ECLI:NL:GHSHE:2023:742

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
20-002642-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot inbraak met verwerping van het beroep op vrijwillige terugtred

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor poging tot diefstal door middel van braak en kreeg een gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De politierechter had de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij afgewezen. In hoger beroep werd het beroep van de verdachte op de strafuitsluitingsgrond 'vrijwillige terugtred' verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet voldoende had aangetoond dat hij vrijwillig was teruggetreden van zijn poging tot inbraak, die plaatsvond op 9 november 2019. De verdachte had geprobeerd om met een breekijzer de toegangsdeur van een woning te forceren, maar was gestoord door getuigen en de politie. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk de intentie had om in te breken en dat zijn poging niet was voltooid door externe factoren, maar niet door een spontane beslissing om terug te treden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en bevestigde de veroordeling tot gevangenisstraf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002642-20
Uitspraak : 3 maart 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 30 november 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-268087-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De politierechter heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] afgewezen. Voors heeft de politierechter het tegen de verdachte verleende, reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bij vonnis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 150,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Derhalve is de vordering in hoger beroep niet aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij vrijwillig is teruggetreden van het hem tenlastegelegde, waardoor de strafbaarheid aan het handelen van verdachte is komen te ontvallen. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 november 2019 te ’s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , weg te nemen uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, zich naar die voornoemde woning heeft begeven en (met een breekijzer) een toegangsdeur van die woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Hoewel het procesdossier aanwijzingen bevat dat een (onbekende) derde bij de poging tot inbraak betrokken is geweest, schiet het bewijs tekort om de betrokkenheid van diegene in rechte vast te stellen. Bijgevolg kan niet uit het dossier worden afgeleid of en zo ja op welke wijze sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en deze derde, zodat naar het oordeel van het hof het bewijs voor medeplegen tekortschiet. Derhalve zal het hof de verdachte daarvan vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2019 te ’s-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen dat/die geheel toebehoorde(n) aan [benadeelde] , weg te nemen uit een woning gelegen aan de [adres 2] met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, zich naar die voornoemde woning heeft begeven en met een breekijzer een toegangsdeur van die woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam Meierij, op ambtseed opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2019233849, gesloten 10 november 2019, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 36.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2019 (pg. 3-4), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
Ik doe aangifte van poging diefstal door middel van braak. Ik heb niemand het recht of toestemming gegeven voor het plegen van dit feit. Ik ben woonachtig op de [adres 2] te ’s-Hertogenbosch , dit betreft een flat. Op 9 november 2019 omstreeks 22.53 uur, werd ik door mijn buurman gebeld dat ze nu in mijn woning aan het inbreken waren en dat de politie al onderweg was. Na ongeveer 10 minuten was ik bij mijn woning en zag ik [de] politie bij de centrale hal staan. Ik liep samen met de politie naar mijn woning en zag dat de anti-inbraakstrip van de voordeur af was en [dat] deze op de grond lag. Ik zag dat er meerdere werktuigsporen van een voorwerp, ik denk een breekijzer, op mijn voordeur en kozijn zitten. Ik zag en voelde dat de deur nog op slot zat.
2.
Het proces-verbaal verhoor getuige d.d. 9 november 2019 (pg. 5-6), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
Op zaterdag 9 november 2019, omstreeks 22.45 uur, hoorde ik bij mijn buurman van huisnummer [adres 2] continu een soort knallen. Dit waren harde en zachte knallen. Mijn voordeur en de voordeur van de buurman zitten tegen elkaar aan. Dit is op de 2e etage van een appartementencomplex aan [adres 2]
’s-Hertogenbosch . Ik keek door het kijkgat van mijn voordeur. Ik zag dat er een onbekend persoon in de trappenhal stond. Ik hoorde, terwijl ik naar de persoon keek, nog steeds knallen bij de voordeur van mijn buurman. Ik maakte de deur open en zag dat de persoon die in de trappenhal stond wegrende. Ik zag dat bij de voordeur van mijn buurman een voor mij onbekende man stond. Ik zag dat hij heel dicht tegen de deur ging staan, alsof hij iets te verbergen had. Ik zag dat hij zijn schouders hoog hield en zijn gezicht weg draaide, waardoor ik die niet kon zien. Ik vroeg aan hem wat hij deed. Ik hoorde dat hij zei dat hij zijn sleutels kwijt was. Ik voelde dat het niet klopte, want dit was niet mijn buurman. Deze man kende ik niet.
Ik zei tegen de man dat ik hem wilde helpen als het niet lukte. Dit om hem de indruk
te geven dat ik hem geloofde. Ik ging naar binnen en belde 112. Ik hoorde opnieuw
dezelfde knallen. Dit ging continu door totdat de politie er was.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2019 (pg. 7-8), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 9 november 2019, waren wij verbalisanten, in de gemeente ’s-Hertogenbosch. Op genoemde dag en datum, omstreeks 22.50 uur, kregen wij de melding dat werd ingebroken in een woning op de [adres 2] . Wij verbalisanten openden de centrale deur en liepen de hal in. Wij verbalisanten zagen dat er vanaf boven een manspersoon kwam. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , herkende de man als: [verdachte] van [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] . Ik ben ambtshalve bekend met [verdachte] [omdat] hij veelvuldig voorkomt ter zake vermogensdelicten, ook inbraak in woningen. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat het voorhoofd van de manspersoon bezweet was. Ik zag dat zijn voorhoofd glimmend was en ik zag meerdere zweetdruppels lopen over zijn voorhoofd.
Ik riep [verdachte] aan en liep [verdachte] tegemoet. Ik stond samen met [verdachte] midden op de trap en pakte [verdachte] vast en wilde [verdachte] naar beneden begeleiden om [hem] aan te houden. Wij verbalisanten zagen dat [verdachte] zich losrukte en via de achterzijde van het complex het complex verliet. Wij zagen dat [verdachte] wegrende over het grasveld. Wij zijn [verdachte] geen enkel moment uit het oog verloren en zag niet veel later dat
[verdachte] werd aangehouden door collega’s. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben teruggelopen richting de flat en zag dat er op [adres 2] werd gepoogd in te breken. Ik zag dat het anti inbraakstrip van de deur af was en deze op de grond lag. Ik zag dat er meerdere werktuigsporen op de deur en het kozijn zaten.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 november 2019 (pg. 24-28), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Je bent gisterenavond aangehouden als verdachte van een (poging) woninginbraak aan [adres 2] . Wat vind je daarvan?
A: Ja, stom, dom.
V: Heb jij die inbraak, poging daar toe gepleegd?
A: Ja
V: Wat was je van plan in die woning?
A: Ik had opgevangen dat er veel geld lag.
V: Welk nummer was het en wie wonen daar?
A: Volgens mij was het [adres 2] .
V: Aan de deur zitten inbraaksporen, zogenaamde moeten van werktuigen vermoedelijk een breekijzer. Wat kan je daarover verklaren?
A: Ja, ik was daar mee bezig.
V: Had jij een breekijzer bij je of een ander werktuig?
A: Ja die had ik bij.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van vrijwillige terugtred. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de inbraak niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van de wil van de verdachte afhankelijk zijn. Immers, op het moment dat de verdachte probeerde om de voordeur met een breekijzer te forceren, dacht hij aan zijn dochter. Deze gedachten aan zijn dochter hebben de verdachte doen besluiten zijn poging te staken. Mitsdien is sprake van vrijwillige terugtred, aldus de raadsman.
De verdachte heeft bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie verklaard dat hij gedurende zijn poging om in de woning in te breken dacht: “dadelijk zie ik mijn dochter niet meer”.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred veelal een zodanig optreden van verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is om het intreden van het gevolg te beletten. Een voltooide poging sluit vrijwillige terugtred niet uit. Het vrijwillig terugtreden heeft slechts invloed op de strafbaarheid wanneer het delict nog niet is voltooid. Of gedragingen van de verdachte de gevolgtrekking wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Beslissend voor de vrijwillige terugtred is de vraag of deze het gevolg was van een spontane besluitvorming en niet plaatsvond uitsluitend onder invloed van uitwendige prikkels. Van buiten komende factoren die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven niet aan vrijwillige terugtred in de weg te staan. Een combinatie van factoren is mogelijk, mits de dader een actief aandeel in de verhindering van het misdrijf heeft gehad.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 9 november 2019 heeft geprobeerd om met een breekijzer de toegangsdeur van de woning aan de [adres 2] te forceren, doch dat het hem niet is gelukt om de woning binnen te komen.
In dat verband overweegt het hof dat de verdachte, blijkens zijn bezwete voorkomen en de forse schade aan de deur, deurpost en de anti-inbraakstrip, al het zijne heeft gedaan om te proberen de toegangsdeur te forceren. In zijn poging om in te breken wordt de verdachte gestoord door getuige [getuige] . Getuige [getuige] ziet een man heel dicht bij de voordeur van zijn [benadeelde] staan, die niet herkend wil worden. Ook nadat hij was opgemerkt door de getuige [getuige] , is de verdachte blijkens de getuigenverklaring van die [getuige] nog enige tijd doorgegaan met het forceren van de toegangsdeur. Gelet op het door de verdachte toegepaste geweld, dat strekte tot voltooiing van de inbraak, is de voorgenomen inbraak naar het oordeel van het hof niet voltooid ten gevolge van de omstandigheid dat het verdachte niet is gelukt om (snel genoeg) de deur zodanig te forceren dat hij het huis kon binnenkomen, waarbij het gegeven dat hij eerder was gezien bij de deur en hij niet kon uitsluiten dat de politie was gebeld, mogelijk een rol heeft gespeeld bij de beslissing van de verdachte om zijn inbraakpoging te staken. Dat de verdachte niet betrapt wilde worden door de politie blijkt ook wel uit zijn gedrag daarna als hij zich losrukt uit de handen van de verbalisanten en wegrent.
Naar het oordeel van het hof is dit optreden van de verdachte – de uiterlijke verschijningsvorm daarvan mede in aanmerking genomen – niet voldoende voor een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred, zodat het verweer ook om die reden faalt.
Het hof is, anders dan de verdediging, aldus van oordeel dat uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt, dat dat de doorslaggevende reden van de verdachte om zijn poging om de deur te forceren te staken, eerder lijkt te zijn gelegen in de omstandigheid dat de verdachte tijdens zijn handelen werd gestoord en hij er rekening mee kon houden dat binnen afzienbare tijd de politie kon verschijnen. Daarmee is van een louter spontane besluitvorming die uitsluitend plaatsvond onder invloed van inwendige prikkels naar het oordeel van het hof geen sprake. Tegen de achtergrond van de hierboven door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden, staat derhalve niet op de voorgrond zoals gesteld door de raadsman, dat het staken van de poging was ingegeven door gedachten aan de dochter van de verdachte. Aldus ligt de reden dat verdachte niet overging tot (de verdere) uitvoering van het aanvankelijk beoogde misdrijf, nog altijd (in de kern) in externe, niet van de wil van verdachte afhankelijke factoren.
Het hof verwerpt mitsdien het beroep op vrijwillige terugtred in al zijn onderdelen.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De raadsman heeft – onder verwijzing naar de in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het reclasseringsadvies (waarin oplegging van een taakstraf wordt geadviseerd) – het hof verzocht te volstaan met oplegging van een taakstraf dan wel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak. De verdachte heeft geprobeerd om met een breekijzer een toegangsdeur van een woning open te breken. Als gevolg daarvan is materiële schade en overlast voor de benadeelde ontstaan. Voorts leiden woninginbraken en pogingen daartoe tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich van de negatieve gevolgen van zijn handelen evenwel niets aangetrokken, maar zich kennelijk enkel laten leiden door financiële motieven. De verdachte was in de veronderstelling dat er een groot geldbedrag in de woning aanwezig was. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 januari 2023 (37 pagina’s), betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk voor soortgelijke feiten en andere strafbare feiten is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van een reclasseringsadvies d.d. 26 januari 2023, de verdachte betreffende. Uit het advies komt als conclusie naar voren dat het recidiverisico door de reclassering als hoog wordt ingeschat, waarbij de reclassering op alle leefgebieden in ernstige mate problemen of aanwijzingen daartoe signaleert. Voorts is de verdachte in het verleden met zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis gediagnosticeerd. De reclassering acht een intensief begeleidingstraject noodzakelijk en adviseert oplegging van een taakstraf.
Tot slot heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman naar voren gebracht dat het lange tijd niet goed ging met de verdachte, maar dat het nu beter met hem gaat. Hij leeft niet langer op straat en hij gebruikt niet langer hard drugs. De verdachte is drukdoende om de relatie met zijn dochter op te bouwen, hetgeen hem motiveert om zich niet langer schuldig te maken aan strafbare feiten. Met begeleiding van de reclassering en met een schuldsaneringstraject in het verschiet, probeert hij zijn leven voor de toekomst op een positieve wijze vorm te geven.
Naar het oordeel van het hof kan, ondanks de persoonlijke omstandigheden, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het uitgebreide justitiële verleden van de verdachte, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Oplegging van een taakstraf, zoals door de verdediging bepleit en door de reclassering geadviseerd, doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van het feit, zodat het hof tot oplegging daarvan niet zal overgaan.
Al het voorgaande afwegende acht het hof, evenals de politierechter en zoals gevorderd door de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur 2 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 3 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Taalman voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.