ECLI:NL:GHSHE:2023:75

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
20-001328-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak voor hennepteelt met DNA-bewijs

Op 10 januari 2023 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden voor het opzettelijk telen van hennep. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig in [adres 1], had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 januari 2018 in Nederweert 841 hennepplanten heeft geteeld in een loods. De politie vond de hennepkwekerij na een binnenkomst in de woning van de getuige [getuige]. De verdachte werd in verband gebracht met de kwekerij door DNA-sporen die op handschoenen en een gasmasker werden aangetroffen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor het deel dat betrekking had op de vrijspraak, maar vernietigde het vonnis voor het overige. De verdachte werd schuldig bevonden aan het telen van hennep en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 160 uren opgelegd. Het hof oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een lagere straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001328-20
Uitspraak : 10 januari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 juni 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-702551-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde – kort gezegd: opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennep – veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met aanvulling van de bewijsconstructie en met uitzondering van de opgelegde straf. Gevorderd is dat aan de verdachte een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, zal worden opgelegd.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken. Subsidiair is een verzoek tot nader onderzoek gedaan. Meer subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is echter onbeperkt ingesteld en daardoor mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis (voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen) vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 11 januari 2018, in de gemeente Nederweert, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 841 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 januari 2018, in de gemeente Nederweert, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van 841 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Op 11 januari 2018 is de politie binnengetreden in de woning gelegen aan [adres 2] , gemeente Nederweert. In de loods op het perceel bij die woning werd op genoemde datum een hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 841 planten, met een gemiddelde hoogte van ongeveer 60 c.q. 70 centimeter. Door verbalisant [verbalisant 1] is geconstateerd dat het hennepplanten waren, zoals vermeld op lijst II bij de Opiumwet. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 11 januari 2018 de schuur (c.q. loods) betreden. Na het openen van de schuurpoort nam hij waar dat zich links en rechts geïsoleerde wanden bevonden, dat er links en rechts achterin schakelborden met transformatoren hingen, dat er rechts een plateau was met aan het eind daarvan een waterbak en dat er af/aanzuigslangen hingen. Door de verbalisant werd de toegangsdeur aan de linkerzijde, waaronder een fel licht scheen, geopend. De verbalisant zag dat zich in deze ruimte een in werking zijnde hennepkwekerij bevond. In deze ruimte, kweekruimte 1 genoemd, stonden 442 hennepplanten. Bij het betreden van het plateau aan de rechterzijde werd een toegangsdeur tot een tweede ruimte gezien. Achter deze deur trof de verbalisant een tweede hennepkwekerij aan, kweekruimte 2 genoemd, met daarin 399 hennepplanten.
Omstreeks 16.45 uur zag verbalisant [verbalisant 2] dat er bij de toegangspoort een zwarte Renault Clio met het kenteken [kenteken] stopte. Uit deze auto stapte een man, die vertelde dat hij een vriend van de zoon van de bewoonster was, dat hij met haar zoon de Koi vijver verzorgde, dat hij de bewoonster wat eten kwam brengen op verzoek van haar zoon en dat die zoon nu op vakantie zou zijn. Deze man, te weten de verdachte, gaf de verbalisant een maaltijd en vertrok vervolgens weer. [3]
Ook verbalisant [verbalisant 1] heeft beschreven dat er in de loods op het perceel aan [adres 2] drie ruimtes waren. In de ruimte achter de deur bevonden zich diverse hennep gerelateerde goederen, zoals stekbakjes, armatuur voor de verlichting, hennepresten, slangen en tonnen voor de watertoevoer, potgrond, knipscharen, groeimiddelen en weegschalen. Hier hingen ook de schakelborden die de stroomtoevoer regelden voor de aangrenzende kweekruimtes. De twee kweekruimtes die zich in de ruimtes links en rechts van deze ruimte bevonden, waren alleen bereikbaar via deze ruimte. [4]
Naar aanleiding van een nadere vraagstelling van het hof heeft verbalisant [verbalisant 3] gerelateerd dat in deze zaak door de politie aan twee paar handschoenen onderzoek is verricht. [5]
Het eerste paar handschoenen met het SIN-nummer AAKK3918NL was een linker en een rechter handschoen. Dit paar is aangetroffen in de toegangsruimte naar de hennepkwekerij. De bijbehorende bemonsteringen aan de binnenzijde van deze linker en rechter handschoen zijn SIN-nummers AALI9322NL en AALI9323NL. [6]
Het tweede paar handschoenen betrof SIN-nummer AAKX1710NL. Dit paar is aangetroffen in de toegangsgang naar de hennepkwekerij en was eveneens een linker en rechter handschoen. Bij dit paar handschoenen horen de bemonsteringen aan de binnenzijde met SIN-nummers AALI9324NL en AALI9325NL. [7]
Bij SIN-nummer AAKK3928NL hoort de speekselbemonstering met SIN-nummer AALI9326NL. Dit betreft een bemonstering aan de rand en de binnenzijde van een (gas)masker, welk masker is aangetroffen in de toegangsruimte van de hennepkwekerij. [8]
Het sporenmateriaal is door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderzocht. In de bemonsteringen met SIN-nummers AALI9323NL (handschoen), AALI9324NL (handschoen), AALI9325NL (handschoen) en AALI9326NL (masker) is door het NFI een DNA-profiel van een man aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte (matchkans kleiner dan één op één miljard). [9]
Ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof uit eigen waarneming vastgesteld dat op dossierpagina 131 van het politiedossier een paar handschoenen is te zien. [10] Op deze foto (nummer 22) is een rek met voedingsmiddelen voor de ingang van kweekruimte 2 afgebeeld. Het paar handschoenen is te zien, hangend en vastgeklemd onder één van de daar staande flessen met voedingsmiddelen. [11]
[getuige] heeft bij de politie verklaard dat zij woont aan [adres 2] en eigenaar is van de betreffende woning. Ook de schuur op het perceel is van haar, maar die is sinds één tot twee jaar in gebruik bij een persoon die zij kent als [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] betaalt haar een huur van € 1.000,- per jaar. [medeverdachte 1] brengt haar wel eens eten en is ook met de visbak bezig geweest. Die vijver is van haar zoon. [medeverdachte 1] en haar zoon kennen elkaar. [medeverdachte 1] kwam normaal
(het hof begrijpt: meestal)altijd wel een keer per week. Hij kwam tegen de avond, want hij moet eerst werken. [medeverdachte 1] woont volgens [getuige] in [woonplaats] en is automonteur. [medeverdachte 1] is de eigenaar van de hennepkwekerij. [12]
[getuige] is ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord. Bij die gelegenheid heeft zij verklaard dat de verdachte haar wel eens eten bracht, lekkere soep en frietjes, en dat hij monteur is.
De zoon van [getuige] , [medeverdachte 2] , heeft in eerste aanleg bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de verdachte kent en dat het een vriend van hem is.
De verdachte had een goed contact met zijn moeder, [getuige] , en de verdachte bracht haar wel eens eten. Buiten de verdachte kwamen er volgens [medeverdachte 2] geen andere personen op het perceel van zijn moeder en er waren buiten de verdachte geen andere mensen die zijn moeder wel eens eten brachten. [13]
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep, op de gronden zoals vermeld in de pleitnota van de raadsman, bepleit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken bij gebrek aan voldoende bewijs. De verdachte ontkent stellig iets te maken te hebben met de in de loods aangetroffen hennepkwekerij. Hij kwam wel eens op het perceel aan [adres 2] om daar te klussen aan auto’s. Bij het klussen gebruikte hij handschoenen en een masker, aldus de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de hierboven vermelde bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feiten en omstandigheden:
  • op 11 januari 2018 is in de loods behorende bij de woning van [getuige] aan [adres 2] een hennepkwekerij aangetroffen;
  • [getuige] heeft verklaard dat die kwekerij van [medeverdachte 1] was. Deze [medeverdachte 1] zou automonteur zijn, in [woonplaats] wonen en een keer per week langskomen. Hij zou haar zoon goed kennen. Ook bracht [medeverdachte 1] wel eens eten voor haar mee;
  • de verdachte is automonteur, woont in [woonplaats] en kent de zoon van [getuige] ;
  • de zoon van [getuige] heeft verklaard dat buiten hemzelf en de verdachte niemand op het perceel van zijn moeder kwam en dat de verdachte de enige is die eten voor [getuige] meebracht, en
  • de verdachte bevond zich op 11 januari 2018 ter plaatse. Hij deelde de politie mede dat hij eten voor [getuige] bij zich had en heeft dat ter plaatse voor haar achtergelaten.
Uit het vorenstaande volgt, naar het oordeel van het hof, dat vastgesteld kan worden dat de persoon die [getuige] aanduidt als [medeverdachte 1] “van wie de hennepkwekerij is” de verdachte is.
Deze vaststelling vindt bevestiging in het aantreffen van DNA-sporen aan de binnenzijde van handschoenen en aan de binnenzijde van een (gas)masker die matchen met het DNA-profiel van de verdachte en welke goederen in een tussenruimte van de hennepkwekerij zijn aangetroffen. Deze ruimte was een essentieel onderdeel van de hennepkwekerij, aangezien zich daarin de schakelborden voor de stroomtoevoer naar de kweekruimtes, slangen en tonnen voor de watertoevoer, knipscharen en groeimiddelen bevonden. Eén paar van de handschoenen hing vastgeklemd onder een fles groeimiddelen.
Dat de verdachte de handschoenen en het masker zou hebben gebruikt voor het uitvoeren van werkzaamheden aan auto’s op het terrein van [getuige] is, gelet op de plaats waar deze zijn aangetroffen en de verklaring die [getuige] bij de politie heeft afgelegd, voor het hof niet aannemelijk geworden.
Aan de door [getuige] als getuige ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring dat [medeverdachte 1] een “Chinees is die zijn auto daar parkeerde” en dat zij niet weet wie de schuur gebruikte, gaat het hof als ongeloofwaardig voorbij. Dat is immers in strijd met de hierboven vermelde bewijsmiddelen. Het hof houdt het er voor dat de getuige [getuige] door de verdachte (en/of haar zoon) gevraagd is om – tegen de achtergrond van het dossier, waarin wordt gesproken over een Vietnamese man die enige dagen voor de ontdekking door de politie van de hennepkwekerij ter plaatse is geobserveerd – in strijd met de waarheid aldus te verklaren om de verdachte vrij te kunnen pleiten van het tenlastegelegde. Dit vindt bevestiging in de omstandigheid dat de verdachte en de zoon, zoals [getuige] en haar zoon [medeverdachte 2] ter terechtzitting in hoger beroep hebben verklaard, in de maand voor de terechtzitting samen bij [getuige] op bezoek zijn geweest en met haar hebben besproken dat zij in hoger beroep als getuige zou worden gehoord.
Het verweer wordt verworpen.
De raadsman heeft, in het geval het hof niet tot een vrijspraak komt, het verzoek gedaan om nader onderzoek te laten verrichten naar de bevindingen van de politie zoals die zijn gedaan bij een onderzoek op 13 december 2017 (dossierpagina’s 11 tot en met 16) en op 9 januari 2018 (dossierpagina 26 van het politiedossier). Aan dat verzoek ligt ten grondslag de stelling dat de verdachte niets met de hennepkwekerij heeft te maken. Dat vindt evenwel weerlegging in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, zodat het verzochte nader onderzoek zinledig is. Het verzoek wordt afgewezen.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen acht het hof, evenals de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 11 januari 2018 opzettelijk 841 hennepplanten heeft geteeld in de loods aan [adres 3] , gemeente Nederweert. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat hij meestal één keer per week naar de loods kwam, hetgeen duidt op telen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is terechtzitting in hoger beroep bepleit dat bij een eventuele bewezenverklaring, gelet op het lange tijdsverloop sinds de ontdekking van de hennepkwekerij en de omstandigheid dat de procedure in hoger beroep al meer dan 2 jaren duurt, aan hem hooguit een voorwaardelijke straf zal worden opgelegd.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 841 hennepplanten in de loods bij de woning van een bejaarde vrouw. Het telen van een dergelijke grote hoeveelheid softdrugs staat in relatie tot de illegale handel daarin. Niet alleen kan dat gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers van deze softdrug, maar de hennephandel gaat ook steeds vaker gepaard met andere (ook zware) vormen van criminaliteit. De verdachte is hier kennelijk aan voorbij gegaan en heeft enkel gedacht aan persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie en in 2018 is veroordeeld voor een soortgelijk delict. Voorts is acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde (in beginsel) oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis passend en geboden is. Daarbij heeft het hof aansluiting gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Redelijke termijn
De inhoud van het dossier geeft het hof aanleiding te onderzoeken of in de onderhavige zaak het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Namens de verdachte is op 2 juli 2020 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank d.d. 19 juni 2020. Het onderhavige arrest wordt gewezen op 10 januari 2023, zodat sprake is van een tijdsverloop van ongeveer 2,5 jaar na het instellen van het hoger beroep. De redelijke termijn in derhalve met ongeveer 6 maanden overschreden. Het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een dergelijk tijdsverloop rechtvaardigen.
Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 10 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.C. Bos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Weert, registratienummer PL2300-2018001943, gesloten op 13 maart 2018, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 18 januari 2018, dossierpagina’s 6-7.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2018, dossierpagina’s 27-28.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2020, los opgenomen in het dossier.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2022, los opgenomen in het dossier.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2022, los opgenomen in het dossier, proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit d.d. 26 januari 2018, dossierpagina 167, en het proces-verbaal biologisch vooronderzoek d.d. 4 april 2018, dossierpagina’s 168-169.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2022, los opgenomen in het dossier, proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit d.d. 25 januari 2018, dossierpagina 166, en het proces-verbaal biologisch vooronderzoek d.d. 4 april 2018, dossierpagina 169.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2022, los opgenomen in het dossier, (niet getekend) proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit d.d. 25 januari 2018, dossierpagina 165, en het proces-verbaal biologisch vooronderzoek d.d. 4 april 2018, dossierpagina 170.
9.NFI-rapport d.d. 2 mei 2018, dossierpagina’s 173-176.
10.Proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof d.d. 3 februari 2022, pagina 6.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2018 met fotobijlagen, dossierpagina’s 108 en 131.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige] d.d. 11 januari 2018, dossierpagina’s 92-98.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 29 november 2019, los opgenomen in het dossier.