ECLI:NL:GHSHE:2023:770

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
200.293.496_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huurovereenkomst op grond van dwaling en bedrog in sociale huurwoningzaak

In deze zaak gaat het om de vernietiging van een huurovereenkomst tussen [appellant] en [appellante] en Stichting WonenBreburg. De zaak is ontstaan na een hoger beroep dat door de appellanten is ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter, waarin de huurovereenkomst op grond van dwaling werd vernietigd. De appellanten betwisten dat zij op de hoogte waren van een wijziging in de inschrijfdatum in het woonruimtebemiddelingssysteem 'Klik voor Wonen', dat door WonenBreburg wordt gebruikt voor het toewijzen van sociale huurwoningen. De inschrijfdatum van [appellant] was onterecht aangepast, wat leidde tot de toewijzing van de woning aan hem. WonenBreburg stelde dat, als zij op de hoogte was geweest van de juiste inschrijfduur, zij de huurovereenkomst niet zou hebben gesloten. Het hof heeft geoordeeld dat de appellanten niet wisten of behoorden te weten dat de inschrijfdatum was gewijzigd en dat zij geen onjuiste inlichtingen hebben verstrekt. Het hof heeft de vorderingen van WonenBreburg tot vernietiging van de huurovereenkomst op grond van dwaling en bedrog afgewezen. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan WonenBreburg, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.293.496/01
arrest van 7 maart 2023
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellant] respectievelijk [appellante] en gezamenlijk als [appellanten] ,
advocaat: mr. T.V.M. ten Berge te Eindhoven,
tegen
Stichting WonenBreburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als WonenBreburg,
advocaat: mr. D.A.C. Janssen te Boxtel,
op het bij exploot van dagvaarding van 13 april 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 24 februari 2021, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen [appellanten] als gedaagden en WonenBreburg als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8075582 CV EXPL 19-4557)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het tussenvonnis van 11 december 2019.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met een productie;
  • de mondelinge behandeling die, na uitstel, op 30 januari 2023 heeft plaatsgevonden, waarbij mr. Janssen spreekaantekeningen heeft overgelegd. De door mr. Ten Berge overgelegde productie 13 is geweigerd omdat deze niet tijdig was ingediend en het hof hierover tijdens de mondelinge behandeling niet kon beschikken.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Het hof gaat in deze zaak uit van de volgende feiten.
a. WonenBreburg is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en is als zodanig verplicht te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van sociale huurwoningen.
b. Voor het aanbieden en toewijzen van haar sociale huurwoningen bedient WonenBreburg zich van het woonruimtebemiddelingssysteem ‘Klik voor Wonen’, dat een samenwerkingsverband betreft tussen verschillende woningcorporaties in de regio.
c. Voor het kunnen reageren op aangeboden sociale huurwoningen is een inschrijving bij ‘Klik voor Wonen’ nodig.
d. [appellant] heeft zich op 5 januari 2012 bij Klik voor Wonen ingeschreven. [appellante] heeft zich op 13 juli 2014 bij Klik voor Wonen ingeschreven.
e. Op 4 april 2017 is [appellant] , nadat hij aangegeven had interesse te hebben, een woning aangeboden aan de [adres] . Deze woning is niet door hem geaccepteerd.
f. Op 1 november 2018 is in Klik voor Wonen de datum van inschrijving van [appellant] gewijzigd van 5 januari 2012 naar 5 januari 2005.
g. Medio december 2018 heeft [appellant] via Klik voor Wonen zijn interesse kenbaar gemaakt voor de sociale huurwoning van WonenBreburg aan de [adres 2] (hierna: de woning).
h. WonenBreburg heeft de woning aan [appellant] toegewezen.
i. Met ingang van 3 januari 2019 is er een huurovereenkomst tussen WonenBreburg en [appellant] tot stand gekomen met betrekking tot de woning, met bijbehorende parkeerplaats. De huurprijs bedraagt laatstelijk € 715,63 per maand ter zake van de woning en € 13,43 per maand ter zake van de parkeerplaats.
j. In januari 2019 is na intern onderzoek gebleken dat de inschrijfdatum van een aantal woningzoekenden in Klik voor Wonen is aangepast door een (inmiddels voormalig) medewerker van één van de woningcorporaties die zijn aangesloten bij Klik voor Wonen.
k. Op 8 maart 2019 heeft [appellant] bij WonenBreburg een verzoek ingediend strekkende tot medehuurderschap van zijn echtgenote [appellante] . WonenBreburg heeft dat verzoek bij brief van 11 maart 2019 ingewilligd.
l. Bij brief van 14 mei 2019 heeft WonenBreburg [appellanten] geschreven aanwijzingen te hebben dat de woning is toegewezen op basis van een onjuiste inschrijfduur en dit nader zal worden onderzocht.
m. Bij brief van 7 juni 2019 heeft WonenBreburg [appellanten] geschreven dat de in Klik voor Woning vermelde inschrijfduur van [appellant] niet correct is geweest omdat deze ten onrechte met zeven jaar is verlengd en is [appellanten] in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen.
n. Bij brief van 27 juni 2019 heeft WonenBreburg [appellanten] aangeschreven met de mededeling dat hij nu twee woningen huurt en dat hij één van beide huurovereenkomsten moet opzeggen.
o. [appellanten] zijn niet bereid gebleken om de huurovereenkomst van de woning aan de [adres 2] op te zeggen. De huur van de andere woning, aan het [adres 3] hebben zij wel opgezegd.
De procedure bij de kantonrechter
3.2.
WonenBreburg heeft deze procedure bij de kantonrechter aanhangig gemaakt en primair een beroep gedaan op dwaling. Zij heeft gesteld dat als zij op de hoogte was geweest van de juiste inschrijfduur van [appellant] bij Klik voor Wonen zij niet de huurovereenkomst met hem zou zijn aangegaan omdat [appellant] op basis van de werkelijke inschrijfduur niet voor de woning in aanmerking zou zijn gekomen.
3.3.
WonenBreburg heeft – samengevat en na eiswijziging – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad gevorderd:
a. primair de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te vernietigen vanwege dwaling en/of bedrog en/of misbruik van omstandigheden en subsidiair de huurovereenkomst ontbonden te verklaren, althans te ontbinden vanwege wanprestatie;
b. ontruiming van de woning binnen acht dagen na betekening van het vonnis;
c. [appellanten] te veroordelen om, bij toewijzing van het gevorderde onder a, een vergoeding te betalen ter hoogte van de maandelijks verschuldigde huur vanaf de dag dat [appellanten] de woning hebben gehuurd tot aan de dag dat WonenBreburg weer de gehele beschikking over de woning heeft verkregen, met dien verstande dat de reeds door [appellanten] betaalde huur daarmee kan worden verrekend, dan wel te oordelen dat aan de vernietiging van de huurovereenkomst haar werking deels wordt ontzegd door te bepalen dat de huurbetalingsverplichting van [appellanten] voor het gebruik van de woning niet vervalt over de periode dat [appellanten] het gebruik van de woning heeft gehad en nog zal hebben;
d. [appellanten] met ingang van 1 oktober 2019 te veroordelen tot betaling van de huur van € 715,63 per maand, steeds vanaf het moment dat de huurtermijnen na de datum van de dagvaarding nog zullen vervallen en [appellanten] niet tijdig hebben betaald, tot de datum van vernietiging, dan wel ontbinding van de huurovereenkomst;
e. [appellanten] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 715,63 per (gedeelte van een) maand, vanaf het moment van vernietiging, dan wel ontbinding van de huurovereenkomst tot aan het moment van daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde;
f. [appellanten] te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
[appellanten] hebben de vorderingen van WonenBreburg bestreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van WonenBreburg, althans de vorderingen af te wijzen.
3.5.
Bij tussenvonnis van 11 december 2019 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald, die uiteindelijk op 30 november 2020 heeft plaatsgevonden.
Bij eindvonnis van 24 februari 2021 heeft de kantonrechter -samengevat - de huurovereenkomst op grond van dwaling vernietigd.
Verder zijn [appellanten] veroordeeld:
- om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en de woning in goede staat en met overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van WonenBreburg te stellen;
- tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de maandelijks verschuldigde huur te rekenen vanaf de dag dat zij de woning hebben gehuurd tot aan de dag dat WonenBreburg weer de gehele beschikking over de woning heeft verkregen met dien verstande dat de reeds door [appellanten] betaalde huur daarmee kan worden verrekend.
[appellanten] zijn tot slot veroordeeld in de proceskosten met nakosten en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vorderingen zijn voor het overige afgewezen.
De procedure bij het gerechtshof
3.6.
[appellanten] hebben tegen het eindvonnis van 24 februari 2021 twaalf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van dit vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van WonenBreburg met veroordeling van WonenBreburg in de kosten van beide instanties. Grief I is gericht tegen de vastgestelde feiten. Grieven II tot en met IX zien op de overwegingen van de kantonrechter die hebben geleid tot vernietiging van de huurovereenkomst op grond van dwaling en grief X op de overweging dat het beëindigen van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Grief XI is gericht tegen de periode van ontruiming van de woning en grief XII is een veeggrief.
3.7.
WonenBreburg heeft de grieven van [appellanten] bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, eventueel onder aanvulling en/of verbetering van gronden waaronder de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure.
Vernietiging huurovereenkomst op grond van dwaling
3.8.
Met de grieven II tot en met IX komen [appellanten] op tegen de beslissing van de kantonrechter dat de huurovereenkomst wordt vernietigd wegens dwaling. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
[appellanten] voeren onder meer het volgende aan. Zij ontkennen dat zij met de door WonenBreburg gestelde fraude van de inschrijfdatum iets te maken hebben gehad en stellen dat zij niet op de hoogte waren van de frauduleuze verlenging en dat zij dit dan ook niet moeten hebben geweten. [appellanten] betwisten verder dat de inschrijfdatum altijd zichtbaar is op de persoonlijke pagina dan wel dat zij deze hadden moeten zien en dat de inschrijfdatum hun praktisch onmogelijk kan zijn ontgaan. Zij konden WonenBreburg dan ook niet inlichten. [appellanten] stellen tot slot dat WonenBreburg haar standpunt dat bij een relatief nieuwe woning een langere inschrijfduur nodig is, niet heeft onderbouwd.
3.9.
Met betrekking tot de grieven over de dwaling stelt het hof vast dat de kantonrechter alleen heeft geoordeeld over de toepasselijkheid van artikel 6:228 lid 1 aanhef en sub b BW en op die grond de huurovereenkomst heeft vernietigd.
WonenBreburg heeft zich in haar dagvaarding in eerste aanleg beroepen op artikel 6:228 lid 1 aanhef en sub a (onjuiste mededeling) dan wel b (verzwijging) of c (wederzijdse dwaling) BW en heeft dit ook in hoger beroep herhaald.
Artikel 6:228 BW luidt als volgt:
“ 1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
a. indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
b. indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
c. indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
2. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.”
De partij die de vernietiging inroept, in dit geval WonenBreburg, draagt de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de onjuiste voorstelling van zaken (de dwaling als zodanig), het causaal verband tussen (de inhoud van) de overeenkomst en die onjuiste voorstelling en het zich voordoen van een van de drie dwalingsgevallen van lid 1 onderdeel a (onjuiste mededeling), onderdeel b (verzwijging) en onderdeel c (wederzijdse dwaling).
3.10.1.
Over de vraag of [appellanten] wisten dan wel behoorden te weten dat de inschrijfdatum was aangepast en dat zij WonenBreburg hierover hadden moeten inlichten, maar dit niet gedaan hebben (de b-grond), oordeelt het hof als volgt.
3.10.2.
[appellant] heeft zich op 5 januari 2012 ingeschreven bij Klik voor Wonen om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. Vaststaat dat een medewerker van Thuisvester op 1 november 2018 de inschrijfdatum in het systeem van Klik voor Wonen heeft gewijzigd naar 5 januari 2005. WonenBreburg heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat die medewerker in opdracht van of met medeweten van [appellanten] de inschrijfdatum heeft gewijzigd, zodat niet is komen vast te staan dat [appellanten] met het wijzigen van de inschrijfduur fraude hebben gepleegd.
3.10.3.
[appellanten] hebben gereageerd op de woning die werd toegedeeld op basis van inschrijfduur. Zij hebben gesteld dat zij altijd op de mobiele telefoon via Tipberichten reageerden op een woning. Tipberichten zijn meldingen die per email aan de woningzoekende worden verstuurd wanneer nieuwe geschikte woningen beschikbaar komen. Door te reageren via een Tipbericht komt de woningzoekende meteen bij de aangeboden woning. De inschrijfdatum is niet zichtbaar in de Tipberichten, niet in de advertentie van beschikbaar gekomen woningen en niet nadat [appellanten] op de knop ‘reageer’ had geklikt en via de mobiele versie van Klik voor Wonen was ingelogd. Dit is door WonenBreburg erkend. Met andere woorden, er kan worden gereageerd op een woning zonder dat de inschrijfdatum in beeld komt. [appellante] heeft ter zitting gedemonstreerd wat men ziet op een mobiele telefoon bij het reageren op een woning. Het hof heeft hierbij geconstateerd dat de inschrijfdatum via het inloggen op het scherm van de mobiele telefoon niet zichtbaar is. Alleen als er op de beginpagina een keer of vier à vijf naar beneden wordt gescrold, komt de inschrijfdatum in beeld. Er kan op een woning worden gereageerd, waarvan de button bovenaan de beginpagina staat, zonder dat de inschrijfdatum zichtbaar is voor de woningzoekende. Verder heeft het hof geconstateerd dat de inschrijfdatum alleen zichtbaar is na aanklikken van de button “mijn gegevens”. Als inkomensgegevens gewijzigd moeten worden, is op de mobiele versie bij “mijn inkomen” geen inschrijfdatum zichtbaar.
WonenBreburg heeft weliswaar een verklaring van Zig Websoftware van 30 september 2021 (productie 21 MvA) in het geding gebracht maar de mobiele schermafdruk die daar getoond wordt, is niet het scherm dat men ziet bij het reageren op een woning, maar betreft het scherm “mijn gegevens”.
Het hof komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de inschrijfdatum voor [appellanten] als zij via een mobiele telefoon op een aanbod reageerden niet (direct) zichtbaar was.
3.11.
In het geval [appellanten] na de wijziging van de inschrijfdatum ook via de computer zouden hebben ingelogd om gegevens te wijzigen, wat zij betwisten en in rechte niet is komen vast te staan, en de pagina eruit zag zoals Zig Websoftware met de verklaring van 30 september 2021 heeft getoond, dan nog is het hof van oordeel dat hieruit niet, althans niet voldoende, blijkt dat de woningzoekende bekend was met een gewijzigde (niet correcte) inschrijfdatum. Bij inloggen zal de woningzoekende immers geen aandacht hebben voor deze datum, omdat deze datum niet door de woningzoekende is ingevoerd en door hem of haar kan worden gewijzigd. Bovendien heeft WonenBreburg ter zitting erkend dat de op 3 januari 2019 gedane mutaties, waarvan zij stelt dat [appellanten] bij deze mutaties de gewijzigde inschrijfdatum hadden moeten zien, door een medewerker van WonenBreburg zelf zijn ingevoerd. [appellanten] hadden op dat moment dus niet de inschrijfdatum kunnen zien, dit in tegenstelling tot de medewerker van WonenBreburg.
3.12.
WonenBreburg stelt dat [appellanten] , gezien de werkelijke inschrijfduur, hadden moeten weten dat zij nog niet in aanmerking kwamen voor de woning, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat een minimale inschrijftijd voor een sociale huurwoning zes tot zeven jaar bedraagt om in aanmerking te komen voor een dergelijke woning.
3.13.
[appellanten] stonden zes jaar en elf maanden ingeschreven toen zij reageerden op de woning. Tijdens de zitting heeft [appellante] verklaard dat zij via de mail op de woning zijn gewezen waarna zij de woning hebben bezichtigd. Zij vonden het niet vreemd dat zij de woning aangeboden kregen, omdat toen [appellant] iets meer dan vijf jaar bij Klik voor Wonen stond ingeschreven, dus voordat de inschrijfdatum was gewijzigd, hij een soortgelijke nieuwbouwwoning aangeboden had gekregen in de Texelstraat, op circa 30 meter afstand van de woning. Deze woning heeft hij niet geaccepteerd.
Gelet op deze feitelijke gang van zaken, die niet door WonenBreburg is betwist, hadden [appellanten] niet hoeven te begrijpen dat zij met hun inschrijvingsduur niet in aanmerking kwamen voor de woning. Het is het hof verder gebleken dat iemand die niet als nummer 1 op de ranking staat toch in aanmerking kan komen voor een woning. Dat kan immers afhangen van de (staat van de) woning zelf, de buurt waarin de woning is gelegen, het aantal reageerders en de voorwaarden waaraan de inschrijver moet voldoen, zoals inkomen en gezinsgrootte. Dat het een feit van algemene bekendheid zou zijn dat een minimale inschrijftijd van zes of zeven jaar nodig is om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning in de regio Breda, verwerpt het hof dan ook.
3.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [appellant] c.s wisten dan wel behoorden te weten dat de inschrijfduur was gewijzigd. Een beroep van WonenBreburg op de b-grond kan ook niet slagen.
3.15.
Een beroep op de a-grond van WonenBreburg kan evenmin slagen. WonenBreburg maakt voor de toekenning van sociale huurwoningen gebruik van het woonruimtebemiddelingssysteem “Klik voor Wonen”. Dit systeem genereert bij inschrijving van een woningzoekende automatisch een inschrijfdatum zonder dat de woningzoekende hier invloed op heeft. De inschrijfdatum wordt bepaald door het geautomatiseerd systeem en de woningzoekende behoeft de datum niet aan WonenBreburg op te geven en kan deze datum ook niet wijzigen in het systeem. [appellanten] hebben dus geen onjuiste inlichtingen verstrekt in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a BW.
3.16.
Over het beroep van WonenBreburg op de wederzijdse dwaling (de c-grond) overweegt het hof dat hiervan sprake is indien de overeenkomst is tot stand gekomen onder invloed van dwaling, dat deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, en dat de wederpartij van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als de dwalende.
Het hof is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van wederzijdse dwaling aangezien partijen niet van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan. Immers, [appellanten] stellen niet op de hoogte te zijn geweest van de gewijzigde inschrijfdatum en gingen bij het sluiten van de huurovereenkomst uit van de werkelijke inschrijfdatum, terwijl WonenBreburg bij het sluiten van de huurovereenkomst is uitgegaan van de gewijzigde inschrijfdatum.
Het hof is dan ook van oordeel dat geen sprake is van wederzijdse dwaling.
3.17.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat op grond van artikel 6:228 lid 2 BW de door WonenBreburg gestelde dwaling op grond van de verkeersopvattingen en de omstandigheden van het geval voor haar rekening zou dienen te blijven. De inschrijfdatum kan niet door de woningzoekende in het Klik voor Wonen-systeem worden gewijzigd. Dit kan enkel door medewerkers van de aangesloten woningbouwverenigingen. Aldus bevindt het wijzigen van de inschrijfdatum en het eventueel manipuleren hiervan zich in de invloedssfeer van WonenBreburg. Gebleken is dat de inschrijfdatum van een woningzoekende ten tijde van het tekenen van het huurcontract niet meer door WonenBreburg wordt gecontroleerd, terwijl dit vrij eenvoudig kan. Andere gegevens, zoals het inkomen, worden niet op basis van het systeem aangenomen maar bij het sluiten van het huurcontract op basis van recente inkomensgegevens gecheckt. Dat WonenBreburg ervoor heeft gekozen de inschrijfdatum niet te controleren, omdat op het systeem wordt vertrouwd, is een keuze die niet voor rekening van de woningzoekende komt.
3.18.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de vordering tot vernietiging van de huurovereenkomst op grond van dwaling moet worden afgewezen. Dit heeft tot gevolg dat de overige grieven niet behandeld hoeven te worden.
3.19.
Omdat de kantonrechter niet toegekomen is aan de beoordeling van de vordering tot vernietiging van de huurovereenkomst op grond van bedrog/misbruik van omstandigheden en de (subsidiaire) vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst op grond van wanprestatie zal het hof op grond van de devolutieve werking hier nog over dienen te oordelen.
Bedrog/misbruik van omstandigheden
3.20.
WonenBreburg beroept zich op bedrog of misbruik van omstandigheden in de zin van artikel 3:44 lid 3 en 4 BW en stelt dat [appellanten] moeten hebben geweten van de onjuiste inschrijfduur.
3.21.
Nu het hof hiervoor heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat [appellanten] door het wijzigen van de inschrijfduur fraude hebben gepleegd, dat de (gewijzigde) inschrijfdatum voor [appellanten] niet direct zichtbaar was en dat niet gebleken is dat zij op de hoogte waren van de gewijzigde inschrijfduur, kan niet gezegd worden dat sprake is van bedrog dan wel misbruik van omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 lid 3 en 4 BW.
Wanprestatie
3.22.
WonenBreburg stelt dat [appellanten] toerekenbaar te kort zijn geschoten in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst.
3.23.
Voor een wederkerige overeenkomst, zoals een huurovereenkomst, geldt dat iedere tekortkoming van de schuldenaar (in dit geval: [appellanten] ) de schuldeiser (in dit geval: WonenBreburg) de bevoegdheid geeft de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 BW). De rechter moet beoordelen of de tekortkoming, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst, van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden.
3.24.
Als tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst voert WonenBreburg aan dat [appellanten] onjuiste inlichtingen hebben verstrekt over de gewijzigde inschrijfduur en over het hoofdverblijf van [appellant] . Hiermee hebben zij in strijd met artikel 9.2 van de huurovereenkomst en de “Verklaring samenstelling huishouden en inkomen huurders” gehandeld.
3.25.
Zoals hiervoor al door het hof is overwogen is de gewijzigde inschrijfdatum niet toe te rekenen aan [appellanten] zodat zij op dit onderdeel niet tekortgeschoten zijn in de nakoming van de huurovereenkomst.
WonenBreburg stelt dat [appellant] niet is ingeschreven op het adres van de woning, zodat WonenBreburg twijfelt of hij daar zijn hoofdverblijf heeft. Daarnaast zou de gezinssamenstelling gewijzigd zijn. Zo zou [appellanten] bij het aangaan van de huurovereenkomst opgegeven hebben dat er 1 volwassene zou gaan wonen, terwijl het de bedoeling was dat [appellante] met een kind daar ook zouden gaan wonen. Het hof gaat echter aan deze stelling voorbij aangezien op de zitting bij de kantonrechter, zoals herhaald is op de zitting bij het hof, door WonenBreburg is opgemerkt dat [appellant] de woning evengoed gekregen zou hebben als hij daar als gezin zou gaan wonen. Als al sprake zou zijn van een tekortkoming dan rechtvaardigt deze niet een ontbinding van de huurovereenkomst.
3.26.
Op grond van het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat [appellanten] tekortgeschoten zijn in de nakoming van de huurovereenkomst. Er is dus niet voldaan aan de in artikel 6:265 BW neergelegde voorwaarden voor algehele of gedeeltelijke ontbinding van de huurovereenkomst.
Redelijkheid en billijkheid
3.27.
Tot slot stelt WonenBreburg dat instandhouding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, aangezien [appellanten] profiteren van een in hun voordeel zeer aanzienlijke gewijzigde inschrijftijd. Hierdoor heeft [appellant] van WoningBreburg een woning gehuurd waarvoor hij anders niet in aanmerking zou zijn gekomen en zijn andere woningzoekenden, die al jaren stonden ingeschreven, buiten de boot gevallen.
3.28.
Het hof wijst deze vordering af en verwijst naar wat hiervoor is overwogen, met name de beslissing dat de gewijzigde inschrijfdatum niet toe te rekenen is aan [appellanten] , dat het wijzigen van de inschrijfdatum en het eventueel manipuleren hiervan zich in de invloedssfeer van WonenBreburg bevinden en dat WonenBreburg ervoor heeft gekozen een en ander niet te controleren, omdat op het systeem wordt vertrouwd.
Bewijsaanbod
3.29
WonenBreburg heeft onder de punten 96 en volgende van de memorie van antwoord een aantal stellingen ten bewijze aangeboden. Het hof passeert deze omdat zij onvoldoende specifiek zijn en/of niet ter zake dienend zijn.
Conclusie en proceskosten
3.30.
De conclusie is dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van WonenBreburg zal afwijzen. Het hof zal WonenBreburg als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op € 1.000,- voor salaris advocaat/gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x € 500,00).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 103,83
– griffierecht
€ 338,00
totaal verschotten € 441,83
en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
2 punten x € 1.183,00 € 2.366,00
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van WonenBreburg af;
veroordeelt WonenBreburg in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [appellanten] op € 1.000,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 441,83 aan verschotten en op € 2.366,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.H. Schulten, J.M.H. Schoenmakers en P.S. Kamminga en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 maart 2023.
griffier rolraadsheer