ECLI:NL:GHSHE:2023:769

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
20-002412-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht gepleegd door een edelsteentherapeut met cliënten in de maatschappelijke zorg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, een edelsteentherapeut, is veroordeeld voor het meermalen plegen van ontucht met vier vrouwen die zich als cliënten aan zijn zorg hadden toevertrouwd. De verdachte werd ter zake van deze feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft deze vrijspraak vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de ontuchtige handelingen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn positie als hulpverlener heeft misbruikt en dat de slachtoffers in een kwetsbare positie verkeerden. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen spijt betuigd. Het hof heeft ook een beroepsverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002412-20
Uitspraak : 8 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 23 oktober 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-661262-16 en 03-661017-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1939,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de onder parketnummer 03-661262-16 onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten en hem ter zake van:
  • ontucht plegen als degene die werkzaam is in de maatschappelijke zorg, met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd (parketnummer 03-661262-16, feit 1 meer subsidiair);
  • ontucht plegen als degene die werkzaam is in de maatschappelijke zorg, met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd (parketnummer 03-661262-16, feit 2 subsidiair);
  • ontucht plegen als degene die werkzaam is in de maatschappelijke zorg, met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd (parketnummer 03-661262-16, feit 3 subsidiair);
  • ontucht plegen als degene die werkzaam is in de maatschappelijke zorg, met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd (parketnummer 03-661017-19),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank als bijkomende straf de verdachte ontzet van het recht tot uitoefening van het beroep van hulpverlener voor de duur van 5 jaren.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer1] is toegewezen tot een bedrag van
€ 7.849,37 (bestaande uit materiële schade ad € 849,37 en immateriële schade ad
€ 7.000,00), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2] is toegewezen tot een bedrag van € 1.500 (bestaande uit immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 3] is toegewezen tot een bedrag van
€ 1.320,00 (bestaande uit materiële schade ad € 320,00 en immateriële schade ad
€ 1.000,00), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 4] is toegewezen tot een bedrag van
€ 5.256,38 (bestaande uit materiële schade ad € 2.756,38 en immateriële schade ad
€ 2.500,00), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Ten behoeve van de voornoemde slachtoffers zijn tevens maatregelen van schadevergoeding opgelegd en de verdachte is in alle gevallen veroordeeld in de kosten van de benadeelde partijen, tot aan de datum vonnis begroot op nihil, en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Het hof neemt op basis van de inhoud van het vonnis aan dat de rechtbank in het dictum van het vonnis als gevolg van een kennelijke vergissing beide parketnummers heeft verwisseld, welke misslag het hof hierboven heeft hersteld door steeds het juiste parketnummer bij het betreffende feit te vermelden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft bij wensenformulier d.d. 31 maart 2021 te kennen gegeven dat zij de hoogte van de oorspronkelijke vordering verlaagt met het volledige bedrag, nu zij het schadebedrag al heeft ontvangen. Derhalve is haar vordering in hoger beroep niet meer aan de orde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij/slachtoffer1] , [benadeelde partij/slachtoffer 2] en [benadeelde partij/slachtoffer 4] is primair bepleit dat het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Subsidiair heeft de raadsman de vorderingen voor zover deze zien op materiële schade op inhoudelijke gronden, als nader verwoord in de pleitnota, betwist. Meer subsidiair is verzocht om matiging bij toewijzing van immateriële schade.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-661262-16:1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij/slachtoffer1] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer (edel)stenen sta(a)(f)(ven) geduwd en/of ingebracht in de mond en/of de vagina van die [benadeelde partij/slachtoffer1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) in zijn, verdachtes, hoedanigheid van (edelsteen)therapeut en/of hulpverlener van die [benadeelde partij/slachtoffer1] (en/of bekend met de zwakke en/of kwetsbare psychische gesteldheid en/of hulpbehoevendheid van die [benadeelde partij/slachtoffer1] )
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gezegd dat zij zich uit moest kleden en/of dat zij op haar buik moest gaan liggen (met haar billen omhoog) en/of dat zij op haar rug moest gaan liggen (met haar ogen dicht) en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) (met (edel)stenen) tussen de bilspleet van die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gewreven en/of (vervolgens) (daarbij) tegen die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gezegd dat hij, verdachte, dat deed, omdat daar de meeste energie zat en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) een of meer (edel)stenen sta(a)(f)(ven) heeft geduwd en/of ingebracht in de vagina en/of mond van die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gezegd dat zij niets mocht vertellen over de stenen staven aan haar man en aan zijn, verdachtes, vrouw genaamd [medeverdachte] en/of dat zij, [benadeelde partij/slachtoffer1] , ook spirituele gaven in haar handen had en/of dat zij, [benadeelde partij/slachtoffer1] , een (edelsteen) sessie bij hem, verdachte, en/of met hem, verdachte, mocht doen en/of (vervolgens)
- zich heeft ontkleed en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gezegd dat zij, [benadeelde partij/slachtoffer1] , zijn, verdachtes, ballen moest kneden en/of een (edel)stenen staaf in zijn, verdachtes, anus in moest brengen en/of (vervolgens)
- geld aan die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gegeven voor de sessies die die [benadeelde partij/slachtoffer1] bij en/of met hem, verdachte, verrichtte en/of (vervolgens)
- als die [benadeelde partij/slachtoffer1] aan hem, verdachte, aangaf dat zij geen tijd had voor een massage, tegen die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gezegd dat zij gespannen was en/of gemasseerd moest worden,
en/of (aldus) (telkens) voor die [benadeelde partij/slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of die [benadeelde partij/slachtoffer1] in een situatie heeft gebracht, waarin die [benadeelde partij/slachtoffer1] geen weerstand kon bieden en/of een zodanige situatie heeft doen ontstaan dat die [benadeelde partij/slachtoffer1] dat binnendringen niet kon of wist te verhinderen en/of te voorkomen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [benadeelde partij/slachtoffer1] zich laten ontkleden en/of
- ( met (edel)stenen) wrijven tussen de bilspleet van die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of
- masseren en/of betasten en/of likken van en/of wrijven over de borsten van die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of
- masseren en/of betasten van het (gehele) lichaam van die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of
- uittrekken van zijn, verdachtes, kleding en/of onderkleding en/of
- zijn, verdachtes, ballen laten masseren en/of kneden en/of betasten door die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of
- door die [benadeelde partij/slachtoffer1] laten inbrengen van een (edel)stenen staaf in zijn, verdachtes, anus,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) in zijn, verdachtes, hoedanigheid van (edelsteen)therapeut en/of hulpverlener van die [benadeelde partij/slachtoffer1] (en/of bekend met de zwakke en/of kwetsbare psychische gesteldheid en/of hulpbehoevendheid van die [benadeelde partij/slachtoffer1] )
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gezegd dat zij zich uit moest kleden en/of dat zij op haar buik moest gaan liggen (met haar billen omhoog) en/of dat zij op haar rug moest gaan liggen (met haar ogen dicht) en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) de borsten van die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gemasseerd en/of betast en/of gelikt en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) (met (edel)stenen) tussen de bilspleet van die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gewreven en/of (vervolgens) (daarbij) tegen die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gezegd dat hij, verdachte, dat deed, omdat daar de meeste energie zat en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gezegd dat zij niets mocht vertellen aan haar man en aan zijn, verdachtes, vrouw genaamd [medeverdachte] en/of dat zij, [benadeelde partij/slachtoffer1] , ook spirituele gaven in haar handen had en/of dat zij, [benadeelde partij/slachtoffer1] , een (edelsteen) sessie bij hem, verdachte, en/of met hem, verdachte, mocht doen en/of (vervolgens)
- zich heeft ontkleed en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gezegd dat zij, [benadeelde partij/slachtoffer1] , zijn, verdachtes, ballen moest kneden en/of een (edel)stenen staaf in zijn, verdachtes, anus in moest brengen en/of (vervolgens)
- geld aan die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gegeven voor de sessies die die [benadeelde partij/slachtoffer1] bij en/of met hem, verdachte, verrichtte en/of (vervolgens)
- als die [benadeelde partij/slachtoffer1] aan hem, verdachte, aangaf dat zij geen tijd had voor een massage, tegen die [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gezegd dat zij gespannen was en/of gemasseerd moest worden,
in elk geval (telkens) die [benadeelde partij/slachtoffer1] in een situatie heeft gebracht, waarin die [benadeelde partij/slachtoffer1] geen weerstand kon bieden aan die ontuchtige handelingen en/of een zodanige situatie heeft doen ontstaan, dat die [benadeelde partij/slachtoffer1] die ontuchtige handelingen niet kon of wist te verhinderen en/of te voorkomen;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl hij toen (als edelsteentherapeut) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij/slachtoffer1] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [benadeelde partij/slachtoffer1] zich laten ontkleden en/of
- ( met (edel)stenen) gewreven tussen de bilspleet van die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of
- de borsten van die [benadeelde partij/slachtoffer1] gemasseerd en/of gelikt en/of betast en/of
- het (gehele) lichaam van die [benadeelde partij/slachtoffer1] gemasseerd en/of betast en/of
- een of meer (edel)stenen sta(a)(f)(ven) geduwd en/of ingebracht in de mond en/of de vagina van die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of
- zijn, verdachtes, kleding en/of onderkleding uitgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, ballen laten masseren en/of kneden en/of betasten door die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of
- een (edel)stenen staaf in zijn, verdachtes, anus laten inbrengen door die [benadeelde partij/slachtoffer1] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( onverhoeds) leggen en/of brengen van zijn, verdachtes, hand op een borst en/of tussen de benen van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] en/of
- ( hard en/of met kracht) met zijn, verdachtes, hand(en) wrijven en/of vegen over het lichaam van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] , waardoor de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] naar beneden ging en/of
- ( onverhoeds) met een (edel)steen tussen de billen van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] gaan en/of met een (edel)steen de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] naar beneden duwen en/of schuiven en/of
- ( onverhoeds) brengen en/of schuiven van een of meer (edel)ste(e)n(en) in de onderbroek en/of de bh van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] en/of
- die [benadeelde partij/slachtoffer 2] zichzelf over haar borsten en/of vagina en/of de binnenkant van haar benen doen en/of laten wrijven en/of met haar heupen doen en/of laten draaien, terwijl die [benadeelde partij/slachtoffer 2] in haar ondergoed stond,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in zijn hoedanigheid van (edelsteen)therapeut en/of hulpverlener van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] (en/of bekend met de zwakke en/of kwetsbare psychische gesteldheid en/of hulpbehoevendheid van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] )
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gezegd dat de (edelsteen)therapie het beste werkte, als zij helemaal bloot zou zijn, maar dat hij, verdachte, het bij haar langzaam op zou bouwen en/of dat zij op de behandeltafel moest gaan liggen en/of haar ogen dicht moest doen en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand op een borst en/of tussen de benen en/of boven de vagina van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gelegd en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, haar bij haar borst aanraakte om haar vertrouwen op te wekken en/of dat hij, verdachte, haar tussen haar benen en/of boven haar vagina aanraakte, omdat de "sacraal" net boven haar vagina zit en/of dat dit in het kader van openheid en vertrouwen was, want er mochten geen blokkades zijn en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gezegd dat het niet goed met haar ging en/of (vervolgens) - met zijn, verdachtes, hand(en) (zo hard en/of ruw) over het lichaam van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft geveegd, dat haar slip naar beneden ging en/of (vervolgens)
- aan die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Zo, we krijgen je toch uit de kleren." en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) een (edel)steen tussen de billen van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) (onverhoeds) met die (edel)steen de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] naar beneden heeft geduwd en/of geschoven en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) een (edel)steen in de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gedaan en/of gebracht en/of (vervolgens) (daarbij) aan die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Ach dat gezeur over bloot, niet zo moeilijk doen." en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gezegd dat, als zij alle kleren uit zou doen, zij beter geholpen kon worden, omdat de energie met kleding onderbroken werd en/of (vervolgens)
- ( onverhoeds) (een hand vol) (edel)stenen in de bh van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft geschoven en/of gestopt en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij een string moest kopen, omdat dit bloter was, maar dat zij dan toch nog een soort van veiligheid had en/of (vervolgens)
- tijdens een behandeling van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] met een hand op de behandeltafel heeft geslagen en/of (daarbij) (boos) aan die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Godverdomme, jij wilt niet geholpen worden, je moet bloot gaan, als jij bloot zou gaan, dan zou jij geholpen kunnen worden." en/of (vervolgens) twee (edel)stenen staven dicht bij het gezicht van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gebracht en/of gehouden en/of (daarbij) aan die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Als jij eens bloot zou gaan, dan boor ik, boor ik, boor ik, boor ik, al jouw negatieve energie eruit." en/of "Het zal wel duidelijk zijn waar dit in moet, daar heb je geen fantasie voor nodig." en/of tegen die [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij het tegen niemand mocht vertellen, niet tegen [medeverdachte] , niet tegen haar vriend, omdat niemand het zou begrijpen,
in elk geval (telkens) die [benadeelde partij/slachtoffer 2] in een situatie heeft gebracht, waarin die [benadeelde partij/slachtoffer 2] geen weerstand kon bieden aan die ontuchtige handelingen en/of een zodanige situatie heeft doen ontstaan, dat die [benadeelde partij/slachtoffer 2] die ontuchtige handelingen niet kon of wist te verhinderen en/of te voorkomen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl hij, verdachte, toen (als edelsteentherapeut) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij/slachtoffer 2] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand op een borst en/of tussen de benen van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] gelegd en/of gebracht en/of
- ( hard en/of met kracht) met zijn, verdachtes, hand(en) gewreven en/of geveegd over het lichaam van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] , waardoor de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] naar beneden ging en/of
- ( onverhoeds) een (edel)steen tussen de billen van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of met die (edel)steen de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] naar beneden geduwd en/of geschoven en/of
- ( onverhoeds) een of meer (edel)ste(e)n(en) in de onderbroek en/of de bh van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] gebracht en/of geschoven en/of
- die [benadeelde partij/slachtoffer 2] zichzelf over haar borsten en/of vagina en/of de binnenkant van haar benen doen en/of laten wrijven en/of met haar heupen doen en/of laten draaien, terwijl die [benadeelde partij/slachtoffer 2] in haar ondergoed stond;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( onverhoeds) naar beneden schuiven van de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] en/of
- brengen en/of plaatsen van een of meer (edel)ste(e)n(en) in de onderbroek en/of op/tussen de billen en/of benen van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] en/of
- ( onverhoeds) wegpakken van een (edel)steen tussen de benen van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] en/of aanraken en/of betasten van de (ontblote) vagina van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in zijn hoedanigheid van (edelsteen)therapeut en/of hulpverlener van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] (en/of bekend met de zwakke en/of kwetsbare psychische gesteldheid en/of onzekerheid en/of hulpbehoevendheid van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] )
- die [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft vastgepakt en/of geknuffeld en/of tegen die [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft gezegd dat dat bij de behandeling hoorde en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij een mooi ondergoed setje aanhad en/of (vervolgens) - toen die [benadeelde partij/slachtoffer 3] een afspraak met hem, verdachte, had afgezegd, die [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft benaderd en/of bij die [benadeelde partij/slachtoffer 3] erop heeft aangedrongen dat zij die afspraak zou verzetten, althans (meermalen) tegen die [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij die afspraak moest verzetten en/of (vervolgens)
- toen die [benadeelde partij/slachtoffer 3] tegen hem, verdachte, zei dat hij, verdachte, dingen deed die niet bij een therapeut hoorden, aan die [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Wat dan?" en/of "Ja, maar je bent ook zo'n leuke, lieve vrouw.",
in elk geval (telkens) die [benadeelde partij/slachtoffer 3] in een situatie heeft gebracht, waarin die [benadeelde partij/slachtoffer 3] geen weerstand kon bieden aan die ontuchtige handelingen en/of een zodanige situatie heeft doen ontstaan, dat die [benadeelde partij/slachtoffer 3] die ontuchtige handelingen niet kon of wist te verhinderen en/of te voorkomen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl hij toen (als edelsteentherapeut) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij/slachtoffer 3] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( onverhoeds) de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] naar beneden geschoven en/of
- een of meer (edel)ste(e)n(en) in de onderbroek en/of op/tussen de billen en/of de benen van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] gebracht en/of geplaatst en/of
- ( onverhoeds) een (edel)steen tussen de benen van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] weggepakt en/of de (ontblote) vagina van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] aangeraakt en/of betast;
Zaak met parketnummer 03-661017-19:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl hij toen (als edelsteentherapeut) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij/slachtoffer 4] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met zijn, verdachtes, handen (massage)olie op/over de vagina en/of de schaamlippen van die [benadeelde partij/slachtoffer 4] gesmeerd en/of gewreven en/of
- ( de punt van) een (edel)steen in de vagina van die [benadeelde partij/slachtoffer 4] geduwd en/of gebracht en/of
- die [benadeelde partij/slachtoffer 4] gemasseerd vanaf haar vagina over de schaamstreek en/of over de buik en/of over de borsten en/of
- de borsten en/of tepels van die [benadeelde partij/slachtoffer 4] gemasseerd en/of gekneed en/of gelikt en/of gekust en/of betast en/of
- een of meer (edel)ste(e)n(en) geduwd en/of ingebracht in de anus van die [benadeelde partij/slachtoffer 4] en/of
- die [benadeelde partij/slachtoffer 4] op de mond gekust en/of
- zijn, verdachtes, kleding en/of onderkleding uitgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, ballen laten masseren en/of kneden en/of betasten door die [benadeelde partij/slachtoffer 4] .
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat het handelen van de verdachte dient te worden gekwalificeerd als verkrachting c.q. feitelijke aanranding van de eerbaarheid, zodat de verdachte van het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair en in de zaak met parketnummer 03-661017-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 03-661262-16:
1. meer subsidiair
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, telkens terwijl hij toen als edelsteentherapeut werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij/slachtoffer1] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- die [benadeelde partij/slachtoffer1] zich laten ontkleden en/of
- met edelstenen gewreven tussen de bilspleet van die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of
- de borsten van die [benadeelde partij/slachtoffer1] gemasseerd en/of gelikt en/of
- het gehele lichaam van die [benadeelde partij/slachtoffer1] gemasseerd en/of
- edelstenen staven geduwd of ingebracht in de mond en de vagina van die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of
- zijn, verdachtes, kleding en onderkleding uitgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, ballen laten kneden of betasten door die [benadeelde partij/slachtoffer1] en/of
- een edelstenen staaf in zijn, verdachtes, anus laten inbrengen door die [benadeelde partij/slachtoffer1] ;
2. subsidiair
hij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, telkens terwijl hij, verdachte, toen als edelsteentherapeut werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij/slachtoffer 2] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen althans eenmaal,
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand op een borst en tussen de benen van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] gelegd of gebracht en/of
- hard met zijn, verdachtes, hand geveegd over het lichaam van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] , waardoor de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] naar beneden ging en/of
- een edelsteen tussen de billen van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] geduwd en met die edelsteen de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] naar beneden geduwd en/of
- edelstenen in de onderbroek en de bh van die [benadeelde partij/slachtoffer 2] gebracht of geschoven en/of
- die [benadeelde partij/slachtoffer 2] zichzelf over haar borsten en vagina en de binnenkant van haar benen laten wrijven, terwijl die [benadeelde partij/slachtoffer 2] in haar ondergoed stond;
3. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, telkens terwijl hij toen als edelsteentherapeut werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij/slachtoffer 3] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen althans eenmaal,
- de onderbroek van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] naar beneden geschoven en/of
- een edelsteen tussen de billen van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] gebracht en/of
- onverhoeds een edelsteen tussen de benen van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] weggepakt en daarbij de vagina van die [benadeelde partij/slachtoffer 3] aangeraakt;
Zaak met parketnummer 03-661017-19:
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2016 te Swolgen, in de gemeente Horst aan de Maas, meermalen, telkens terwijl hij toen als edelsteentherapeut werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij/slachtoffer 4] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, meermalen althans eenmaal,
- met zijn, verdachtes, handen olie op/over de vagina en/of de schaamlippen van die [benadeelde partij/slachtoffer 4] gesmeerd en gewreven en/of
- ( de punt van) een edelsteen in de vagina van die [benadeelde partij/slachtoffer 4] geduwd of gebracht en/of
- die [benadeelde partij/slachtoffer 4] gemasseerd vanaf haar vagina over de schaamstreek en over de buik en over de borsten en/of
- de borsten en tepels van die [benadeelde partij/slachtoffer 4] gemasseerd en gekneed en gelikt en gekust en/of
- edelstenen geduwd of ingebracht in de anus van die [benadeelde partij/slachtoffer 4] en/of
- die [benadeelde partij/slachtoffer 4] op de mond gekust en/of
- zijn, verdachtes, kleding en onderkleding uitgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, ballen laten masseren door die [benadeelde partij/slachtoffer 4] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn niet in de publicatie opgenomen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De raadsman heeft op gronden als verwoord in de pleitnota vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Betrouwbaarheid van de verklaringen en schakelbewijs
Het hof stelt voorop dat de strafrechter voor het bewijs van het tenlastegelegde strafbare feit de bewezenverklaring mede mag doen steunen op één of meer bewijsmiddelen waaruit blijkt van redengevende feiten en omstandigheden van een ander, soortgelijk strafbaar feit dat door de verdachte is begaan. Dit wordt omschreven als zogenoemd ‘schakelbewijs’. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont en het duidelijk is dat de verdachte bij beide feiten betrokken is geweest. Voor wat betreft het overeenkomen van essentiële punten tussen beide ‘geschakelde’ feiten wordt in de regel in het bijzonder gekeken naar de (werk)wijze waarop de onderscheidene feiten zijn gepleegd, de modus operandi. Daarbij kan ook de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de tenlastegelegde feiten meewegen, waaronder de context waarbinnen die feiten zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven, het desbetreffende handelen van de verdachte, alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Hieruit zou een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van de verdachte kunnen worden opgemaakt.
In de onderhavige zaak hebben vier vrouwen ( [benadeelde partij/slachtoffer1] , [benadeelde partij/slachtoffer 2] , [benadeelde partij/slachtoffer 3] en [benadeelde partij/slachtoffer 4] bij de politie en later bij de rechter-commissaris verklaringen afgelegd over seksuele handelingen die de verdachte in zijn hoedanigheid van edelsteentherapeut aan de [adres] te Swolgen bij hen zou hebben verricht en/of die zij bij de verdachte zouden hebben moeten verrichten. Naar het oordeel van het hof hebben de vrouwen zeer gedetailleerd en consistent verklaard. Voorts komen de verklaringen op het hof authentiek en betrouwbaar over.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier geen aanknopingspunten voor de aanname dat de vrouwen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd en zij doelbewust hebben gelogen om de verdachte voor de tenlastegelegde feiten te laten opdraaien. Dat sommige vrouwen contact met elkaar hebben gehad is op zichzelf juist, maar zij hebben (afzonderlijk van elkaar) consequent verklaard wanneer en waarom zij de keuze hebben gemaakt om naar de politie te stappen, hoe deze onderlinge contacten tot stand zijn gekomen en hoe het balletje uiteindelijk is gaan rollen. Zo heeft [benadeelde partij/slachtoffer1] verklaard dat zij hielp met de edelsteenmassages van [benadeelde partij/slachtoffer 2] en dat zij op enig moment er niet meer achter stond wat er daar gebeurde en dat zij dit met [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft gedeeld. [benadeelde partij/slachtoffer 2] op haar beurt heeft dit bevestigd en verklaard dat zij vervolgens een oproep op Facebook heeft geplaatst, waarop [benadeelde partij/slachtoffer 3] dan weer reageerde. [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft bevestigd dat zij op een Facebook-bericht heeft gereageerd en zo in contact is gekomen met [benadeelde partij/slachtoffer 2] . En [benadeelde partij/slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op enig van [medeverdachte] vernam dat [benadeelde partij/slachtoffer1] had geklaagd dat de verdachte te ver was gegaan en dat zij zich toen realiseerde dat dit ook bij haar was gebeurd en zij enige tijd later het verhaal tegen haar partner [getuige 1] heeft verteld. Dit laatste heeft [getuige 1] dan weer bevestigd.
Verder stelt het hof vast dat de vrouwen ieder vanuit hun eigen perceptie hebben verklaard over hun ervaringen met de verdachte en dat hun verhalen daarin niet geheel gelijkluidend zijn, maar wel op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertonen. Dit geldt zowel ten aanzien van de door de vrouwen uiteengezette (werk)wijze waarop de feiten zijn gepleegd, de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld en de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven.
In het bijzonder acht het hof de volgende overeenkomsten van belang.
1.
Alle vrouwen hebben verklaard dat zij in eerste instantie een behandeling ondergingen in de praktijk van de echtgenote van de verdachte, [medeverdachte] , die psychologe was, en dat op enig moment door [medeverdachte] werd voorgesteld om een behandeling te ondergaan bij de verdachte, die boven de psychologenpraktijk een edelsteentherapiepraktijk had. Alle vrouwen hebben vervolgens in de praktijk van de verdachte edelsteenmassagebehandelingen ondergaan.
2.
[benadeelde partij/slachtoffer1] , [benadeelde partij/slachtoffer 2] en [benadeelde partij/slachtoffer 4] hebben verklaard dat zij voor de behandelingen hun ondergoed (onderbroek/slip en bh) moesten uitdoen van de verdachte, omdat de behandelingen het gunstigste effect zouden hebben als zij naakt waren. Ook probeerde de verdachte de vier vrouwen steeds te overtuigen van zijn goede bedoelingen en kenden de behandelingen een bepaalde opbouw in intimiteit.
- [benadeelde partij/slachtoffer1] :
- “(…) [benadeelde partij/slachtoffer1] geheel naakt zou moeten maar dit zou geen probleem zijn gezien [verdachte] al 70 jaar was (…) Zij moest op haar buik op de massagetafel liggen waarbij [verdachte] met stenen over haar rug wreef. Hierbij wreef hij ook tussen haar bilspleet, omdat daar de meeste energie zat (dossierp. 47)
- “Het doel van de behandeling was meer zelfvertrouwen krijgen.” (verklaring rechter-commissaris);
- “ [verdachte] vertelde me dat ik tijdens de behandeling bloot moest zijn, zodat de stenen een betere werking zouden hebben.” (verklaring rechter-commissaris);
- [benadeelde partij/slachtoffer 2] :
- “Hij ( [verdachte] ) zei dat alle kleren uit moesten.” (dossierp. 79);
- “Ik heb gezegd dat ik dat niet wilde doen. Zij hebben hierop gezegd dat dit voorlopig niet hoefde, maar op termijn wel.” (verklaring rechter-commissaris)
- “Hij met olie werkte en zei dat het het beste was om helemaal bloot te zijn maar bij haar langzaam opbouwden” (dossierp. 80);
- “Hij zei dat het in het kader van openheid en vertrouwen was, want er mochten geen blokkades zijn” (dossierp. 80);
- [benadeelde partij/slachtoffer 4] :
- “In het begin had ik alles uit behalve mijn onderbroek en bh. Maar al vrij snel had ik alleen nog een onderbroek aan. (…) [verdachte] vond dat een bh in de weg zat.” (dossierp. 9);
- “Ik had een keer bij [verdachte] een massage. Die keer had ik niks aan.” (dossierp. 9)
- “Mijn onderbroek was uit omdat [verdachte] al eerder een keer had gezegd dat mijn onderbroek vies zou worden van het masseren van de olie. Hij zei dat het handiger was om mijn onderbroek uit te laten.” (dossierp. 9);
- “De behandelingen bouwden zich qua intimiteit steeds meer op” (verklaring rechter-commissaris);
- [benadeelde partij/slachtoffer 3] :
- “ [verdachte] wilde knuffelen bij binnenkomst. [benadeelde partij/slachtoffer 3] was daar terughoudend in maar toch pakte hij haar dan vast en zei dat dit erbij hoorde.” (dossierp. 87)
- “ [benadeelde partij/slachtoffer 3] hield tijdens de massages haar ondergoed aan. Op enig moment lag ze een keer op haar buik op de behandeltafel en haar onderbroek was naar beneden geschoven door [verdachte] . [verdachte] had de onderbroek tot onder haar billen geschoven.” (dossierp. 87).
3.
Volgens drie vrouwen maakte de verdachte tijdens de behandelingen ook intieme c.q. seksueel getinte opmerkingen over hun uiterlijk of privéleven.
- [benadeelde partij/slachtoffer 2]
- Hij vaker vroeg hoe de relatie met haar vriend was (dossierp. 80);
- Hij ook vaker over haar seksleven begon als hij de stenen in haar onderbroek deed (dossierp. 80);
- [benadeelde partij/slachtoffer 3] :
- “ [verdachte] maakte ook opmerkingen over haar ondergoed en benoemde dan letterlijk dat ze een mooi ondergoed setje aan had.” (dossierp. 87);
- “Hij zei dat ik een leuke en lieve vrouw was (verklaring rechter-commissaris);
- [benadeelde partij/slachtoffer 4] :
- “Ik zag en voelde dat hij vervolgens druppelvormige steen pakte en daarmee mij vanaf mijn billen naar mijn rug masseerde. Ondertussen sprak [verdachte] mij toe hoe mooi ik was, dat ik lief was.” (dossierp. 9);
4.
Alle vrouwen hebben verklaard dat de verdachte op enig moment tijdens de behandelingen seksuele handelingen heeft verricht, die – zo heeft ook docent edelsteentherapie en natuurgeneeswijzen [getuige 2] verklaard – volstrekt niet bij edelsteentherapie- of massages horen.
De door de vrouwen uiteengezette seksuele gedragingen, te weten:
  • het inbrengen van edelstenen (staven) in de anus/vagina (vide verklaringen [benadeelde partij/slachtoffer1] en [benadeelde partij/slachtoffer 4] ) althans het wrijven/duwen/wegpakken met/van de edelstenen op deze locaties (vide de verklaringen van [benadeelde partij/slachtoffer 2] en [benadeelde partij/slachtoffer 3] );
  • het masseren/betasten/likken van de borsten (vide [benadeelde partij/slachtoffer1] , [benadeelde partij/slachtoffer 2] en [benadeelde partij/slachtoffer 4] );
  • het betasten/masseren van de vagina (vide [benadeelde partij/slachtoffer 4] en [benadeelde partij/slachtoffer 3] )
en de context waarbinnen deze handelingen werden verricht (tijdens de edelsteenmassages) komen in grote mate met elkaar overeen. Twee vrouwen ( [benadeelde partij/slachtoffer 4] en [benadeelde partij/slachtoffer1] ) hebben voorts verklaard dat de verdachte hen ook handelingen bij hemzelf heeft laten verrichten, in beide gevallen het kneden c.q. masseren van de ballen van de verdachte en, alleen in het geval van [benadeelde partij/slachtoffer1] , het inbrengen van een stenen staaf in de anus van de verdachte.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van de vier vrouwen ten aanzien van de feitelijke gang van zaken, waaronder de context waarbinnen die feiten zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte, zijnde de (werk)wijze waarop de verschillende feiten zijn gepleegd, op essentiële punten overeenkomen en kenmerkende gelijkenissen vertonen, zodat daaruit een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van de verdachte kan worden opgemaakt. De verklaringen van [benadeelde partij/slachtoffer1] , [benadeelde partij/slachtoffer 2] , [benadeelde partij/slachtoffer 3] en [benadeelde partij/slachtoffer 4] worden derhalve over en weer gebruikt als steunbewijs van de bewezenverklaarde feiten. Dat de verdachte geen seksuele intentie zou hebben gehad bij de therapievorm die hij toepaste, wordt naar het oordeel van het hof weerlegd door de bewijsmiddelen, waaruit niet alleen volgt dat behandelingen tussen de billen, genitaliën en vagina, laat staan inwendige behandelingen, bij edelsteentherapie niet aan de orde is, omdat zich daar -anders dan de verdachte zijn slachtoffers heeft willen doen geloven- geen punten bevinden om te behandelen met edelstenen, maar waaruit bovendien blijkt van verbaal en fysiek seksueel beladen reacties bij (monde van) de verdachte op deze vier vrouwen die hij zijn behandelingen aanbood.
Daarnaast is ten aanzien van een aantal feiten nog sprake van ander steunbewijs.
In de eerste plaats heeft de verdachte de verklaringen van de vrouwen ten dele bevestigd. Zo heeft hij de edelsteenmassages van de vrouwen in zijn algemeenheid bevestigd (inclusief het gebruik van 3 stenen waaronder staven), erkend dat [benadeelde partij/slachtoffer1] en [benadeelde partij/slachtoffer 4] geheel naakt zijn geweest bij de behandelingen en dat [benadeelde partij/slachtoffer1] en [benadeelde partij/slachtoffer 4] hem ook (meermalen) hebben gemasseerd waarbij de verdachte dan geheel naakt was. Ook heeft de verdachte bevestigd dat hij tegen [benadeelde partij/slachtoffer 3] een opmerking heeft gemaakt over haar gele ondergoedsetje, dat het mooi stond. Tot slot heeft de verdachte verklaard dat zowel [benadeelde partij/slachtoffer1] , als [benadeelde partij/slachtoffer 3] , als [benadeelde partij/slachtoffer 4] zich bij hem heeft beklaagd over de wijze waarop hij haar had behandeld. Volgens de verdachte had [benadeelde partij/slachtoffer1] aangegeven dat ze seksueel geïntimideerd was door de verdachte, had [benadeelde partij/slachtoffer 3] gezegd dat de verdachte ‘te dichtbij’ kwam en had [benadeelde partij/slachtoffer 4] de verdachte in een gesprek geconfronteerd met seksuele handelingen die hij bij haar zou hebben verricht.
Voorts wijst het hof op de e-mailberichten die [medeverdachte] aan [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft gestuurd, waarin zij benoemt dat de verdachte te ver is gegaan bij [benadeelde partij/slachtoffer1] , dat de verdachte nooit meer zoiets kan doen omdat hij zijn praktijk heeft gesloten en dat de huisarts zijn gedrag ‘geweldig slecht’ heeft genoemd. Het hof is van oordeel dat deze e-mailberichten de verklaring van [benadeelde partij/slachtoffer1] ondersteunen. De verklaring van [medeverdachte] bij de politie die inhoudt dat deze e-mailberichten mogelijk betrekking zouden hebben op financiële giften aan [benadeelde partij/slachtoffer1] , acht het hof gelet op de inhoud van de mails en de overige inhoud van het dossier, niet aannemelijk. Overigens merkt het hof nog op dat [medeverdachte] daarover ook bepaald niet stellig heeft verklaard. In eerste instantie verklaarde zij weliswaar ‘volgens mij slaat dat erop dat hij haar teveel geld had gegeven waar ik niks van wist’, maar geconfronteerd met een aantal andere e-mailberichten verklaarde zij dat ze het zich allemaal niet meer kon herinneren.
De verklaring van [benadeelde partij/slachtoffer 2] vindt steun in de verklaring van [benadeelde partij/slachtoffer1] . Zij heeft immers verklaard dat [benadeelde partij/slachtoffer 2] ook een patiënt van de verdachte was, dat zij zelf bij sessies van [benadeelde partij/slachtoffer 2] aanwezig is geweest en dat zij, [benadeelde partij/slachtoffer1] , haar
ook(cursivering hof) heeft behandeld. Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte die inhoudt dat hij niet aanwezig was bij de sessies van [benadeelde partij/slachtoffer 2] en dat alleen [benadeelde partij/slachtoffer1] haar heeft behandeld. [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft zeer concreet en gedetailleerd verklaard welke handelingen enerzijds de verdachte bij haar heeft verricht en anderzijds welke handelingen [benadeelde partij/slachtoffer1] uitvoerde. Daarin maakte zij duidelijk onderscheid tussen de rol van [benadeelde partij/slachtoffer1] en de verdachte tijdens die sessies. De seksuele handelingen werden niet door [benadeelde partij/slachtoffer1] maar uitsluitend door de verdachte verricht, zo heeft [benadeelde partij/slachtoffer 2] verklaard. Voorts heeft [benadeelde partij/slachtoffer1] verklaard dat de verdachte (in principe) altijd bij de sessies aanwezig was. Tot slot hebben zowel [benadeelde partij/slachtoffer 2] als [benadeelde partij/slachtoffer1] allebei verklaard dat de verdachte wilde dat [benadeelde partij/slachtoffer 2] de behandelingen naakt onderging en hebben zij over een specifiek moment verklaard, kort gezegd inhoudende dat de verdachte tijdens een van de sessies (ook) bij [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft geprobeerd om de stenen staven te gebruiken.
Voorts heeft [medeverdachte] WhatsApp-berichten aan de partner van [benadeelde partij/slachtoffer 4] , [getuige 1] , gestuurd, waarin zij sprak over het begaan van stommiteiten, rehabiliteren, verantwoordelijkheid nemen en vergeven.
Tot slot hebben zowel [medeverdachte] als de verdachte erkend dat zij op 16 maart 2016 in de woning van [benadeelde partij/slachtoffer 4] en [getuige 1] een gesprek hebben gehad. Zoals hierboven al is vermeld, heeft de verdachte bevestigd dat [benadeelde partij/slachtoffer 4] hem toen heeft geconfronteerd met de seksuele handelingen die hij met haar zou hebben verricht. [getuige 1] heeft de verklaring van [benadeelde partij/slachtoffer 4] bevestigd, inhoudende dat de verdachte bij die gelegenheid zijn excuses heeft gemaakt, waarbij hij op zijn knieën is gaan zitten en [benadeelde partij/slachtoffer 4] om vergiffenis vroeg.
Conclusie
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als edelsteentherapeut, werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij/slachtoffer1] , [benadeelde partij/slachtoffer 2] , [benadeelde partij/slachtoffer 3] en [benadeelde partij/slachtoffer 4] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp of zorg hadden toevertrouwd.
Tenlastegelegde periode inzake parketnummer 03-661262-16 onder feit 3 subsidiair
De raadsman heeft nog bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat de tenlastegelegde handelingen met [benadeelde partij/slachtoffer 3] hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode van
1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij in 2010 het hele verhaal tegen haar huisarts [getuige 3] heeft gezegd en dat haar huisarts vervolgens in gesprek zou gaan met de verdachte en [medeverdachte] (dossierp. 88). De huisarts heeft in 2016 bevestigd dat dit gesprek heeft plaatsgevonden, maar verklaarde dat hij dacht dat dit gesprek 2 jaar geleden was geweest (dossierp. 91).
Het hof ziet in deze omstandigheid geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde partij/slachtoffer 3] die inhoudt dat het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden in 2010 (en bij de rechter-commissaris met betrekking tot het voorval met het steentje: 2009 of 2010). Het hof houdt het ervoor dat [getuige 3] zich kennelijk heeft vergist in het jaartal of in een ander gesprek. In de eerste plaats merkt het hof op dat [getuige 3] er zelf niet zeker van was wanneer het gesprek had plaatsgevonden. Hij verklaarde slechts dat hij in zijn systeem had gezien dat in 2014 ‘een consult’ was geweest en op basis daarvan had ‘aangenomen’ dat het gesprek toen was geweest. Het hof stelt vast dat het jaartal 2014 echter geen steun vindt in de overige inhoud van het dossier.
Daarentegen vindt het jaartal 2010 als pleegperiode wel verankering in het dossier, meer specifiek in de verklaring van de verdachte. De verdachte heeft immers op de vraag naar de link tussen zowel [benadeelde partij/slachtoffer 4] en [benadeelde partij/slachtoffer 3] als [benadeelde partij/slachtoffer1] en [benadeelde partij/slachtoffer 3] verklaard dat [benadeelde partij/slachtoffer 3] ‘ver daarvoor’/‘6 jaar eerder’ was. De pleegperiode van zowel [benadeelde partij/slachtoffer 4] als [benadeelde partij/slachtoffer1] loopt tot en met 2016.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 de ontuchtige handelingen met [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 03-661017-19 bewezenverklaarde levert op:
werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft in de hoedanigheid van edelsteentherapeut gedurende een periode van meerdere jaren meermalen ontucht gepleegd met vier vrouwen die bij hem een behandeling ondergingen. De verdachte, die overigens niet ter zake deskundig was, heeft bij die behandelingen de grenzen van het toelaatbare ernstig overschreden door seksuele handelingen te verrichten die niets te maken hadden met edelsteentherapie of -massage.
Deze vrouwen kampten op dat moment met mentale/persoonlijke problemen (waarvoor zij reeds in behandeling waren bij de echtgenote van de verdachte, die psycholoog was) en bevonden zich derhalve in een kwetsbare en afhankelijke positie. De vrouwen lieten de seksuele handelingen toe, omdat zij de verdachte vertrouwden en hij hen deed geloven dat het bij de behandeling hoorde en een gunstige uitwerking zou hebben.
De verdachte heeft hiermee zijn positie als behandelaar misbruikt louter voor zijn eigen seksuele genot. Hij heeft als hulpverlener niet alleen het vertrouwen van de kwetsbare vrouwen beschaamd, maar ook een ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van ontucht hiervan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dat hiervan in casu ook sprake is blijkt wel uit de in eerste aanleg voorgelezen slachtofferverklaringen van [benadeelde partij/slachtoffer 3] , [benadeelde partij/slachtoffer 2] en [benadeelde partij/slachtoffer1] die zich in het dossier bevinden en de ter terechtzitting in hoger beroep namens [benadeelde partij/slachtoffer1] voorgelezen aanvullende slachtofferverklaring.
Ook heeft de verdachte door zijn handelen het aanzien van de beroepsgroep van edelsteentherapeuten geschaad. Het hof rekent het de verdachte ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof rekent het de verdachte voorts aan dat hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen. De verdachte heeft geen spijt betuigd of medeleven getoond aan de slachtoffers, maar is in zijn blote ontkenning blijven volharden.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 29 september 2020 en heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, uit het oogpunt van vergelding en in verband met een juiste normhandhaving niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, in beginsel passend en geboden. Deze gevangenisstraf is hoger dan de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat daarin naar het oordeel van het hof de ernst van het bewezenverklaarde en de lange periode waarin een en ander heeft plaatsgevonden, onvoldoende tot uitdrukking komt. Voorts ziet het hof thans geen meerwaarde in oplegging van een deels voorwaardelijke straf.
Het hof overweegt met betrekking tot de redelijke termijn het volgende.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden.
Op 12 oktober 2016 is de verdachte in verzekering gesteld en is jegens hem een handeling verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem door het openbaar ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank heeft op
23 september 2020 – en derhalve niet binnen twee jaren na dit moment – vonnis gewezen. De redelijke termijn is in eerste aanleg met ruim 23 maanden overschreden. Deze vertraging valt niet aan de verdachte toe te rekenen.
Namens de verdachte is op 6 november 2020 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op
8 maart 2023 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee met ongeveer 4 maanden overschreden. Deze overschrijding is niet geheel aan de verdediging toe te rekenen.
Het hof zal de op te leggen gevangenisstraf gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn met 2 maanden matigen. Het hof zal de verdachte derhalve veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Daarnaast is het hof, in navolging van de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat verdachte van het recht om als hulpverlener werkzaam te zijn moet worden ontzet. Het hof zal daarom als bijkomende straf aan verdachte een beroepsverbod opleggen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 5°, van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van in totaal 5 jaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer1]
De benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 39.597,19, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is als volgt opgebouwd:
Reis- en parkeerkosten ad € 476,19
Medische kosten € 405,00
Huishoudelijke hulp ad € 8.716,00
Smartengeld ad € 30.000,00.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.849,37, bestaande uit een bedrag van € 849,37 aan materiële schade (€ 444,37 aan reis- en parkeerkosten en € 405,00 aan medische kosten) en € 7.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft de gehele vordering in hoger beroep gehandhaafd.
De verdediging heeft in geval van ontvankelijkheid de materiële schadeposten betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering/niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij. De beoordeling van de immateriële schade acht de raadsman een onevenredige belasting van het strafgeding en bij toewijzing is het verzoek het gevorderde bedrag te matigen, daar de uitspraken waarnaar wordt verwezen geen vergelijkbare gevallen betreffen. De raadsman van de verdachte heeft op zijn beurt verwezen naar jurisprudentie waarin het bedrag aan immateriële schade veel lager ligt.
Materiële schade
Het hof acht de gevorderde
reiskosten voor de bezoeken aan de psychiater ad € 379,91het rechtstreeks gevolg van het onder parketnummer 03-661262-16 onder feit 1 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte en acht de verdachte aansprakelijk voor deze schade. Dit deel van de vordering is voldoende is onderbouwd en acht het hof toewijsbaar.
Anders de rechtbank is het hof van oordeel dat de gevorderde reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt om naar haar advocaat en het politiebureau te Venray en Roermond te gaan niet zijn aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit.
Nu de benadeelde partij ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is bijgestaan door een gemachtigde (een advocaat), komen op grond van het bepaalde in artikel 238, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting van de rechtbank en het hof evenmin voor toewijzing in aanmerking.
De benadeelde partij dient in zoverre (€ 96,28) in die vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het hof acht de gevorderde
medische kosten ad € 405,00toewijsbaar, als kosten die zijn gemaakt ‘ter vaststelling van (de omvang van) psychische schade’ bij de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 meer subsidiair bewezenverklaarde. De benadeelde partij heeft de vordering op dit onderdeel genoegzaam onderbouwd met een rapportage van psychiater-psychotherapeut [naam] d.d. 2 oktober 2020 betreffende de benadeelde en diens nota van gelijke datum ter hoogte van het gevorderde bedrag. De vraag van de verdediging waarom deze kosten niet onder de vergoeding van de zorgverzekering vallen, waar de medische kosten aanvankelijk wel werden vergoed, kan gelet op de aard van deze kosten (geen behandelingskosten, maar kosten ter vaststelling van schade) die onderdeel uitmaken van de schade, verder onbeantwoord blijven. De noemer ‘medische kosten’ dekt wellicht niet de lading, desalniettemin acht het hof deze kosten toewijsbaar.
Het hof is van oordeel dat de door de verdediging betwiste vordering ten aanzien van de
kosten aan huishoudelijke hulpzich niet leent voor een beoordeling in dit strafproces, nu het hof zich op basis van de voorhanden zijnde stukken niet in staat acht om te beoordelen of en tot welk bedrag de schadepost in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde. Een beoordeling van deze schadepost brengt naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafproces met zich. Derhalve zal het hof de vordering van de benadeelde partij ter zake van deze gevorderde schadepost niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat en dat dit aan de verdachte is toe te rekenen. Het hof is van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt en voldoende is onderbouwd. Gelet op de ernst van de normschending, de lange periode dat de ontuchtige handelingen jegens [benadeelde partij/slachtoffer1] hebben plaatsgevonden en de gevolgen hiervan voor haar zoals uit de stukken blijkt, begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 7.000,00. Voor het overige zal dit gedeelte van de vordering worden afgewezen.
Totale schade en wettelijke rente
In totaal wijst het hof een bedrag van € 7.784,91 aan schadevergoeding toe, bestaande uit
€ 784,91 aan materiële schade en € 7.000,00 aan immateriële schade.
Het toegewezen bedrag ter vergoeding van materiële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2019 – zijnde de dag waarop de benadeelde partij de vordering heeft ingediend – tot aan de dag der algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag ter vergoeding van immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2016 – zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde periode – tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij in het kader van deze procedure heeft gemaakt en in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld totaalbedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
voormelde aanvangsdata en telkens tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft de gehele vordering in hoger beroep gehandhaafd.
De verdediging heeft in geval van ontvankelijkheid verzocht het gevorderde bedrag te matigen, onder verwijzing naar jurisprudentie waarin het bedrag aan immateriële schade veel lager ligt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat en dat dit aan de verdachte is toe te rekenen. Het hof is van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt en voldoende is onderbouwd. Gelet op de ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor [benadeelde partij/slachtoffer 2] zoals uit de stukken blijkt, begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.500,00. Voor het overige zal dit gedeelte van de vordering worden afgewezen.
Het toegewezen bedrag ter vergoeding van immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2016 – zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde periode – tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij in het kader van deze procedure heeft gemaakt en in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
3 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 12.756,38, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is als volgt opgebouwd:
kosten eigen risico ad € 1.540,00
reiskosten ad € 1.216,38
Smartengeld ad € 10.000,00.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.256,38, bestaande uit € 2.756,38 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij heeft de gehele vordering in hoger beroep gehandhaafd.
De verdediging heeft in geval van ontvankelijkheid verzocht het gevorderde bedrag te matigen, onder verwijzing naar jurisprudentie waarin het bedrag aan immateriële schade veel lager ligt.
Materiële schade
Het hof acht de gevorderde materiële schade (kosten eigen risico en reiskosten) het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en acht de verdachte aansprakelijk voor deze schade. De kosten eigen risico zien op het wettelijk eigen risico dat de benadeelde in de jaren 2017 tot en met 2018 heeft betaald aan de zorgverzekeraar in verband met therapeutische behandelingen bij een psycholoog en psychiater. De reiskosten zien op de in verband met die behandelingen gemaakte reiskosten. Dit deel van de vordering is niet gemotiveerd betwist, terwijl de geleden schade door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd. Het hof acht dit deel van de vordering derhalve geheel toewijsbaar.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat en dat dit aan de verdachte is toe te rekenen. Het hof is van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt en voldoende is onderbouwd. Gelet op de ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor [benadeelde partij/slachtoffer 4] zoals uit de stukken blijkt, begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 4.500,00. Voor het overige zal dit gedeelte van de vordering worden afgewezen.
Toegewezen bedrag en wettelijke rente
In totaal wijst het hof een bedrag van € 7.256,38 aan schadevergoeding toe, bestaande uit
€ 2.756,38 aan materiële schade en € 4.500,00 aan immateriële schade.
Het toegewezen bedrag ter vergoeding van materiële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2020 – zijnde de dag waarop de benadeelde partij de vordering heeft ingediend – tot aan de dag der algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag ter vergoeding van immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2016 – zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde periode – tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij in het kader van deze procedure heeft gemaakt en in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld totaalbedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
voormelde aanvangsdata en telkens tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair en in de zaak met parketnummer 03-661017-19 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair en in de zaak met parketnummer 03-661017-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van hulpverlener voor de duur van 5 (vijf) jaren;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer1]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.784,91 (zevenduizend zevenhonderdvierentachtig euro en eenennegentig cent) bestaande uit € 784,91 (zevenhonderdvierentachtig euro en eenennegentig cent) materiële schade en
€ 7.000,00 (zevenduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 23.000,00 (drieëntwintigduizend euro) aan immateriële schadeaf;
verklaart de voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/slachtoffer1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.784,91 (zevenduizend zevenhonderdvierentachtig euro en eenennegentig cent) bestaande uit € 784,91 (zevenhonderdvierentachtig euro en eenennegentig cent) materiële schade en € 7.000,00 (zevenduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 71 (eenenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
3 oktober 2019 en van de immateriële schade op 3 maart 2016;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-661262-16 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/slachtoffer 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer
03-661262-16 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 3 maart 2016;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 4]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-661017-19 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.256,38 (zevenduizend tweehonderdzesenvijftig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 2.756,38 (tweeduizend zevenhonderdzesenvijftig euro en achtendertig cent) materiële schade en € 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/slachtoffer 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-661017-19 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.256,38 (zevenduizend tweehonderdzesenvijftig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 2.756,38 (tweeduizend zevenhonderdzesenvijftig euro en achtendertig cent) materiële schade en € 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 71 (eenenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
8 oktober 2020 en van de immateriële schade op 29 februari 2016.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 8 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.