6.1.Het hof gaat uit van de volgende feiten.
6.2.1.[appellant] huurde met ingang van 19 oktober 2015 van de rechtsvoorgangster van Trudo en aansluitend van Trudo een woning aan de [adres] (hierna: “de woning”). De huurprijs bedroeg laatstelijk € 613,44 per maand.
6.2.2.[appellant] heeft ingrijpende werkzaamheden aan de woning uitgevoerd. Hij heeft er onder meer de vloeren van de begane grond en de keuken uit verwijderd. [appellant] heeft de woning feitelijk nooit bewoond.
6.2.3.In 2017 heeft Van Asperdt Onderhoud en Beheer in opdracht van Trudo een kostenraming opgesteld voor de werkzaamheden die nodig zouden zijn om de woning in bewoonbare staat terug te brengen (productie 5 bij dagvaarding in eerste aanleg). Die raming sluit op een bedrag van € 25.054,04.
6.2.4.In een e-mail van 3 augustus 2017 (productie 6b bij dagvaarding in eerste aanleg) schrijft [appellant] aan [persoon B] (hierna: “ [persoon B] ”), de toenmalige bestuurder van Trudo:
“
Beste [persoon B] ,
Dank voor de kostenraming van Van Asperdt 08-12-2017M160531-1 groot € 25.054,04 en de toezegging om de besproken bijdrage in de kosten van verduurzaming van PD130(het hof begrijpt: [adres] )
ter beschikking te stellen.
Zoals voorgesteld zal We Care Technische Diensten B.V. een bedrag ontvangen van € 25.000,00 en de regie over de uit te besteden werkzaamheden op zich nemen.
(…)”
[persoon B] schrijft per e-mail van 4 augustus 2017 aan [appellant] (productie 6a bij dagvaarding in eerste aanleg):
“(…)
Trudo betaald €25.000 aan WCTD te [plaats] als tegemoetkoming voor de verbouwing [adres] . Heel ongewoon [appellant] , maar ik heb opdracht gegeven om dit bedrag op voorhand uit te betalen. Zie dit als een blijk van vertrouwen.
(…)”
6.2.5.Trudo heeft op 7 augustus 2017 een bedrag van € 25.000,00 overgemaakt aan We Care Technische Diensten B.V., een vennootschap waarvan [appellant] aandeelhouder was.
6.2.6.[appellant] heeft na de onder 6.2.2. vermelde werkzaamheden geen verbouwings-/herstelwerkzaamheden aan de woning uitgevoerd. Trudo heeft hem daartoe herhaaldelijk, laatstelijk bij brief van 14 augustus 2019, gesommeerd (productie 41 bij memorie van antwoord).
6.2.7.Trudo heeft op 4 november 2020 de woning doen ontruimen. De woning is inmiddels aan een derde partij verkocht.
De vordering en de grondslag
6.3.1.In de onderhavige procedure vordert Trudo na wijziging van eis:
1. de tussen Trudo en [appellant] bestaande huurovereenkomst betreffende de woonruimte, gelegen te [adres] , te ontbinden per datum van het vonnis, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
2. [appellant] te veroordelen om binnen 72 uur na betekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een termijn die de kantonrechter juist acht, de onroerende zaak staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] , te ontruimen met de zijnen en het zijne en al degenen die van zijnentwege de onroerende zaak occuperen en ter vrije beschikking te stellen van Trudo;
3. [appellant] te veroordelen aan Trudo te restitueren een bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 23 augustus 2018 tot de dag van algehele voldoening;
4. [appellant] te veroordelen aan Trudo te voldoen een bedrag van € 6.644,79 terzake de huurachterstand tot en met 2 juni 2020 en [appellant] te veroordelen om aan Trudo te voldoen een bedrag van € 613,44 per maand, te vermeerderen met de jaarlijkse huurprijsverhoging, over de periode van 1 juni 2020 tot de datum waarop het gehuurde is ontruimd, met veroordeling van [appellant] om aan Trudo te voldoen de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen met ingang van de vervaldata tot de dag van algehele voldoening;
5. [appellant] te veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten van de gemachtigde van Trudo, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling vanaf 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis tot de dag van algehele voldoening;
6. [appellant] te veroordelen, indien niet binnen 14 dagen na betekening van de aanschrijving tot vrijwillige voldoening aan het te wijzen vonnis is voldaan, aan Trudo te voldoen de nakosten ter hoogte van € 157,00 zonder betekening in conventie of reconventie / voor de vordering of voor de tegenvordering, € 246,00 zonder betekening in conventie en reconventie / voor de vordering en voor de tegenvordering tezamen en verhoogd met € 82,00 ingeval van betekening.
6.3.2.Aan deze vorderingen heeft Trudo, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [appellant] heeft de woning zonder toestemming van Trudo grotendeels gesloopt. Trudo heeft [appellant] toegestaan de herstelwerkzaamheden zelf uit te voeren en heeft hem daarvoor een bedrag ter hoogte van de geraamde kosten van € 25.000,00 betaald. [appellant] heeft de werkzaamheden ondanks sommaties echter niet uitgevoerd. Trudo heeft daarop de overeenkomst op grond waarvan zij [appellant] het bedrag van € 25.000,00 had betaald, buitengerechtelijk ontbonden. Zij heeft aanspraak op restitutie van dat bedrag. [appellant] heeft door de woning grotendeels te slopen zijn buren overlast bezorgd: door o.a. het verwijderen van de vloer zijn ook de buurwoningen minder goed geïsoleerd, waardoor de buren hogere energielasten hebben. [appellant] heeft daarnaast een huurachterstand van € 6.644,79 laten ontstaan. Dat levert een tekortkoming in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen op die ontbinding en ontruiming rechtvaardigt.
6.3.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het onderstaande aan de orde komen.