ECLI:NL:GHSHE:2023:77

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
20-003024-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in het kader van belaging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder vrijgesproken van belaging, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de gedragingen van de verdachte, die stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De beoordeling is gebaseerd op de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen, evenals de impact op het slachtoffer.

Het hof concludeert dat de verdachte, ondanks eerdere waarschuwingen, zijn gedrag niet heeft aangepast en zelfs na een stopgesprek met de politie doorging met het versturen van e-mails en berichten aan het slachtoffer en haar dochter. Dit leidde tot een bewezenverklaring van belaging, waarbij het hof de intensiteit van de gedragingen en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar heeft laten meewegen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en het hof heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de taakstraf.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het bewezenverklaarde feit van belaging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003024-21
Uitspraak : 10 januari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-224212-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum] op [geboortedag] 1965,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde alsnog bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte volledig zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 17 oktober 2019 tot en met 12 augustus 2021 in de gemeente Kerkrade, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- voornoemde [slachtoffer] veelvuldig, althans één- of meerdere malen, email-berichten en/of whatsapp-berichten en/of sms-berichten en/of facebook-berichten te sturen en/of
- de dochter en/of schoonzoon van voornoemde [slachtoffer] sms-berichten en/of facebook-berichten te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 7 juli 2021 tot en met 12 augustus 2021 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen email-berichten te sturen en
- de dochter van voornoemde [slachtoffer] sms-berichten te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen en/of vrees aan te jagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep, op de gronden zoals vermeld in de pleitnota, door de raadsman bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Volgens de raadsman is sprake geweest van een wederkerig contact en van het door aangeefster [slachtoffer] aanhalen en afstoten van de verdachte. Wat betreft de periode na het stopgesprek met de politie heeft de verdachte in een periode van 12 dagen nog 10 mails gestuurd, hetgeen geen stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert. Daarnaast stelt de verdediging dat de verdachte geen oogmerk c.q. bedoeling heeft gehad om aangeefster te dwingen tot het doen, niet doen en/of dulden van iets dan wel haar vrees aan te jagen.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de hierboven bedoelde bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feitelijke gang van zaken.
De verdachte en aangeefster [slachtoffer] zongen in hetzelfde koor en [slachtoffer] was goed bevriend met de zus van de verdachte, de dirigente van het koor. De verdachte werd op enig moment verliefd op [slachtoffer] , maar [slachtoffer] was juist gescheiden en niet op zoek naar een relatie. In het begin was de verdachte vriendelijk, maar na een jaar veranderde zijn toon en begon hij deels vervelende whatsapp-berichten te sturen naar de telefoon van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft de verdachte gevraagd hiermee te stoppen, maar dit gebeurde niet. Op 26 januari 2020 heeft [slachtoffer] de verdachte op whatsapp geblokkeerd, maar toen begon hij sms-berichten te sturen. Diezelfde avond heeft zij ook de sms-berichten van de verdachte geblokkeerd. Vervolgens begon de verdachte e-mails naar aangeefster te sturen, ook met een beledigende, dreigende en denigrerende inhoud.
Op 19 november 2020 om 23:21 uur stuurde [slachtoffer] naar de verdachte een bericht met de inhoud: “Hou op met me te mailen. Ik vraag het niet nog een keer!” en om 23:28 uur: “Laatste waarschuwing”. De verdachte heeft daarna geruime tijd geen mails meer gestuurd naar aangeefster. Echter ontving zij vanaf 7 juli 2021 weer e-mailberichten van hem, met teksten zoals
“Maar doe mij een keer in mijn leven een plezier, neem jou vriend nooit mee naar het [koor] , want dat zou voor mij echt te pijnlijk zijn”en
“Of beter gezegd, kom zelf ook niet meer, zodat het [koor] weer kan groeien met serieuze mensen!!!”. Op 7, 8 en 11 juli 2021 ontving ook de dochter van [slachtoffer] , [dochter van slachtoffer] sms-berichten van de verdachte, waarin onder meer stond dat zij aan haar moeder moest vragen haar vriend nooit mee naar het koor te nemen en dat hij haar moeder nooit meer wilde zien. [dochter van slachtoffer] heeft geantwoord dat de verdachte moest stoppen met het sturen van berichten en heeft het telefoonnummer van de verdachte op 11 juli 2021 geblokkeerd. Op 12 juli 2021 heeft de vriend van [dochter van slachtoffer] , [vriend van dochter] , de verdachte op Facebook benaderd en geschreven dat de verdachte hen met rust moest laten. Op die datum heeft aangeefster zelf contact opgenomen met de politie en verzocht dat de verdachte zou worden aangesproken op zijn gedrag.
Op 1 augustus 2021 hebben de verbalisanten [naam] en [naam] de verdachte thuis bezocht en met hem een zogeheten stopgesprek gevoerd. Aan de verdachte is toen door de verbalisanten medegedeeld dat hij zowel direct als indirect geen contact meer mocht opnemen met [slachtoffer] en dat hij haar met rust moest laten. Ook is toen aan de verdachte een stopbrief uitgereikt, die door hem werd ondertekend. Nadien heeft de verdachte [slachtoffer] echter nog 9 e-mailberichten toegestuurd, te weten op 3, 8, 10, 11 en 12 augustus 2021.
Zo schreef de verdachte op 3 augustus 2021 in een e-mailbericht aan [slachtoffer]
“Doe mij geen pijn, dan zal ik jou 10 keer zo hard pijnigen”en op 11 augustus 2021
“Kom nooit meer terug bij ons, voor ons bestaat jij niet meer”.
Ter beantwoording ligt de vraag voor of de verdachte met zijn handelen zich schuldig heeft gemaakt aan belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Vooropgesteld moet worden dat de vraag of stelselmatig inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer volgens bestendige rechtspraak van de Hoge Raad moet worden beoordeeld aan de hand van de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Dit beoordelingskader brengt met zich dat de duur en de frequentie van de handelingen van de verdachte niet de enige beoordelingsfactoren zijn. Daaraan gelijkwaardig zijn de andere door de Hoge Raad genoemde factoren, met name ook de intensiteit van de gedragingen en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Het gaat om het totaalbeeld dat uit (de verschillende, hiervoor genoemde, aspecten van) de gedragingen van de verdachte naar voren komt.
Dit brengt met zich dat een geringe duur en frequentie van de gedragingen nog niet het bestaan van de vereiste stelselmatigheid uitsluit, mits daarnaast door de intensiteit van de gedragingen sprake is van een zeer indringende inbreuk en invloed op de persoonlijke levenssfeer, dat wil zeggen op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Daarbij komt dat ook het sturen van mails aan derden belaging van het slachtoffer kan opleveren, zeker als het personen uit de (directe) leef- of werkomgeving van het slachtoffer betreft.
Het hof zal de tenlastelegging tegen de achtergrond van het vorenstaande beoordelen.
Voor de verdachte was al geruime tijd duidelijk dat [slachtoffer] wilde dat hij stopte met het sturen van berichten. Immers heeft zij het telefoonnummer van de verdachte op 26 januari 2020 geblokkeerd voor het versturen van whatsapp- en sms-berichten en heeft zij, toen de verdachte haar vervolgens e-mailberichten ging sturen, in ieder geval op 19 november 2020 in niet mis te verstane woorden bericht dat hij hiermee moest stoppen. Dat de verdachte dit begreep blijkt wel uit de omstandigheid dat hij daarna gedurende zeven maanden geen e-mailberichten aan [slachtoffer] heeft verzonden. Door [slachtoffer] vervolgens desondanks vanaf 7 juli 2021 opnieuw te gaan benaderen met e-mails en vanaf die datum ook haar dochter sms-berichten te sturen, heeft de verdachte zich naar het oordeel van het hof in elk geval vanaf 7 juli 2021 schuldig gemaakt aan belaging. In een periode van ruim een maand heeft hij [slachtoffer] en haar dochter ruim 20 berichten gestuurd, met name met de strekking dat [slachtoffer] zou wegblijven bij het koor.
De aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer zijn naar objectieve maatstaven bezien zodanig geweest dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Uit de berichten komt het beeld naar voren dat de verdachte op indringende wijze heeft geprobeerd direct, maar ook via de dochter van [slachtoffer] , te bewerkstelligen dat zij niet meer naar het koor zou gaan en dat hij en zijn familieleden aangeefster niet meer zouden zien.
De berichten van de verdachte hebben inderdaad tot gevolg gehad dat [slachtoffer] niet meer naar het koor gaat en dat zij geen contact meer heeft met de zus van de verdachte, die zij zag als haar beste vriendin.
Dat de berichten een zeer indringende inbreuk en invloed op de persoonlijke levenssfeer, dat wil zeggen op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer hebben gehad, blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer] op 9 en 14 augustus 2021 ten overstaan van de politie, inhoudende:
“Ik weet het niet meer, ik maak mij grote zorgen. Ik ben bang dat hij zijn dreigementen echt gaat uitvoeren, ik ben bang dat hij doorslaat. Ik kan hem niet inschatten.
Ik weet het niet meer, hij blijft door gaan. Ik ben moeten stoppen bij het koor, ik zie [zus van verdachte] niet meer hierdoor.
Het heeft een hele emotionele impact op mij.
Ik zal mijn klacht zeer zeker niet intrekken. Als [verdachte] na een stopgesprek nog niet stopt, dan zal hij ook door blijven gaan. En ik kan niet meer. Ik ben nagenoeg aan het einde van mijn krachten. Het moet gewoon stoppen.”
Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat [slachtoffer] reeds een “verleden” had met de verdachte, bestaande uit het met name in 2020 door hem aan haar verzenden van talloze e-mails, ook met een beledigende, dreigende en denigrerende inhoud.
Wat betreft het opzet herhaalt het hof dat [slachtoffer] de verdachte op 19 november 2020 een e-mailbericht heeft gestuurd waarin zij hem duidelijk liet weten dat hij moest stoppen met het sturen van berichten, nadat zij eerder al zijn telefoonnummer had geblokkeerd voor whatsapp- en sms-berichten. De verdachte wist daardoor dat het contact dat hij met [slachtoffer] zocht voor haar ongewenst was. Het opzet op het maken van een stelselmatige inbreuk op het persoonlijke leven van [slachtoffer] is daarmee gegeven.
Uit de inhoud van de berichten blijkt dat hij dit deed met het oogmerk aangeefster te dwingen tot het doen, niet doen en/of dulden van iets dan wel haar vrees aan te jagen, met name dat zij weg zou blijven bij het koor.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

belaging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem bij een eventuele veroordeling een taakstraf van zeer beperkte duur zal worden opgelegd en geen voorwaardelijke straf.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte heeft hij in negatieve zin een aanmerkelijke invloed gehad op het persoonlijke leven van het slachtoffer [slachtoffer] . Zij is ten gevolge hiervan gestopt met zingen in het koor en is haar beste vriendin kwijtgeraakt.
Belaging is een delict dat rechtstreeks raakt aan de privacy en het welbevinden van de belaagden. Uit de slachtofferverklaring ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep blijkt dat het slachtoffer door het handelen van de verdachte nog steeds gevoelens van angst en onveiligheid ervaart en zich in haar persoonlijke vrijheid enorm beperkt voelt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof niet gebleken dat de verdachte het kwalijke van zijn handelen inziet. Dit alles rekent het hof de verdachte aan.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden is. De tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht zal bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag. Het hof ziet geen aanleiding de eveneens gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu uit het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen dat het strafbaar handelen van de verdachte na zijn aanhouding en vrijlating is opgehouden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 10 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.C. Bos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.