ECLI:NL:GHSHE:2023:774

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
200.296.138_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huurovereenkomst op grond van dwaling en bedrog in sociale huurwoningzaak

In deze zaak gaat het om de vernietiging van een huurovereenkomst tussen [appellant] en [appellante] en Stichting Alwel. De appellanten hebben een sociale huurwoning toegewezen gekregen op basis van een gewijzigde inschrijfdatum in het woonruimtebemiddelingssysteem 'Klik voor Wonen'. Alwel heeft de huurovereenkomst opgezegd, stellende dat de inschrijfdatum onterecht was aangepast, wat de appellanten zou hebben misleid. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de huurovereenkomst vernietigd op grond van dwaling. In hoger beroep hebben de appellanten de beslissing bestreden, stellende dat zij niet op de hoogte waren van de wijziging van de inschrijfdatum en dat zij Alwel niet opzettelijk hebben misleid. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten niet wisten van de wijziging en dat Alwel onvoldoende bewijs heeft geleverd voor bedrog. Het hof heeft de vorderingen van Alwel afgewezen en het bestreden vonnis vernietigd, waarbij het hof oordeelde dat de appellanten niet tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.296.138/01
arrest van 7 maart 2023
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellant] respectievelijk [appellante] en gezamenlijk als [appellanten] ,
advocaat: mr. W.G.M. Vos te Breda,
tegen
Stichting Alwel,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Alwel,
advocaat: mr. J.A. Vermeeren te Etten-Leur,
op het bij exploot van dagvaarding van 29 april 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 24 februari 2021, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen [appellanten] als gedaagden en Alwel als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8592999 CV EXPL 20-2148)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis alsmede naar het tussenvonnis van 2 september 2020.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
  • de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
  • de bij brief van 3 oktober 2022 door mr. Vos toegezonden productie, die hij bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken nader met elkaar in overleg te gaan over een regeling. Op de rol van 6 december 2022 heeft Alwel arrest gevraagd en van [appellanten] is geen instructie ontvangen. Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
Het hof gaat uit van de feiten die door de kantonrechter onder 3.1 in het bestreden vonnis zijn vastgesteld en die in hoger beroep niet in geschil zijn.
a. Alwel is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en is als zodanig verplicht te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van sociale huurwoningen.
b. Voor het aanbieden en toewijzen van haar sociale huurwoningen bedient Alwel zich van het woonruimtebemiddelingssysteem ‘Klik voor Wonen’, dat een samenwerkingsverband betreft tussen verschillende woningcorporaties in de regio.
c. Voor het kunnen reageren op aangeboden sociale huurwoningen is een inschrijving bij ‘Klik voor Wonen’ nodig.
d. [appellant] heeft zich op 7 december 2013 bij Klik voor Wonen ingeschreven.
e. Op 23 februari 2016 is in Klik voor Wonen de datum van inschrijving van [appellanten] gewijzigd van 7 december 2013 naar 5 september 2008.
f. [appellanten] hebben in augustus 2016 via Klik voor Wonen hun interesse kenbaar gemaakt voor de huurwoning van Alwel aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
g. Alwel heeft de woning aan [appellanten] toegewezen.
h. Met ingang van 19 september 2016 is er een huurovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen met betrekking tot de woning. De huurprijs bedraagt laatstelijk € 776,19 per maand.
i. In januari 2019 is na intern onderzoek gebleken dat de inschrijfdatum van een aantal woningzoekenden in Klik voor Wonen is aangepast door een (inmiddels voormalig) medewerker van één van de woningcorporaties die zijn aangesloten bij Klik voor Wonen.
j. Bij brief van 8 mei 2019 heeft Alwel [appellanten] geschreven dat hun inschrijfduur in Klik voor Wonen ten onrechte is verlengd en de woning daarom onterecht aan hen is toegewezen. Alwel heeft de huurovereenkomst opgezegd tegen 8 oktober 2019 en heeft [appellanten] in de gelegenheid gesteld om daarmee akkoord te gaan, bij gebreke waarvan Alwel in rechte ontbinding van de huurovereenkomst de huurovereenkomst en ontruiming zal vorderen.
k. Bij brief van 19 juni 2019 heeft Alwel [appellanten] opnieuw in de gelegenheid gesteld om in te stemmen met een beëindiging van de overeenkomst en ontruiming van het gehuurde. Alwel schrijft dat bij het uitblijven van de instemming zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk zal vernietigen.
l. De gemachtigde van [appellanten] heeft bij e-mail van diezelfde dag aan Alwel te kennen gegeven dat [appellanten] de huurovereenkomst niet zelf zal opzeggen.
m. Alwel heeft de gemachtigde van [appellanten] vervolgens bij brief van 21 juni 2019 bericht dat zij een gerechtelijke procedure gaat starten.
n. Bij brief van 28 februari 2020 is [appellanten] een laatste gelegenheid gegeven om de huurovereenkomst zelf op te zeggen ter voorkoming van een gerechtelijke procedure.
o. [appellanten] zijn hiertoe niet bereid gebleken.
De procedure bij de kantonrechter
3.2.
Alwel heeft deze procedure bij de kantonrechter aanhangig gemaakt en stelt dat de inschrijving van [appellanten] één van de inschrijvingen in Klik voor Wonen betrof die ten onrechte bleek te zijn verlengd. De inschrijfduur van [appellanten] is op 23 februari 2016 verlengd met ruim vijf jaren. Daarbij is de oorspronkelijke inschrijfdatum van [appellanten] van 7 december 2013 gewijzigd naar 5 september 2008. [appellanten] wisten dat de inschrijfduur op basis waarvan zij de woning aangeboden hebben gekregen niet klopte en dat hun inschrijfduur in werkelijkheid veel korter was. Zij hadden Alwel hierover moeten informeren maar hebben dat bewust en dus opzettelijk achterwege gelaten. Hierdoor hebben [appellanten] Alwel opzettelijk misleid in het kader van de totstandkoming van de overeenkomst.
3.3.
Alwel heeft primair een beroep gedaan op bedrog, subsidiair op dwaling, meer subsidiair op wanprestatie en meest subsidiair gevorderd [appellanten] te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan het beëindigen van de huurovereenkomst. Op grond hiervan vorderde Alwel in eerste aanleg, samengevat:
primair vernietiging van de huurovereenkomst, subsidiair de ontbinding ervan;
veroordeling van [appellanten] tot ontruiming van de woning;
veroordeling van [appellanten] tot betaling van de toekomstige huurpenningen ad € 776,19 te rekenen vanaf 1 juli 2020, vermeerderd met de wettelijke rente;
veroordeling van [appellanten] - ingeval van vernietiging van de huurovereenkomst op grond van bedrog dan wel dwaling - tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de over die periode geldende huurprijs te rekenen vanaf 19 september 2017 tot de dag dat Alwel weer de beschikking over de woning verkrijgt, zulks met verrekening van de reeds door [appellanten] betaalde huurpenningen;
5. veroordeling van [appellanten] - ingeval van ontbinding van de huurovereenkomst - tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de per 1 juli 2020 geldende huurprijs van € 776,19 vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de ontruiming;
6. veroordeling van [appellanten] in de proces- en nakosten.
3.4.
[appellanten] hebben de vorderingen van Alwel bestreden en hebben tevens een beroep gedaan op rechtsverwerking.
[appellanten] hebben verder onder meer betwist dat de woning is toegewezen op basis van inschrijfduur en dat is gefraudeerd met hun inschrijfduur dan wel dat zij er enige wetenschap van hebben gehad.
3.5.
Bij tussenvonnis van 2 september 2020 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald, die op 17 december 2020 heeft plaatsgevonden.
Bij eindvonnis van 24 februari 2021 heeft de kantonrechter - samengevat - de huurovereenkomst op grond van dwaling vernietigd.
Verder zijn [appellanten] veroordeeld:
- om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de woning in goede staat en met overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Alwel te stellen;
- tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de maandelijks verschuldigde huur te rekenen vanaf 19 september 2016 tot aan de dag dat Alwel weer de gehele beschikking over de woning heeft verkregen met dien verstande dat de reeds door [appellanten] betaalde huur daarmee kan worden verrekend.
[appellanten] zijn tot slot veroordeeld in de proceskosten met nakosten. Het vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De procedure bij het gerechtshof
De grieven van [appellanten] in principaal hoger beroep
3.6.
[appellanten] hebben tegen het eindvonnis van 24 februari 2021 negen grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van dit vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Alwel met veroordeling van Alwel in de kosten van beide instanties.
Grieven 1 en 2 zijn gericht tegen de door de kantonrechter in aanmerking genomen aangepaste inschrijfduur. Grief 3 ziet op de overweging van de kantonrechter dat zij niet gebonden is aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2019. Grieven 4 en 5 betreft het oordeel van de kantonrechter dat [appellanten] niet in aanmerking kwamen voor de woning op basis van de daadwerkelijke inschrijfduur en dat, indien Alwel niet onder invloed van dwaling had gehandeld, zij de overeenkomst niet had gesloten.
De grieven 6 tot en met 8 betreffen de overwegingen dat [appellanten] de gewijzigde inschrijfdatum hadden kunnen en moeten zien en dat zij Alwel hierover hadden behoren in te lichten. In grief 9 stellen [appellanten] dat de kantonrechter ten onrechte het beroep op het wetenschapscriterium onbesproken heeft gelaten.
3.7.
Alwel heeft de grieven van [appellanten] bestreden en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de grieven en tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, eventueel onder aanvulling en/of verbetering van gronden, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De grieven van Alwel in incidenteel hoger beroep
3.8.
Alwel heeft tevens incidenteel hoger beroep ingesteld en twee grieven opgeworpen. Grief 1 ziet op de beslissing van de kantonrechter dat de huurovereenkomst niet vernietigd kon worden op grond van bedrog. Grief 2 is gericht tegen de afwijzing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
Alwel heeft geconcludeerd de grieven in incidenteel hoger beroep gegrond te verklaren en het bestreden vonnis te verbeteren in die zin dat toewijzing van het gevorderde alsnog zal plaatsvinden op basis van de primaire grondslag (bedrog) en de beslissing alsnog uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard met veroordeling van [appellanten] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.9.
[appellanten] hebben de grieven in het incidenteel hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Alwel, met veroordeling van Alwel in de kosten van beide instanties, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vernietiging huurovereenkomst op grond van dwaling
3.10.
Met de grieven 1 tot en met 9 komen [appellanten] op tegen de beslissing van de kantonrechter dat de huurovereenkomst wordt vernietigd wegens dwaling. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
[appellanten] voeren onder meer het volgende aan. Zij ontkennen dat zij met de door Alwel gestelde fraude van de inschrijfdatum iets te maken hebben gehad en stellen dat zij niet op de hoogte waren van de frauduleuze verlenging. De overweging van de kantonrechter dat [appellanten] op basis van hun werkelijke inschrijfduur niet in aanmerking kwamen voor een woning houdt geen stand. Verder stellen [appellanten] dat de redenering van de kantonrechter dat zij niet voor de woning in aanmerking zouden zijn gekomen, omdat zij niet als nummer 1 van alle inschrijvers zouden zijn geëindigd te kort door de bocht is. Zij betwisten dan ook dat sprake is van dwaling en het causale verband.
Zij betwisten tevens dat sprake is van dwaling aangezien hen de gewijzigde ingangsdatum was ontgaan en zij dus Alwel niet hadden kunnen inlichten. Voor het geval sprake zou zijn van dwaling dan dient deze volgens [appellanten] voor rekening van Alwel te blijven op grond van artikel 6:228 lid 2 BW.
3.11.
Met betrekking tot de grieven over de dwaling stelt het hof vast dat de kantonrechter alleen heeft geoordeeld over de toepasselijkheid van artikel 6:228 lid 1 aanhef en sub b BW en op die grond de huurovereenkomst heeft vernietigd.
Alwel heeft zich in haar dagvaarding in eerste aanleg beroepen op artikel 6:228 lid 1 aanhef en sub a (onjuiste mededeling) dan wel b (verzwijging) of c (wederzijdse dwaling) BW en heeft dit in hoger beroep herhaald.
Artikel 6:228 BW luidt als volgt:
“1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
2. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.”
De partij die de vernietiging inroept, in dit geval Alwel, draagt de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de onjuiste voorstelling van zaken (de dwaling als zodanig), het causaal verband tussen (de inhoud van) de overeenkomst en die onjuiste voorstelling en het zich voordoen van een van de drie dwalingsgevallen van lid 1 onderdeel a (onjuiste mededeling), onderdeel b (verzwijging) en onderdeel c (wederzijdse dwaling).
3.12.1.
Over de vraag of [appellanten] wisten dan wel behoorden te weten dat de inschrijfdatum was aangepast en dat zij Alwel hierover hadden moeten inlichten, maar dit niet gedaan hebben (de b-grond), oordeelt het hof als volgt.
3.12.2.
[appellant] heeft zich op 7 december 2013 ingeschreven bij Klik voor Wonen om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. Vaststaat dat een medewerker van Thuisvester op 23 februari 2016 de inschrijfdatum in het systeem van Klik voor Wonen heeft gewijzigd naar 5 september 2008. Alwel heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat die medewerker in opdracht van [appellanten] de inschrijfdatum heeft gewijzigd, zodat niet is komen vast te staan dat [appellanten] met het wijzigen van de inschrijfduur fraude hebben gepleegd.
3.12.3.
[appellanten] hebben gereageerd op de woning die werd toegedeeld op basis van inschrijfduur. [appellant] heeft ter zitting gesteld dat zij altijd via de mobiele telefoon reageerden op een woning. Als er mobiel wordt ingelogd is volgens [appellanten] de inschrijfdatum niet zichtbaar, met andere woorden, er kan worden gereageerd op een woning zonder dat de inschrijfdatum in beeld komt. [appellant] heeft ter zitting gedemonstreerd wat men ziet op een mobiele telefoon bij het reageren op een woning. Het hof heeft hierbij geconstateerd dat de inschrijfdatum via het inloggen op het scherm van de mobiele telefoon niet zichtbaar is. Alleen als er op de beginpagina een keer of vier à vijf naar beneden wordt gescrold, komt de inschrijfdatum in beeld. Er kan op een woning worden gereageerd, waarvan de button bovenaan de beginpagina staat, zonder dat de inschrijfdatum zichtbaar is voor de woningzoekende. Verder heeft het hof geconstateerd dat de inschrijfdatum alleen zichtbaar is na aanklikken van de button “mijn gegevens”. Als inkomensgegevens gewijzigd moeten worden, is op de mobiele versie bij “mijn inkomen” geen inschrijfdatum zichtbaar.
3.12.4.
[appellanten] hebben aangevoerd dat de versie in 2013, ten tijde van inschrijving, redelijk gelijkwaardig was aan de versie van nu, op wat kleine wijzigingen na. Dit is door Alwel niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. Alwel heeft weliswaar een verklaring van Zig Websoftware van 30 september 2021 (productie 1 MvA in principaal hoger beroep) in het geding gebracht maar de mobiele schermafdruk die daar getoond wordt, is niet het scherm dat men ziet bij het reageren op een woning, maar betreft het scherm “mijn gegevens”.
Het hof komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de inschrijfdatum voor [appellanten] als zij via een mobiele telefoon op een aanbod reageerden niet (direct) zichtbaar was.
3.13.
In het geval [appellanten] na de wijziging van de inschrijfdatum ook via de computer zouden hebben ingelogd om gegevens te wijzigen, wat zij betwisten en in rechte niet is komen vast te staan, en de pagina eruit zag zoals Zig Websoftware met de verklaring van 30 september 2021 heeft getoond, dan nog is het hof van oordeel dat hieruit niet, althans niet voldoende, blijkt dat de woningzoekende bekend was met een gewijzigde (niet correcte) inschrijfdatum. Bij inloggen zal de woningzoekende immers geen aandacht hebben voor deze datum, omdat deze datum niet door de woningzoekende is ingevoerd en niet door hem of haar kan worden gewijzigd.
3.14.
Alwel stelt dat [appellanten] , gezien de werkelijke inschrijfduur, hadden moeten weten dat zij nog niet in aanmerking kwamen voor de woning, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat een minimale inschrijftijd voor een sociale huurwoning zes tot zeven jaar bedraagt om in aanmerking te komen voor een dergelijke woning.
3.15.
[appellanten] stonden twee jaar en negen maanden ingeschreven toen zij reageerden op de woning. Tijdens de zitting heeft [appellant] verklaard dat zij via de mail op de woning zijn gewezen waarna zij de woning hebben bezichtigd. Er moest veel gebeuren aan de woning en de woning lag ook niet in een aantrekkelijke wijk. Dat zij, uitgaande van hun werkelijke inschrijfduur, voor deze woning in aanmerking kwamen en anderen de woning hadden geweigerd vonden zij dan ook niet vreemd.
Gelet op deze feitelijke gang van zaken, die niet door Alwel is betwist, hadden [appellanten] niet hoeven te begrijpen dat zij met hun inschrijvingsduur niet in aanmerking kwamen voor de woning. Het is het hof verder gebleken dat iemand die niet als nummer 1 op de ranking staat toch in aanmerking kan komen voor een woning. Dat kan immers afhangen van de (staat van de) woning zelf, de buurt waarin de woning is gelegen, het aantal reageerders en de voorwaarden waaraan de inschrijver moet voldoen, zoals inkomen en gezinsgrootte. Dat het een feit van algemene bekendheid zou zijn dat een minimale inschrijftijd van zes of zeven jaar nodig is om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning in de regio Breda, verwerpt het hof dan ook.
3.16.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [appellanten] wisten dan wel behoorden te weten dat de inschrijfduur was gewijzigd. Een beroep van Alwel op de b-grond kan dan ook niet slagen.
3.17.
Een beroep op de a-grond van Alwel kan evenmin slagen. Alwel maakt voor de toekenning van sociale huurwoningen gebruik van het woonruimtebemiddelingssysteem “Klik voor Wonen”. Dit systeem genereert bij inschrijving van een woningzoekende automatisch een inschrijfdatum zonder dat de woningzoekende hier invloed op heeft. De inschrijfdatum wordt bepaald door het geautomatiseerd systeem en de woningzoekende behoeft de datum niet aan Alwel op te geven en kan deze datum ook niet wijzigen in het systeem. [appellanten] hebben dus geen onjuiste inlichting verstrekt in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a BW.
3.18.
Over het beroep van Alwel op de wederzijdse dwaling (de c-grond) overweegt het hof dat hiervan sprake is indien de overeenkomst is tot stand gekomen onder invloed van dwaling, dat deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, en dat de wederpartij van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als de dwalende.
Het hof is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van wederzijdse dwaling aangezien partijen niet van dezelfde onjuiste veronderstelling zijn uitgegaan. Immers, [appellanten] stellen niet op de hoogte te zijn geweest van de gewijzigde inschrijfdatum en gingen bij het sluiten van de huurovereenkomst uit van de werkelijke inschrijfdatum en inschrijfduur, terwijl Alwel bij het sluiten van de huurovereenkomst is uitgegaan van de gewijzigde inschrijfdatum/-duur.
Het hof is dan ook van oordeel dat geen sprake is van wederzijdse dwaling.
3.19.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat op grond van artikel 6:228 lid 2 BW de door Alwel gestelde dwaling op grond van de verkeersopvattingen en de omstandigheden van het geval voor haar rekening zou dienen te blijven. De inschrijfdatum kan niet door de woningzoekende in het Klik voor Wonen-systeem worden gewijzigd. Dit kan enkel door medewerkers van de aangesloten woningbouwverenigingen. Aldus bevindt het wijzigen van de inschrijfdatum en het eventueel manipuleren hiervan zich in de invloedssfeer van Alwel. Gebleken is dat de inschrijfdatum van een woningzoekende ten tijde van het tekenen van het huurcontract niet meer door Alwel wordt gecontroleerd, terwijl dit vrij eenvoudig kan. Andere gegevens, zoals het inkomen, worden niet op basis van het systeem aangenomen maar bij het sluiten van het huurcontract op basis van recente inkomensgegevens gecheckt. Voorts blijkt dat het inschrijfnummer van de woningzoekende op het moment van inschrijving begint met het jaartal van inschrijving. Dit nummer kan een indicatie geven van de inschrijfduur van de woningzoekende en had voor Alwel aanleiding moeten zijn, daar waar zij stelt dat de inschrijfduur cruciaal is voor de woningtoewijzing, om nader onderzoek te doen. Dat Alwel ervoor heeft gekozen een en ander niet te controleren, omdat op het systeem wordt vertrouwd, is een keuze die niet voor rekening van de woningzoekende komt.
3.20.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de vordering tot vernietiging van de huurovereenkomst op grond van dwaling moet worden afgewezen. Hetgeen verder nog anders of meer is aangevoerd, behoeft geen verdere bespreking.
Bedrog (grief 1 in incidenteel hoger beroep)
3.21.
Alwel stelt in grief 1 in incidenteel hoger beroep dat de kantonrechter ten onrechte de huurovereenkomst niet heeft vernietigd op grond van bedrog, omdat [appellanten] subjectieve wetenschap hadden van de aangepaste inschrijfduur en Alwel opzettelijk daarover niet hebben ingelicht.
3.22.
Nu het hof hiervoor heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat [appellanten] met het wijzigen van de inschrijfduur fraude hebben gepleegd, dat de (gewijzigde) inschrijfdatum voor [appellanten] niet, althans niet direct, zichtbaar was en dat niet gebleken is dat zij op de hoogte waren van de gewijzigde inschrijfduur, kan niet gezegd worden dat sprake is van bedrog als bedoeld in artikel 3:44 BW. Er is immers niet, althans onvoldoende, gebleken dat sprake is geweest van een kunstgreep aan de zijde van [appellanten] , opzettelijke misleiding door [appellanten] alsmede van de aanwezigheid van een causaal verband tussen het bedrieglijke gedrag en het verrichten van de rechtshandeling.
Deze grief faalt dan ook.
3.23.
Omdat de kantonrechter niet toegekomen is aan de beoordeling van het meer (wanprestatie) en meest subsidiair (meewerken aan beëindiging van de huurovereenkomst op grond van redelijkheid en billijkheid) gevorderde zal het hof op grond van de devolutieve werking hier nog over dienen te oordelen.
Wanprestatie
3.24.
Alwel stelt dat [appellanten] toerekenbaar te kort zijn geschoten in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst.
3.25.
Voor een wederkerige overeenkomst, zoals een huurovereenkomst, geldt dat iedere tekortkoming van de schuldenaar (in dit geval: [appellanten] ) de schuldeiser (in dit geval: Alwel) de bevoegdheid geeft de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 BW). De rechter moet beoordelen of de tekortkoming, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst, van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden.
3.26.
Als tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst voert Alwel aan dat [appellanten] onjuiste inlichtingen hebben verstrekt, te weten de gewijzigde inschrijfduur, en dat [appellanten] in strijd met artikel 2 van de huurovereenkomst en het formulier huishoudenssamenstelling en inkomen nieuwe huurders 2016 hebben gehandeld. Ook hebben [appellanten] in strijd met artikel 4.5 van de huurovereenkomst de huur niet steeds tijdig voldaan. Ten tijde van de inleidende dagvaarding bedroeg de huurachterstand € 504,41, zijnde één maandtermijn.
3.27.
Zoals hiervoor al door het hof is overwogen, hebben [appellanten] geen onjuiste inlichtingen verstrekt over de inschrijfdatum, zodat zij op dit onderdeel niet tekortgeschoten zijn in de nakoming van de huurovereenkomst.
Alwel heeft verder gesteld dat [appellanten] in strijd met artikel 2 van de huurovereenkomst gehandeld zouden hebben. Dit artikel luidt als volgt: “Het gehuurde is uitsluitend bestemd om voor huurder en de leden van zijn huishouden als woonruimte te dienen.” Volgens Alwel bleken na controle in de basisregistratie personen van de gemeente Breda op het adres van de woning drie personen te wonen. Alwel heeft na betwisting door [appellanten] deze stelling niet nader onderbouwd. Alwel heeft op dit onderdeel ook geen gespecificeerd bewijsaanbod gedaan zodat het hof aan deze stelling voorbij gaat.
Over de stelling van Alwel dat [appellanten] een huurachterstand hebben laten ontstaan van één maand is het hof van oordeel dat dit een tekortkoming is, maar deze tekortkoming niet een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, aangezien een betalingsregeling is getroffen en geen sprake is van een substantiële huurachterstand.
3.28.
Op grond van het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat [appellanten] in relevante mate tekortgeschoten zijn in de nakoming van de huurovereenkomst. Er is dus niet voldaan aan de in artikel 6:265 BW neergelegde voorwaarden voor algehele of gedeeltelijke ontbinding van de huurovereenkomst.
Redelijkheid en billijkheid
3.29.
Tot slot stelt Alwel dat gelet op de feiten en omstandigheden, waaronder de belangenafweging, instandhouding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Alwel vordert daarom om [appellanten] te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan het beëindigen van de huurovereenkomst door de huurovereenkomst op te zeggen, zulks onder verbeurte van een dwangsom.
Het hof is van oordeel dat deze (meest subsidiaire) vordering afgewezen moet worden nu Alwel hiervoor onvoldoende heeft gesteld.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
3.30.
Alwel stelt in grief 2 in incidenteel hoger beroep dat de kantonrechter ten onrechte de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft afgewezen. Het hof komt echter niet meer aan de behandeling van deze grief toe omdat de vorderingen van Alwel zullen worden afgewezen.
Het hof zal de door [appellanten] gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad met betrekking tot de proceskostenveroordeling toewijzen.
Bewijsaanbod
3.31
Alwel heeft in punt 58 en volgende van de memorie van antwoord tevens incidenteel hoger beroep een aantal stellingen ten bewijze aangeboden. Het hof passeert deze omdat zij onvoldoende specifiek zijn en/of niet ter zake dienend zijn.
Conclusie en proceskosten
3.32.
De conclusie is dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van Alwel zal afwijzen. Het hof zal Alwel als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op € 1.000,- aan salaris advocaat/gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x € 500,00).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 109,65
– griffierecht
€ 338,00
totaal verschotten € 447,65
en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
2 punten x € 1.183,00 (principaal appel) € 2.366,00
2 punten x € 591,50 (incidenteel appel)
€ 1.183,00Totaal € 3.549,00
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

4.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het bestreden vonnis;
opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van Alwel af;
veroordeelt Alwel in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [appellanten] op € 1.000,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 447,65 aan verschotten en op € 3.549,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.H. Schulten, J.M.H. Schoenmakers en P.S. Kamminga en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 maart 2023.
griffier rolraadsheer