienst. Alwel, de verhuurder, heeft de huurovereenkomst opgezegd en vorderde in eerste aanleg vernietiging van de huurovereenkomst op grond van bedrog. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, wat door de appellanten in hoger beroep werd bestreden. Het hof heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst terecht is vernietigd op grond van bedrog, omdat [appellant 2] opzettelijk Alwel heeft misleid door een vervalste inkomensverklaring in te dienen. Het hof heeft de grieven van de appellanten verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Tevens is de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis toegewezen, waarbij de appellanten zijn veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.296.156/01
arrest van 7 maart 2023
in de zaak van

1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellant 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellant 3],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als respectievelijk [appellanten] ,
advocaat: mr. W.G.M. Vos te Breda,
tegen
Stichting Alwel,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Alwel,
advocaat: mr. J.A. Vermeeren te Etten-Leur,
op het bij exploot van dagvaarding van 29 april 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 24 februari 2021, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen [appellanten] als gedaagden en Alwel als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8592933 CV EXPL 20-2146)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met één productie;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
  • de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
  • de bij brief van 3 oktober 2022 door mr. Vos toegezonden productie 2, die hij bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken nader met elkaar in overleg te gaan over een regeling. Op de rol van 6 december 2022 heeft geïntimeerde arrest gevraagd. Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
In overweging 3.1 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
a. Alwel is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en is als zodanig verplicht te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van sociale huurwoningen.
b. Voor het aanbieden en toewijzen van haar sociale huurwoningen bedient Alwel zich van het woonruimtebemiddelingssysteem ‘Klik voor Wonen’, dat een samenwerkingsverband betreft tussen verschillende woningcorporaties in de regio.
c. Voor het kunnen reageren op aangeboden sociale huurwoningen is een inschrijving bij ‘Klik voor Wonen’ nodig.
d. [appellant 2] heeft zich op 20 april 2017 bij Klik voor Wonen ingeschreven. Zijn inschrijving is per dezelfde datum gekoppeld aan de inschrijving van [appellant 1] , die vanaf 2010 bij Klik voor Wonen stond ingeschreven.
e. [appellant 1] en [appellant 2] hebben in augustus 2018 via Klik voor Wonen hun interesse kenbaar gemaakt voor de huurwoning van Alwel aan de [adres] (hierna: de woning).
f. Alwel heeft de woning aan [appellant 1] en [appellant 2] toegewezen.
g. [appellant 2] heeft bij Alwel een inkomensverklaring ingediend als ware deze afkomstig van de Belastingdienst terwijl hij deze in werkelijkheid zelf had opgesteld.
h. Met ingang van 13 september 2018 is er een huurovereenkomst tussen Alwel en [appellant 1] en [appellant 2] tot stand gekomen met betrekking tot de woning. De huurprijs bedraagt laatstelijk € 744,04 per maand.
i. [appellant 2] is gehuwd met [appellant 3] en woont in de woning. Zij is hierdoor van rechtswege medehuurder.
j. [appellant 2] en [appellant 3] staan sinds 29 januari 2019 ingeschreven op het adres van de woning. [appellant 1] staat sinds 24 juni 2019 op dat adres ingeschreven.
k. In januari 2019 is na intern onderzoek gebleken dat de inschrijfdatum van een aantal woningzoekenden in Klik voor Wonen is aangepast door een (inmiddels voormalig) medewerker van één van de woningcorporaties die zijn aangesloten bij Klik voor Wonen.
l. Bij brief van 8 mei 2019 heeft Alwel [appellant 2] en [appellant 1] geschreven dat de inschrijfduur in Klik voor Wonen ten onrechte met veertien jaren is verlengd en de woning onterecht aan hen is toegewezen, zowel op basis van inschrijfduur alsmede de inkomenstoets. Alwel heeft de huurovereenkomst opgezegd tegen 8 augustus 2019 en heeft [appellant 2] en [appellant 1] in de gelegenheid gesteld om daarmee akkoord te gaan, bij gebreke waarvan Alwel in rechte ontbinding van de huurovereenkomst de huurovereenkomst en ontruiming zal vorderen.
m. Bij e-mail van 18 juni 2019 heeft [appellant 2] Alwel vervolgens laten weten dat hij geen gevolg geeft aan de oproep om de huurovereenkomst zelf op te zeggen.
n. Bij brief van 21 juni 2019 heeft Alwel (de gemachtigde van) [appellant 2] geschreven dat hij op basis van zijn daadwerkelijke inschrijfduur niet voor de woning in aanmerking zou zijn gekomen en Alwel het dossier van [appellant 2] zal overdragen aan haar advocaat en de huurovereenkomst buitengerechtelijk zal vernietigen op grond van (wederzijdse) dwaling.
o. Alwel heeft [appellanten] in kort geding gedagvaard en heeft in die procedure onder meer ontruiming gevorderd. De mondelinge behandeling in kort geding heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2019. Bij vonnis van deze rechtbank van 30 augustus 2019 zijn de vorderingen van Alwel afgewezen. Die zaak is bekend onder zaaknummer 7909766 VV EXPL 19-66.
p. Bij brieven van 28 februari 2020 zijn [appellanten] in de gelegenheid gesteld om een (nieuwe) gerechtelijke procedure te voorkomen door de huurovereenkomst zelf op te zeggen.
q. [appellanten] zijn hiertoe niet bereid gebleken.
De procedure bij de kantonrechter
3.2.
Alwel heeft een procedure bij de kantonrechter aanhangig gemaakt en stelt dat de inschrijving van [appellant 2] één van de inschrijvingen in Klik voor Wonen betrof die ten onrechte bleek te zijn verlengd. De inschrijfduur van [appellant 2] is op 2 mei 2018 verlengd met veertien jaren. Daarbij is de oorspronkelijke inschrijfdatum van [appellant 2] van 20 april 2017 gewijzigd naar 20 april 2003. [appellant 2] en [appellant 1] wisten dat de (gezamenlijke) inschrijfduur op basis waarvan zij de woning aangeboden hebben gekregen (zestien jaar en drie maanden) niet klopte en dat hun inschrijfduur in werkelijkheid veel korter was, aldus Alwel.
Verder heeft Alwel gesteld dat de door [appellant 2] vervalste inkomensverklaring als bedrog kwalificeert net als de leugens over de gezinssamenstelling. De inschrijving van [appellant 1] en mogelijk ook zijn inkomensverklaring zijn bewust gebruikt om het gezin [appellant 2] sneller aan een woning te helpen.
3.3.
Alwel heeft primair een beroep gedaan op bedrog, subsidiair op dwaling, meer subsidiair op wanprestatie en meest subsidiair gevorderd [appellanten] te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan het beëindigen van de huurovereenkomst. Op grond hiervan vorderde Alwel in eerste aanleg, samengevat:
primair vernietiging van de huurovereenkomst, subsidiair de ontbinding ervan;
veroordeling van [appellanten] tot ontruiming van de woning;
veroordeling van [appellanten] tot betaling van de toekomstige huurpenningen ad € 744,04 te rekenen vanaf 1 juli 2020, vermeerderd met de wettelijke rente;
veroordeling van [appellanten] - ingeval van vernietiging van de huurovereenkomst - tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de over die periode geldende huurprijs te rekenen vanaf 13 september 2018 tot de dag dat Alwel weer de beschikking over het gehuurde verkrijgt, zulks met verrekening van de reeds door [appellanten] betaalde huurpenningen;
5. veroordeling van [appellanten] - ingeval van ontbinding van de huurovereenkomst - tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de per 1 juli 2020 geldende huurprijs van € 744,04 vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de ontruiming;
6. veroordeling van [appellanten] in de proceskosten met nakosten.
3.4.
[appellanten] hebben de vorderingen van Alwel bestreden. [appellanten] hebben onder meer betwist dat is gefraudeerd met hun inschrijfduur dan wel dat zij hier enige wetenschap van zouden hebben gehad. [appellant 2] stelt dat bij Alwel ingediende inkomensverklaring weliswaar niet afkomstig is van de Belastingdienst, maar dat het bedrag overeenkomt met het daadwerkelijke inkomen in 2017 en dus niet tot een andere positie in het toewijzingsbeleid van Alwel heeft geleid. Verder betwisten [appellanten] dat zij hebben gelogen over de gezinssamenstelling bij aanvang van de huurovereenkomst en de inschrijving van [appellant 1] hebben misbruikt om in aanmerking te komen voor de woning.
3.5.
Bij tussenvonnis van 2 september 2020 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald, die op 17 december 2020 heeft plaatsgevonden.
Bij eindvonnis van 24 februari 2021 heeft de kantonrechter de primaire vordering tot vernietiging van de huurovereenkomst op grond van bedrog toegewezen. Vervolgens heeft de kantonrechter ten overvloede overwogen dat de huurovereenkomst ook vernietigd zou kunnen worden op grond van dwaling. De kantonrechter heeft het beroep van [appellanten] op rechtsverwerking verworpen.
De kantonrechter heeft op grond van voormelde overwegingen [appellanten] veroordeeld:
- om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en de woning in goede staat en met overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Alwel te stellen ;
- tot betaling van een vergoeding ter hoogte van de maandelijks verschuldigde huur vanaf de dag dat [appellanten] de woning hebben gehuurd tot aan de dag dat Alwel weer de gehele beschikking over de woning heeft verkregen, met dien verstande dat de reeds door [appellanten] betaalde huur daarmee kan worden verrekend,
- in de proceskosten met nakosten.
[appellanten] zijn hoofdelijk veroodeeld tot bovenstaande betalingsverplichtingen. Het meer of anders gevorderde, waaronder de door Alwel gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad, is afgewezen.
De procedure bij het gerechtshof
De grieven van [appellanten] in principaal hoger beroep
3.6.
[appellanten] hebben tegen het eindvonnis van 24 februari 2021 elf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van dit vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Alwel met veroordeling van Alwel in de kosten van beide instanties.
Grieven 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 zijn gericht tegen de overweging van de kantonrechter ten overvloede waarin is geoordeeld dat de huurovereenkomst ook op grond van dwaling vernietigd zou kunnen worden, omdat [appellanten] – kort gezegd – de forse wijziging van de inschrijfdatum praktisch onmogelijk kan zijn ontgaan, zij van de ware stand van zaken feitelijk hebben geweten en zij, in dat geval, Alwel hadden behoren in te lichten.
Grieven 4 en 5 zien op het oordeel van de kantonrechter dat de huurovereenkomst wegens bedrog vernietigd dient te worden.
3.7.
Alwel heeft de grieven van [appellanten] bestreden en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de grieven en tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, eventueel onder aanvulling en/of verbetering van gronden, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De grieven van Alwel in incidenteel hoger beroep
3.8.
Alwel heeft in incidenteel hoger beroep drie grieven aangevoerd. De eerste grief ziet op de afwijzing van het beroep op bedrog met betrekking tot de wijziging van de inschrijfduur. Grief 2 is gericht tegen de afwijzing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring en grief 3 tegen de overweging dat Alwel onvoldoende gesteld zou hebben dat [appellant 1] niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning.
Alwel heeft geconcludeerd tot verbetering van het bestreden vonnis in die zin dat de beslissing alsnog uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.9.
[appellanten] hebben de grieven 1 en 2 in het incidenteel hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Alwel, met veroordeling van Alwel in de kosten van [appellanten] in het incidenteel hoger beroep, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vernietiging huurovereenkomst op grond van bedrog (grief 4 en 5 principaal hoger beroep)
3.10.
Het hof zal eerst de grieven 4 en 5 behandelen aangezien de kantonrechter de huurovereenkomst heeft vernietigd wegens bedrog omdat [appellant 2] willens en wetens Alwel heeft misleid door te willen doen voorkomen alsof de door hem overgelegde inkomensverklaring afkomstig was van de belastingdienst.
[appellanten] erkennen dat [appellant 2] een formulier van de Belastingdienst heeft aangepast omdat het systeem van Klik voor Wonen volgens [appellant 2] geen mogelijkheid bood om door middel van een formulier zijn daadwerkelijke inkomen op te geven. Echter, het daadwerkelijke inkomen van [appellant 2] over 2017 bedroeg het opgegeven bedrag van € 34.425,- bruto zoals blijkt uit de vastgestelde belastingaanslag die hij bij de memorie heeft overgelegd. [appellanten] hebben dus geen vals inkomen opgegeven. [appellant 2] heeft dit inkomen verstrekt op een wijze die hij niet had moeten doen. Dit maakt volgens [appellanten] niet dat sprake is van bedrog als bedoeld in artikel 3:44 lid 3 BW.
3.11.
Alwel voert hierop onder meer het volgende verweer. [appellanten] zien bij hun grieven over het hoofd dat in rechte vaststaat dat [appellant 2] opzettelijk het feit dat de inkomensverklaring was vervalst heeft verzwegen met het doel Alwel te bewegen met hem een huurovereenkomst te sluiten. Daarmee is volgens Alwel voldaan aan artikel 3:44 lid 3 BW.
3.12.
Het hof stelt het volgende voorop. Alwel beroept zich primair op vernietiging van de huurovereenkomst wegens bedrog. Van bedrog is ingevolge artikel 3:44 lid 3 BW sprake wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Krachtens artikel 150 Rv dient Alwel gelet op het bepaalde in art. 3:44 BW te stellen en bij betwisting te bewijzen dat sprake is geweest van een kunstgreep aan de zijde van [appellanten] , van opzettelijke misleiding door [appellanten] alsmede van de aanwezigheid van een causaal verband tussen het bedrieglijke gedrag en het verrichten van de rechtshandeling.
3.13.
Het hof overweegt als volgt. [appellanten] hebben erkend dat zij de inkomensverklaring hebben vervalst en bij Klik voor Wonen hebben ingediend alsof deze van de Belastingdienst afkomstig was. Als reden hebben zij hiervoor aangevoerd dat [appellant 2] het formulier van de Belastingdienst niet kon uploaden in het systeem Klik voor Wonen en daarom zelf een formulier heeft gemaakt. Dit had [appellant 2] echter aan Klik voor Wonen dan wel Alwel moeten melden, wat [appellant 2] niet gedaan heeft. [appellanten] hebben betwist dat sprake zou zijn geweest van opzettelijke misleiding. In dat kader hebben zij gesteld dat het opgegeven inkomen in 2017 gelijk is aan het inkomen zoals vermeld is op de door hen overgelegde belastingaanslag 2017. Alwel heeft er echter op gewezen dat in de door [appellanten] als productie 4 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg overgelegde uitdraai van zijn belastingaangifte 2017 het (verzamel-)inkomen uit werk en woning € 18.121,- bedraagt, terwijl in de door [appellanten] als productie 1 bij memorie van grieven overgelegde kopie van de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2017 wordt gesproken van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.425,-. Bij memorie van antwoord is door Alwel aangevoerd dat de in hoger beroep overgelegde stukken (ook) kunnen zijn vervalst, gelet op het grote verschil tussen de overgelegde aangifte en de aanslag. [appellanten] hebben tijdens de mondelinge behandeling bij het hof geen verklaring voor dit verschil gegeven. De advocaat van [appellanten] heeft desgevraagd verklaard dat hij de originele belastingaanslag 2017 niet heeft gezien. Ook hebben [appellanten] , na betwisting door Alwel, niet de originele aanslag 2017 bij het hof gedeponeerd. Aldus hebben zij de door Alwel gestelde opzettelijke misleiding ten aanzien van de hoogte van het inkomen, onvoldoende onderbouwd betwist en komt deze in rechte vast te staan.
Voorts hebben [appellanten] niet betwist dat de hoogte van het inkomen (de inkomenscategorie) van belang is voor de toewijzing van de woning. Daarmede staat het causaal verband tussen de opzettelijke misleiding en het sluiten van de huurovereenkomst voor de in het geding zijnde woning, eveneens tussen partijen vast.
3.14.
De grieven 4 en 5 in het principaal hoger beroep slagen niet.
3.15.
Dit betekent dat het hof met de kantonrechter van oordeel is dat de huurovereenkomst vernietigd dient te worden op grond van bedrog. Het hof zal het bestreden vonnis op dit onderdeel bekrachtigen. Dit heeft tot gevolg dat het hof niet meer hoeft te oordelen over het in incidenteel hoger beroep gestelde bedrog naar aanleiding van de gewijzigde inschrijfduur dan wel onjuiste opgave hoofdverblijf (grieven 1 en 3 in incidenteel hoger beroep).
Ditzelfde geldt voor de overige grieven in principaal hoger beroep nu deze zien op de subsidiaire grondslag dwaling waar de kantonrechter ten overvloede heeft overwogen dat de huurovereenkomst ook op grond van dwaling vernietigd zou kunnen worden.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad (grief 2 in incidenteel hoger beroep)
3.16.
Alwel stelt in deze grief dat de kantonrechter ten onrechte de door haar gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis heeft afgewezen.
3.17.
Het hof is van oordeel dat in deze stand van de procedure waarin het hof een eindbeslissing geeft Alwel geen belang heeft bij behandeling van deze grief. Gelet op het onderstaand dictum heeft het met terugwerkende kracht uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het vonnis geen effect.
3.18.
Alwel heeft in eerste aanleg uitvoerbaarverklaring bij voorraad gevorderd, welke vordering zij in hoger beroep heeft gehandhaafd.
Op grond van artikel 233 Rv kan de rechter desgevorderd een (deel van een) beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Als er verweer wordt gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad, dient de rechter de belangen van partijen af te wegen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die een veroordeling verkrijgt zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Volgens vaste jurisprudentie dient daarbij de kans van het aan te wenden rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven. Daarnaast staan mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, op zichzelf niet aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in de weg, maar moeten (slechts) worden meegewogen (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468).
3.19.
Omdat [appellanten] verweer hebben gevoerd zal het hof de belangen van partijen afwegen met inachtneming van de hiervoor genoemde maatstaven.
Het belang van Alwel bij executie van het arrest is gelegen in de belangrijke maatschappelijke taak die zij als woningbouwvereniging heeft om ervoor te zorgen dat de verdeling van schaarse sociale huurwoningen op een eerlijke manier verloopt. Het voortduren van de huurovereenkomst zou daaraan afbreuk doen. Het hof heeft hiervoor overwogen dat de huurovereenkomst tot stand gekomen onder invloed van door [appellanten] gepleegd bedrog. De kans van slagen van het aan te wenden rechtsmiddel dient in de regel buiten beschouwing te blijven.
3.20.
Tegenover voornoemd belang van Alwel stelt [appellanten] dat toewijzing van de tenuitvoerlegging van het arrest ertoe zal leiden dat zij op korte termijn geen vervangende passende woonruimte kunnen vinden. [appellanten] stellen verder dat het toewijzingssysteem Klik voor Wonen zo lek is als een mandje en dat Alwel in dit verband de hand in eigen boezem moet steken.
3.21.
Het hof is van oordeel dat [appellanten] onvoldoende omstandigheden hebben aangevoerd die een afwijking rechtvaardigen van het hiervoor weergegeven uitgangspunt dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Het gegeven dat bij tenuitvoerlegging van de beslissing tot ontruiming zij geen zicht hebben op een andere huurwoning is daarvoor onvoldoende. Het gestelde is, gelet op de gemotiveerde betwisting door Alwel, onvoldoende onderbouwd om tot de conclusie te kunnen leiden dat de tenuitvoerlegging klaarblijkelijk een noodtoestand bij [appellanten] zal doen ontstaan op grond waarvan bij belangenafweging ontruiming van het gehuurde achterwege moet blijven. Daarbij komt dat [appellanten] in ieder geval vanaf het moment van dagvaarding van 16 juni 2020 door Alwel er rekening mee moest houden dat zij de woning zouden moeten verlaten.
3.22.
Andere belangen aan de zijde van [appellanten] waarvoor het belang van Alwel zou moeten wijken zijn gesteld noch gebleken. Het belang van Alwel dient dan ook zwaarder te wegen dan de belangen van [appellanten] Het hof zal de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad dan ook toewijzen.
3.23.
Het hof voorgaande leidt er toe dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en het arrest uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.
[appellanten] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. Deze zullen aan de zijde van Alwel worden vastgesteld op € 772,- aan griffierecht en € 2.366,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x € 1.183,00).
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
De door Alwel gevorderde wettelijke rente over de proceskostenveroordeling zal op de na te melden wijze worden toegewezen.

4.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Alwel op € 772,- aan griffierecht en op € 2.366,- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.H. Schulten, J.M.H. Schoenmakers en P.S. Kamminga en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 maart 2023.
griffier rolraadsheer