ECLI:NL:GHSHE:2023:768

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
20-002482-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzingsbeslissing naar het gerechtshof Den Haag in de strafzaak tegen de verdachte

Op 8 maart 2023 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch een verwijzingsbeslissing genomen in de strafzaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft het onderzoek Tenerife, waarin de verdachte en medeverdachten betrokken zijn. Tijdens een regiezitting op 31 januari 2023 heeft de verdediging van de medeverdachte verzocht om verwijzing naar een ander hof, omdat een voormalig officier van justitie nu als raadsheer-plaatsvervanger bij het hof werkt. Dit verzoek werd ondersteund door de advocaat-generaal, die aangaf dat de betrokkenheid van het hof bij de zaak een objectieve reden voor verwijzing vormt.

Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkenheid van de voormalig officier van justitie, die nauw betrokken was bij het opsporingsonderzoek, een situatie creëert waarin de schijn van partijdigheid kan ontstaan. Gezien de verwevenheid van de zaken tegen de medeverdachten en de verdachte, heeft het hof besloten om de zaak te verwijzen naar het gerechtshof Den Haag. Dit om te voorkomen dat verschillende hoven tegenstrijdige uitspraken doen in de onderlinge samenhangende zaken.

De beslissing om de zaak te verwijzen is genomen om de integriteit van de rechtsgang te waarborgen en om te voldoen aan de wettelijke vereisten van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het hof heeft de zaak ter verdere behandeling naar het gerechtshof Den Haag verwezen, waarbij de beslissing op 8 maart 2023 openbaar is uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002482-20
Uitspraak : 8 maart 2023
Verwijzingsbeslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
genomen in het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 12 november 2020, in de strafzaak met parketnummer
02-820217-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te ' [geboorteplaats en datum] ,
wonende te [woonplaats] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Procesverloop en verzoek tot verwijzing
Op 31 januari 2023 heeft bij de tweede strafkamer van het gerechtshof in de onderhavige strafzaak, bekend als het onderzoek Tenerife, een regiezitting plaatsgevonden. Op die zitting heeft de verdediging in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] met parketnummer
20-002616-20 het hof verzocht die zaak zelf niet meer verder te behandelen en op grond van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna ook: RO) te verwijzen naar een ander hof. Als reden daarvoor heeft de verdediging opgegeven dat voormalig officier van justitie [voormalig officier van justitie] inmiddels als raadsheer-plaatsvervanger werkzaam is bij dit hof.
Op 31 januari 2023 heeft de tweede strafkamer van het hof bepaald dat het verzoek tot verwijzing dient te worden beoordeeld door de onderhavige strafkamer, die bekend is met de onderzoeken in de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] met parketnummer
20-003528-18 (onderzoeken Bottel_Heanor, Apollo, Jonkoping en Zalm). De tweede strafkamer van dit hof heeft het onderzoek in deze zaak en in de zaken tegen de medeverdachten om die reden geschorst tot de terechtzitting van de onderhavige strafkamer van 8 maart 2023. Door de tweede strafkamer is tevens bepaald dat deze zaak alsdan – naast de reeds op 8 maart 2023 aangebrachte strafzaken – tegelijk zal worden aangebracht met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] onder de respectievelijke parketnummers 20-002616-20, 20-002615-20 en 20-002606-20, teneinde een gelijktijdige, maar niet gevoegde, behandeling van deze zaken mogelijk te maken.
Op de zitting van 31 januari 2023 heeft de verdediging in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] met parketnummer 20-002616-20 aan het verzoek tot verwijzing naar een ander hof ten grondslag gelegd dat [voormalig officier van justitie] in het verleden zaaksofficier van justitie was in een groot aantal zaken tegen de medeverdachte, welke zaken inmiddels in appel ter beoordeling voorliggen bij dit hof, waaronder de onderhavige zaak (onderzoek Tenerife). Bij de verdediging van de medeverdachte [medeverdachte] is de vraag gerezen of het correct is om die zaken binnen datzelfde hof waar [voormalig officier van justitie] raadsheer-plaatsvervanger is te behandelen, gelet op de rol die de verdediging van de medeverdachte [medeverdachte] aan [voormalig officier van justitie] als zaaksofficier van justitie in de onderzoeken tegen de medeverdachte toedicht. De verweren van de verdediging in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] met parketnummer
20-003528-18 zijn onder meer gericht tegen de wijze waarop het openbaar ministerie en de opsporingsambtenaren uitvoering hebben gegeven aan het opsporingsonderzoek en de wijze waarop het onderzoeksdossier tegen de medeverdachte is samengesteld. In dat kader is in de zaak met parketnummer 20-003528-18 verzocht om [voormalig officier van justitie] als getuige te horen.
De verdediging van de medeverdachte [medeverdachte] heeft op de zitting van 31 januari 2023 aangekondigd dat zij voornemens is om de getuigenverzoeken zoals die in de zaak met parketnummer 20-003528-18 zijn gedaan, ook in de onderhavige zaak in te dienen en in dat kader naar voren gebracht dat sprake is van verknochtheid en verwevenheid van alle zaken tegen de medeverdachte.
Op de zitting van 31 januari 2023 heeft de raadsman van de verdachte te kennen gegeven dat hij zich primair wenst aan te sluiten bij het verwijzingsverzoek van de verdediging van de medeverdachte [medeverdachte] . Bij e-mailbericht d.d. 3 maart 2023 heeft de raadsman het hof echter bericht dat het verzoek inmiddels is dat de zaak tegen de verdachte zal worden afgesplitst van de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] en dat de zaak tegen de verdachte door dit hof zal worden behandeld. Reden hiervoor is dat de verdachte op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid wil in zijn zaak, niet in de laatste plaats vanwege zijn leeftijd en meerdere gezondheidsklachten.
Op 6 februari 2023 heeft de verdediging van de medeverdachte [medeverdachte] ook in de zaak met parketnummer 20-003528-18 een verzoek ex artikel 62b RO gedaan.
Standpunt van de advocaat-generaal
Op 21 februari 2023 heeft advocaat-generaal mr. G.Th. Sta mede namens zijn collega advocaat-generaal L.H.M. Geuns het standpunt van het openbaar ministerie over het verzoek tot verwijzing ex artikel 62b RO aan het hof en de verdediging toegezonden. Het standpunt van de advocaten-generaal is uitgebreid gemotiveerd en komt er kort gezegd op neer dat, alhoewel de advocaten-generaal zich niet achter de redenen van het verzoek scharen, het verwijzingsverzoek van de medeverdachte [medeverdachte] moet worden toegewezen omdat het hof, door het werkzaam zijn van [voormalig officier van justitie] binnen het gerechtshof
‘s-Hertogenbosch, zodanig betrokken is (geraakt) bij de zaken tegen de medeverdachte dat de behandeling door een ander gerechtshof gewenst is. In het verlengde daarvan dient ook het verwijzigingsverzoek in de zaak van de verdachte te worden toegewezen, aldus de advocaten-generaal.
Beoordeling
Op grond van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie kan het gerechtshof een zaak ter verdere behandeling verwijzen naar een ander gerechtshof, indien naar zijn oordeel door betrokkenheid van het gerechtshof behandeling van die zaak door een ander gerechtshof gewenst is. In het zogeheten “Protocol rechtszaak eigen medewerker gerechtshof ’s-Hertogenbosch” d.d. 30 januari 2020 wordt beschreven in welke gevallen sprake is of kan zijn van “betrokkenheid van het gerechtshof” in de zin van artikel 62b RO. In het protocol wordt ook aangegeven hoe volgens de interne richtlijn dan moet worden gehandeld.
Uitgangspunt van artikel 62b RO is dat iedere schijn van belangenverstrengeling / partijdigheid dient te worden voorkomen. Uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II,
2010-2011, 32 891, nr. 3, p. 52-53) blijkt dat ‘betrokkenheid van het gerechtshof’ niet beperkt moet worden uitgelegd. Deze formulering omvat niet alleen gevallen waarin een medewerker van het hof partij of betrokkene bij de zaak is, maar maakt verwijzing ook mogelijk als bijvoorbeeld het hof zelf partij is of als sprake is van een geschil van een advocaat die regelmatig bij het hof pleit voor zijn cliënten en nu een privégeschil heeft. Ook kan sprake zijn van betrokkenheid indien het om een zaak gaat waarin een naaste van een medewerker van het hof partij is of anderszins (bijvoorbeeld als slachtoffer) betrokken is. Het gaat erom of het hof op enigerlei wijze betrokkenheid heeft bij de zaak.
Het hiervoor aangehaalde protocol beschrijft dat onder medewerker van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch in ieder geval wordt verstaan: een lid van het bestuur, een raadsheer, een raadsheer-plaatsvervanger, gerechtsambtenaren (in vaste en tijdelijke dienst), een medewerker die bij het hof gedetacheerd is en een stagiaire. Indien een medewerker van het gerechtshof als partij, getuige, verdachte of anderszins betrokken is of wordt bij een rechtszaak die door het gerechtshof wordt behandeld is sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 62b RO. De zaak dient dan te worden verwezen naar het gerechtshof Den Haag.
Het hof stelt vast dat [voormalig officier van justitie] als officier van justitie nauw betrokken is geweest bij het opsporingsonderzoek tegen de medeverdachte [medeverdachte] en in die hoedanigheid ook een rol heeft gespeeld in het onderzoek tegen de verdachte, alsmede dat de grieven van de medeverdachte [medeverdachte] zich mede richten tegen de wijze waarop het opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden. Tegen deze achtergrond wenst de verdediging van de medeverdachte [medeverdachte] [voormalig officier van justitie] als getuige te horen.
In het licht van het vorenstaande en gelet op de omstandigheid dat [voormalig officier van justitie] inmiddels als raadsheer-plaatsvervanger verbonden is aan dit hof, is naar het oordeel van het hof behandeling van de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] met parketnummer
20-002616-20 door een ander gerechtshof gewenst. Het verwijzingsverzoek in die zaak wordt toegewezen en dat geldt ook voor het verwijzingsverzoek in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 2] onder parketnummer 20-002615-20. In verband met de verwevenheid van die zaken met de onderhavige strafzaak is het hof van oordeel dat ook deze zaak tegen de verdachte moet worden verwezen, mede om te voorkomen dat verschillende hoven in de strafzaak bekend als het onderzoek Tenerife uitspraak doen met het risico op eventuele tegenstrijdigheden in de te nemen beslissingen.
Het hof verwijst de zaak daarom op voet van artikel 62b RO en gelet op onderdeel 4 van het Zaaksverdelingsreglement gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (Staatscourant 2020, nr. 33889) ter verdere behandeling naar het gerechtshof Den Haag.
BESLISSING
Het hof:
Verwijst de zaak ter verdere behandeling naar het gerechtshof Den Haag.
Aldus genomen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos en mr. V.C. Minneboo, griffiers,
en op 8 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.