ECLI:NL:GHSHE:2023:734

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
20-000441-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling voor openlijk geweld in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplegen van poging tot doodslag, maar het hof sprak hem vrij van dit primair tenlastegelegde feit. Het hof oordeelde dat het bewijs onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, wat plaatsvond op 1 januari 2019 in Eindhoven. Tijdens een confrontatie in een parkeergarage, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer achterna zaten, werd het slachtoffer zwaar mishandeld. Het hof legde een taakstraf op van 220 uren, subsidiair 110 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hof geen causaal verband kon vaststellen tussen de schade en de bewezenverklaarde geweldshandelingen. Het hof overwoog dat de verdachte een minder actieve rol had in de geweldshandelingen dan zijn medeverdachte, die eerder was veroordeeld voor poging tot doodslag. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor strafrechtelijke aansprakelijkheid en de rol van de verdachte in geweldsdelicten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000441-20
Uitspraak : 6 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie
’s-Hertogenbosch, van 3 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-865003-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van medeplegen van poging tot doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelast van onder hem inbeslaggenomen voorwerpen en beslist op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde vrijspraak bepleit en ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde partiële vrijspraak van het gekwalificeerde gevolg bepleit en dat de verdachte voor het overige een beroep op noodweer(exces) toekomt en mitsdien zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het hof de benadeelde partij primair geheel niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering en subsidiair gedeeltelijk.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste
aanleg – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde partij]
- achterna heeft/hebben gerend en/of
- (vervolgens) die [benadeelde partij] heeft/hebben laten struikelen, in elk geval op de grond heeft/hebben laten vallen, en/of
- (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meerdere malen, althans eenmaal, die [benadeelde partij] (met kracht) tegen het gezicht/hoofd en/of de arm(en) en/of het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meerdere malen, althans eenmaal, die [benadeelde partij] (met kracht) tegen het gezicht/hoofd en/of de arm(en) en/of het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meerdere malen, althans eenmaal, die [benadeelde partij] met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp en/of puntig voorwerp, tegen het gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen en/of in zijn hoofd/gezicht heeft/hebben geprikt/gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Eindhoven aan de openbare weg (Ten Hagestraat, althans in een parkeergarage,) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] , welk geweld bestond uit het
- achterna rennen en/of
- (vervolgens) die [benadeelde partij] te laten struikelen, in elk geval op de grond te laten vallen, en/of
- (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meerdere malen, althans eenmaal, die [benadeelde partij] (met kracht) tegen het gezicht/hoofd en/of de arm(en) en/of het lichaam te slaan/stompen en/of
- (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meerdere malen, althans eenmaal, die [benadeelde partij] (met kracht) tegen het gezicht/hoofd en/of de arm(en) en/of het lichaam te schoppen/trappen en/of
- (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meerdere malen, althans eenmaal, die [benadeelde partij] met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp en/of puntig voorwerp, tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of in zijn hoofd/gezicht te steken/prikken,
welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel ( te weten hersenletsel en/of verlies van een oog en/of verlies/verminderd visueel zicht) voor die [benadeelde partij] ten gevolg heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak (medeplegen) poging tot doodslag

Inleiding

Uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is het volgende naar voren gekomen.
In de vroege nieuwjaarsochtend van 1 januari 2019 kreeg de politie rond 04.45 uur een melding van een steekincident in de parkeergarage van winkelcentrum De Heuvelgalerie in Eindhoven. De ter plaatse gesnelde politie trof in die parkeergarage in een glazen portaal nabij een betaalautomaat op de grond een zwaargewonde man aan. Deze man bleek aangever [benadeelde partij] te zijn. In een hoek van het portaal vond de politie een deels uitgeklapte zilverkleurige multitool, waarvan het tangelement en het mesje waren uitgeklapt. Net buiten de parkeergarage hield de politie drie mannen aan die in een witte auto met [kenteken] de parkeergarage verlieten. De verdachte was een van hen en hij bevond zich op de bijrijdersstoel. De neef van de verdachte, zijnde medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedag medeverdachte] 1992, bevond zich achter het stuur.
Daar deze medeverdachte dezelfde voor- en achternaam heeft als de verdachte, zal hij hierna steeds worden aangeduid als ‘ [medeverdachte] ’, zijnde een combinatie van zijn achternaam en geboortejaar.Achterin de auto zat [betrokkene] , een bekende van beide neven uit Turkije.
Het hof stelt vast dat er die nieuwjaarsnacht drie geweldsfasen zijn te onderscheiden.
Nadat [benadeelde partij] het groepje waarvan [medeverdachte] en de verdachte deel uitmaakten in de parkeergarage met een mes had bedreigd (fase 1), is [medeverdachte] , gewapend met een schroevendraaier, tezamen met de verdachte die [benadeelde partij] achterna gerend. Vervolgens is [benadeelde partij] door toedoen van [medeverdachte] ten val gekomen waarna hij door [medeverdachte] is geslagen/gestompt en getrapt/geschopt.
Nadat de tweede fase van geweld tot een einde was gekomen, zijn medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte in een gereedstaande auto gestapt. [medeverdachte] is vervolgens weer uitgestapt en heeft [benadeelde partij] meerdere malen tegen het gezicht/hoofd getrapt (fase 3). De verdachte is ook weer uitgestapt en heeft medeverdachte [medeverdachte] weggetrokken van [benadeelde partij] en [medeverdachte] bewogen weer in de auto plaats te nemen. Daarop heeft men met de auto de parkeergarage verlaten.
Medeverdachte [medeverdachte] is inmiddels onherroepelijk ter zake van medeplegen van poging tot doodslag veroordeeld.

(Medeplegen) poging tot doodslag?

Anders dan de rechtbank komt het hof niet tot bewezenverklaring van (het medeplegen) van een poging tot doodslag die nieuwjaarsnacht door de verdachte.
Naar het oordeel van het hof schiet het bewijs tekort dat de verdachte, gelet op de door hem verrichte geweldshandelingen, (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [benadeelde partij] . Niet alleen is het hof van oordeel dat de door de verdachte verrichte geweldshandelingen zich tot de tweede geweldsfase beperken, maar bovendien dat in de gegeven omstandigheden evenmin kan worden geoordeeld dat in die fase sprake was van de voor medeplegen van een poging tot doodslag vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en de verdachte. Op basis van na te melden bewijsmiddelen stelt het hof vast dat [medeverdachte] weliswaar met de schroevendraaier in zijn hand heeft geslagen in/tegen het gezicht/hoofd van die [benadeelde partij] , terwijl ook de verdachte geweld pleegde tegen [benadeelde partij] , maar het hof acht de bijdrage van de verdachte aan de forse geweldshandelingen van [medeverdachte] (het met een schroevendraaier in het gezicht/hoofd van die [benadeelde partij] slaan/prikken) zowel materieel als intellectueel onvoldoende significant om de verdachte als medepleger van de poging tot doodslag door [medeverdachte] aan te merken in die fase. Bij dit oordeel betrekt het hof dat de verdachte van meet af aan heeft verklaard zich in die tweede fase niet ervan bewust te zijn geweest dat [medeverdachte] zich intussen had voorzien van een schroevendraaier waarmee hij [benadeelde partij] , eenmaal gevloerd, te lijf ging, hetgeen het hof geloofwaardig acht, nu van het tegendeel van die onwetendheid/onbewustheid omtrent die schroevendraaier niet is gebleken. Dat er in fase 2 tegen het hoofd van [benadeelde partij] is geschopt door een van beiden, kan het hof uit de bewijsmiddelen evenmin met voldoende overtuiging destilleren. Voor wat betreft fase drie, leidt het hof onomstotelijk uit het dossier af dat het medeverdachte [medeverdachte] was die alstoen terugging naar [benadeelde partij] die op de grond was achtergebleven en hem bij die gelegenheid bij herhaling tegen zijn hoofd schopte/trapte. Het hof stelt vast dat de verdachte daarbij geen rol meer heeft gehad, zij het dat door verdachtes toedoen dit geweld uiteindelijk is gestaakt. Een strafrechtelijk verwijt voor het forse geweld dat van [medeverdachte] uitging in deze derde fase kan de verdachte niet worden gemaakt.
Nu het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zal hij daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2019 te Eindhoven aan de openbare weg (Ten Hagestraat in een parkeergarage) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] , welk geweld bestond uit het
- achterna rennen en
- (vervolgens) die [benadeelde partij] te laten struikelen en op de grond te laten vallen en
- (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meerdere malen die [benadeelde partij] (met kracht) tegen het gezicht/hoofd en het lichaam te slaan/stompen en
- (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) meerdere malen die [benadeelde partij] (met kracht) tegen de arm en het lichaam te schoppen/trappen en
- (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) die [benadeelde partij] met een schroevendraaier in het gezicht/hoofd te prikken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de Politie Eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Eindhoven, zaak [zaaksnaam] , sluitingsdatum 5 mei 2019, pagina’s 1-644. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2019, dossierpagina’s 42 tot en met 43, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(
p. 42)
Op 1 januari 2019 omstreeks 04.40 uur reden wij over de Mathildelaan in Eindhoven en werd door de centralist van het operationeel centrum verzocht te rijden naar de Heuvelgalerij te Eindhoven. Op deze locatie zou een persoon neergestoken zijn. De steekpartij had in de parkeergarage (
het hof begrijpt: Q-park parkeergarage Heuvel Galerie, Ten Hagestraat 6a te Eindhoven) plaatsgevonden. Wij zijn direct de parkeerplaats (
het hof begrijpt: parkeergarage) ingereden. Wij werden door omstanders geleid naar een glazen portaal nabij een betaalautomaat. Wij zagen in het portaal een negroïde persoon op de grond liggen. Wij zagen dat het gelaat van deze persoon geheel bebloed was. Wij zagen dat de persoon niet aanspreekbaar was en oncontroleerbare bewegingen maakte. Wij zagen eveneens dat er meerdere kleine verwondingen op het gelaat van het slachtoffer aanwezig waren. Wij zagen dat het gehele gelaat van het slachtoffer opgezwollen was.
2.
Het proces-verbaal Letsel slachtoffer d.d. 2 januari 2019, dossierpagina’s 69 tot en met 70, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
(
p. 69)
Op 2 januari 2019 was ik belast met het onderzoek naar het steekincident welke plaatsvond op 1 januari 2019 in de Q-park parkeergarage te Eindhoven. Bij dit steekincident raakte slachtoffer [benadeelde partij] gewond en werd hij opgenomen in het St. Elisabeth ziekenhuis te Tilburg.
3.
Een geschrift, te weten een brief d.d. 1 januari 2019 van het etz (het hof begrijpt: het Elisabeth TweeSteden ziekenhuis), opgesteld door [AIOS neurologie] , AIOS neurologie, en [neuroloog] , neuroloog, betreffende [benadeelde partij] , dossierpagina’s 120 en 121, voor zover inhoudende:
(
p. 120)
Wij zagen op 1 januari 2019 op de SEH (
het hof begrijpt: Spoedeisende Hulp)
Speciale anamnese:
Man, aangezichtsverwondingen, achterhoofd zwellingen en laceraties.
Neurologisch onderzoek:
Fors aangezichtsletsel links, steekwond.
Aanvullend onderzoek:
CT-cerebrum:contusiehaard links temporaal met schedefractuur, passend bij penetratieverwonding gezien vrij langwerpig aspect, klein SDH (
het hof begrijpt: subduraal hematoom) links pariëtaal.
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 januari 2019, dossierpagina’s 282 en 283, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(
p. 282)
Op maandag 31 december 2018 was ik, samen met mijn vriendin [getuige 2] uit in Eindhoven. Wij waren die avond bij een feestje in de Blush geweest. Op dat feestje zag ik [benadeelde partij] (
het hof begrijpt: [benadeelde partij]). [benadeelde partij] is het slachtoffer van deze steekpartij. Mijn vriendin [getuige 2] had drie Turkse jongens ontmoet. Wij liepen samen met deze jongens naar de parkeergarage. [benadeelde partij] was ongeveer twee minuten na ons in de parkeergarage.
5.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 januari 2019, dossierpagina’s 284 tot en met 290, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(
p. 286)
Toen wij in de garage waren, stond [benadeelde partij] (
het hof begrijpt: [benadeelde partij]) ineens bij ons.
(
p. 288)
[benadeelde partij] rende weg en de twee Turkse jongens gingen achter [benadeelde partij] aan.
6.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 4 januari 2019, dossierpagina’s 305 tot en met 314, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
(
p. 309)
Op een gegeven moment kwamen we bij de garage aan waar die auto van de jongens stond. Ik zag plotseling [benadeelde partij] achter mij staan.
(
p. 310)
Ik zag dat een van de jongens de auto in stapte. De overige twee renden achter [benadeelde partij] aan in de garage.
Ik weet nog dat er drie andere jongens de garage inliepen. Ik liep met mijn vriendin naar de jongens en vroeg ze om hulp.
7.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 januari 2019, dossierpagina’s 513 tot en met 516, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
(
p. 515)
We liepen de parking binnen. Ik zag die jongen die ik eerder heb zien staan. Ik zocht naar iets. Ik keek in de auto, hier vond ik een schroevendraaier. Uiteindelijk rende de jongen weg en toen zijn wij erachteraan gegaan. Ik gaf de jongen een pootje waardoor hij op de grond viel. Ik heb de jongen toen geslagen met de schroevendraaier in mijn hand. Ik heb hem ook geschopt toen de jongen op de grond lag. Ik weet dat hij aan het bloeden was, want ik had bloed aan mijn hand.
8.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 januari 2019, dossierpagina’s 517 tot en met 536, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
(
p. 520)
Ik had de schroevendraaier in mijn rechterhand Op een gegeven moment rende de jongen weg en ik er achteraan samen met mijn neef [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte). Mijn neef (
het hof begrijpt: de verdachte) schopte tegen zijn hand.
9.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 januari 2019, dossierpagina’s 621 tot en met 627, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene] :
(
p. 625)
De oude [medeverdachte] (
het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]) liep met de schroevendraaier richting de donkere jongen (
het hof begrijpt: [benadeelde partij]). Ik riep de [verdachte en medeverdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: verdachte en medeverdachte [medeverdachte]) vanuit de auto dat ze in moesten stappen. Ze zeiden dat zoiets van: “bemoei je er niet mee, blijf jij maar daar”.
De donkere jongen begon weg te rennen. De [verdachte en medeverdachte] renden achter hem aan. Hij rende door de parkeergarage Hij rende verder richting een uitgang.
Ik riep tegen oude [medeverdachte] (
het hof begrijpt: [medeverdachte]): ‘doe het niet!”. Ik ben daar gaan schreeuwen. Het was mijn bedoeling om met de auto de [verdachte en medeverdachte] af te snijden en hen tegen te houden. Dit lukte niet omdat ze verder achter de donkere jongen aanrenden. De beide [verdachte en medeverdachte] renden op de donkere man af maar de oudere [medeverdachte] was eerder. Ik zag dat ze richting de deur renden en daarna richting een kinderwagen opgang liepen. Net om de bocht zag ik dat ze aan het vechten waren. Ze waren met z’n drieën aan het vechten en ik zag dat de zwarte man op de grond lag. Ik zag dat er gevochten werd en dat de [verdachte en medeverdachte] aan het slaan waren.
10.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 januari 2019, dossierpagina’s 294 en 295, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
(
p. 294)
Ik zag dat er een vechtpartij gaande was. Het was 2 tegen 1.
Vervolgens liepen de 2 personen weg van die ene persoon, welke nog op de grond lag.
11.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 januari 2019, dossierpagina’s 296 tot en met 298, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
(
p. 296)
We waren op stap met nieuwjaar en waren die nacht getuige van een mishandeling in de ondergrondse parkeerplaats. Ik kan daar het volgende over vertellen.
Het was denk ik tussen 04.30 uur en 05.30 uur en wij stonden bij de betaalautomaat in de parkeergarage. Er kwamen twee meisjes naar ons toe en zij vroegen of ik kon komen helpen omdat er een vechtpartij was. We liepen naar de uitgang bij de trappen om de hoek en daar zag ik twee Turkse jongens die aan het vechten waren tegen een zwarte jongen die
(p. 297)
al op de grond lag. Een van de Turkse jongens was aan het schoppen en de andere aan het boksen. De jongen waar ze mee aan het vechten waren lag al op de grond. Die was al buiten bewustzijn.
12.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 januari 2019, dossierpagina’s 562 tot en met 574, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
(
p. 563)
Wij gingen achter die kerel aan. Ik zag hem op een gegeven moment vallen en toen heb ik tegen zijn arm geschopt.
Bewijsoverwegingen openlijke geweldpleging tegen personen
Het hof stelt voorop dat van het in vereniging plegen van geweld die nieuwjaarsnacht sprake is, nu de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage van gewelddadige aard heeft geleverd aan het geweld in fase 2. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte nauw en bewust met [medeverdachte] samengewerkt door [benadeelde partij] met z’n tweeën te achtervolgen en nadat [medeverdachte] deze [benadeelde partij] naar de grond had gebracht, gezamenlijk en tegelijkertijd geweld op hem uit te oefenen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat evident sprake was van geweld van twee – de verdachte en [medeverdachte] – tegen één – de door [medeverdachte] gevloerde [benadeelde partij] – zoals bewezenverklaard. Dat de verdachte, vanuit zijn focus op het mes, daarbij niets zou hebben meegekregen van geweld dat [medeverdachte] in die fase pleegde tegen [benadeelde partij] , acht het hof niet geloofwaardig. Ten slotte overweegt het hof dat de verdachte op basis van na te melden bewijsmiddelen niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door medeverdachte [medeverdachte] in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel dat strafverzwarend is tenlastegelegd. De verdachte zal derhalve van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen en andermans lijf. Gelet op de persistentie van het latere slachtoffer was het afhandig maken van het mes geboden. De verdachte heeft ad hoc en instinctief gereageerd. Nadat het mes was weggetrapt is de verdachte gestopt.
Subsidiair, indien het hof het beroep op noodweer zou verwerpen, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een beroep op
noodweerexcestoekomt en daartoe aangevoerd dat een hevige gemoedsbeweging is ontstaan door een telkens de confrontatie zoekend slachtoffer.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. De verdediging doet een beroep op (noodweer)exces en stelt daartoe dat de verdachte louter geweld heeft toegepast als gevolg van de dreiging die van [benadeelde partij] uitging voorafgaande aan en in de eerste fase. Voor de beoordeling van deze verweren zal het hof hierna derhalve eerst nader ingaan op die fase 1 en hetgeen daaraan vooraf ging en direct daarop volgde.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt het volgende naar voren.

Wat er aan fase 1 voorafging

De verdachte heeft samen met [medeverdachte] en [betrokkene] in de nieuwjaarsnacht een bezoek gebracht aan club Blush in Eindhoven. Aldaar zijn zij in contact gekomen met twee Poolse vrouwen, [getuige 1] en [getuige 2] . In club Blush was ook het latere slachtoffer [benadeelde partij] aanwezig.
Uit de verklaringen van getuige [getuige 2] (p. 305-314), [betrokkene] (p. 621-626) en [medeverdachte] (p. 517-536) leidt het hof in chronologie van die nacht het volgende af.
(
p. 307)
Er was ene [benadeelde partij] (
het hof begrijpt: [benadeelde partij]) die de hele tijd ruzie aan het maken was. In eerste instantie speelde er alleen maar een woordenruzie.
(p. 308)
Die [benadeelde partij] was bezig de jongens (
het hof begrijpt: de verdachte, [medeverdachte] en [betrokkene]) uit te dagen, riep dingen en liep dan weer weg. Hij wilde dat de jongens achter hem
aan kwam rennen. Omdat de sfeer niet meer fijn was, zijn zij daar weggegaan met de jongens. De jongens wilden de auto in de parkeergarage halen. De jongens bleven om zich heen kijken. Toen ze van de club wegliepen zag [getuige 2] na ongeveer 100 meter dat die jongens verdwenen waren. Ze waren die [benadeelde partij] achterna gerend.
Toen ze [benadeelde partij] en die drie jongens weer zag, waren ze ruzie aan het maken voor club Blush. Ze schreeuwden en hielden elkaars kleding vast. Ze duwden en trokken.
(
p. 623)
Toen ze in de drukke straat verder liepen zei de jonge [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) dat die neger/donkere man die ze eerder bij de club gezien hadden hen volgde.
(
p. 624)
Zij hebben zich omgedraaid en hebben gezegd dat die jongen weg moest wezen. [betrokkene] maakte hier ook gebaren bij. De jongen maakte op [betrokkene] een geschrokken indruk en draaide zich om en liep weg in de richting van de club. Zij zijn verder gelopen naar de parkeergarage maar hebben onderweg nog een paar keer omgekeken. Onderweg naar de parkeergarage hebben ze in de drukke straat nog drie politieagenten gezien waarvan één dame. De jonge [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) zei iets tegen de politie.
(
p. 519)
Ze waren nog maar net buiten, [medeverdachte] schat de afstand tussen de Blush en waar zij liepen circa 10 meter, toen een voor hem onbekende man discussie had met zijn neven (
het hof begrijpt: de verdachte en [betrokkene]). [medeverdachte] is naar hen toegelopen om te horen wat er aan de hand was. [medeverdachte] zag dat de twee meisjes ook bij zijn neven (
het hof begrijpt: de verdachte en [betrokkene]) en de onbekende man stonden. [medeverdachte] zag dat de onbekende jongen agressief naar hen reageerde.

Fase 1

(
p. 309)
Ze kwamen op een gegeven moment bij de garage aan waar die auto van de jongens stond. Ze stonden daar en praatten nog een beetje en waren afscheid aan het nemen, toen plotseling [benadeelde partij] achter [getuige 2] stond.
(
p. 624)
[betrokkene] stond al bijna bij de auto toen hij hoorde dat volgens hem de jonge [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) zei dat de zwarte/donkere jongen hier is. Met hier bedoelt [betrokkene] dat als hun auto aan de ene zijde van het zebrapad stond, dan stond de donkere jongen aan de andere zijde van het zebrapad, op circa 3 à 4 auto’s afstand. [betrokkene] had gezien dat de donkere jongen een mes had in zijn hand.
(
p. 520)
[medeverdachte] stond ter hoogte van de schuifdeur (
het hof begrijpt: van/in de parkeergarage) toen hij de onbekende donkere jongen weer zag. Hij was schuin achter [medeverdachte] . [medeverdachte] riep meteen naar zijn neven die voor hem over het zebrapad liepen dat die jongen er weer was. [medeverdachte] is toen meteen naar zijn neven gewandeld en stond op dat moment samen met zijn neven stil op het zebrapad. De jongen kwam toen op hen afgelopen. Meteen hierna zag [medeverdachte] dat deze jongen een mes in zijn hand had.
(
p. 309)
[getuige 2] zag ook dat [benadeelde partij] een mes vasthield. Hij zwaaide daarmee en hield het mes vast. [getuige 2] hoorde dat hij meerdere keren riep: “Kom maar, kom naar mij toe”. Het was een groot geschreeuw en [getuige 2] zag die jongens rondrennen.
(
p. 310)
[getuige 2] zag dat een van de jongens in de auto stapte die heel dichtbij de ingang geparkeerd stond.
(
p. 311)
De overige twee renden achter [benadeelde partij] aan.
(
p. 624)
[betrokkene] stapte in de auto en de zwarte man stond op het zebrapad. Toen hij de auto gestart had maakte de oude [medeverdachte] (
het hof begrijp hier en hierna: [medeverdachte]) de kofferbak open omdat hij daar iets in zocht. Op het moment dat [betrokkene] achteruit reed, maakte de oude het portier open en ging direct naar het dashboardkastje en opende deze. Daar pakte hij een schroevendraaier uit. De oude [medeverdachte] liep met de schroevendraaier richting de donkere jongen.
(
p. 520)
[medeverdachte] had een schroevendraaier gepakt en liep in de richting van de onbekende jongen. Zijn neef uit Turkije (
het hof begrijpt:
[betrokkene]) zat in de auto en reed achteruit. Zijn neef [verdachte] (
het hof begrijpt:de verdachte) stond langs hem. [medeverdachte] had de schroevendraaier in zijn rechterhand en hield zijn hand omhoog. De punt van de schroevendraaier wees in de richting van de jongen om hem angst aan te jagen. [medeverdachte] stond daar naast [verdachte] en ze dachten: “
hoe gaan we hem pakken”. [medeverdachte] wilde de jongen duidelijk laten zien dat hij ook iets in zijn handen had.
(
p. 624)
[betrokkene] reed eerst achteruit het parkeervak uit en daarna naar voren. [betrokkene] hoorde schreeuwen/roepen maar kon niet verstaan wat er gezegd werd. Hij is vervolgens richting het zebrapad gereden waar de donkere jongen stond. Deze jongen stond voor de auto en maakte steekbewegingen naar de voorkant van de auto, maar heeft de auto niet geraakt.
(
p. 625)
Het portier van de auto stond open. [betrokkene] riep de [verdachte en medeverdachte] (
het hof begrijpt:
de verdachte en [medeverdachte]) vanuit de auto dat ze in moesten stappen. [betrokkene] zei dat het de donkere jongen om hen ging en dat ze de meisjes moesten laten. Die jongen zou de meisjes toch niets doen. Ze zeiden zoiets van: “bemoei je er niet mee, blijf jij maar daar”.
Hierna heeft [betrokkene] een deodorantbusje gepakt wat in de auto lag. Hij is vervolgens uitgestapt en heeft het busje naar de donkere man gegooid maar heeft hem niet geraakt. [betrokkene] wilde hem bang maken. [betrokkene] gooide in de richting van de man maar wel tegen de grond. [betrokkene] deed dit omdat hij wilde dat de man bang werd en misschien weg ging.
Nadat [betrokkene] had gegooid, begon de donkere jongen ook weg te rennen. De [verdachte en medeverdachte] (
het hof begrijpt:
de verdachte en [medeverdachte]) renden achter hem aan.

Het vervolg en de overgang naar fase 2

(
p. 520)
Op een gegeven moment rende de jongen weg en [medeverdachte] er achteraan samen met zijn neef [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte). Zijn neef uit Turkije (
het hof begrijpt: [betrokkene]) reed in de auto in hun richting.

De verklaringen van de verdachte omtrent het verloop van fase 1 en het vervolg

De verdachte heeft in lijn met voormelde verklaringen op 1 januari 2019 (p. 562-574), op 2 januari 2019 (p. 567-575) en op 4 januari 2019 ten overstaan van de rechter-commissaris (proces-verbaal verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring d.d. 4 januari 2019) als volgt verklaard over de aanloop naar de eerste fase 1 en hetgeen vervolgens gebeurde in die fase en direct daarna.
(
p. 563)
We zijn naar Club Blush gegaan. We hebben problemen gehad na de club. Die kerel (
het hof begrijpt:
[benadeelde partij]) begint te roepen en te schreeuwen en verdwijnt uit het oog.
(
p. 563)
Wij liepen verder. Ik voelde een slag in mijn rug.
(proces-verbaal rechter-commissaris)
Ik draaide me om en ik zag diezelfde man (
het hof begrijpt:
[benadeelde partij]). Ik ben toen tegen hem gaan schreeuwen, ook om aandacht te trekken.
(
p. 563)
Dit was nog in de horeca straat.
(proces-verbaal rechter-commissaris)
We zijn daarna doorgelopen naar de parkeergarage. Ik heb onderweg nog agenten aangesproken en hen verteld over de man die ons lastig viel.
(
p. 563)
Ik had al behoorlijk schrik gekregen en ik was bezig om de dames te beschermen. In de parkeergarage stond die kerel ineens achter mij met een mes. Ik deed mijn jas uit en deed deze om mijn arm heen. Ik deed dit om mezelf te beschermen.
(
p. 564)
De afstand tussen hem (
het hof begrijpt:
[benadeelde partij]) en mij was ongeveer twee meter. Hij stond te zwaaien met het mes.
(
571)
Ik dacht alleen hij moet gestopt worden anders gaat hij terugkeren. Hij stak ook in onze richting. Op een gegeven moment staat mijn neef (
het hof begrijpt:
[medeverdachte]) ter hoogte van mij.
(
p. 564)
Op een gegeven moment zag ik iets langs mijn hoofd gaan.
(proces-verbaal rechter-commissaris)
Dat ging in de richting van de man met het mes. Deze man ging er vervolgens vandoor, hij rende van ons weg. Ik ben toen samen met mijn neef [medeverdachte] (
het hof begrijpt:
[medeverdachte]) achter hem aan gerend.
(
p. 564)
Ik moest dat mes uit zijn handen hebben. Ik wilde hem stoppen. Ik wist dat hij anders terug zou komen.
(
p. 563)
Wij gingen achter die kerel aan.
(
p. 565)
We renden door de parking.
(
p. 563)
Ik zag hem (
het hof begrijpt:
[benadeelde partij]) op een gegeven moment vallen en toen heb ik tegen zijn arm geschopt.
(proces-verbaal rechter-commissaris)
Om hem te ontwapenen heb ik tegen zijn arm/hand geschopt zodat hij het mes los zou laten. Vervolgens zag ik de man bloeden, waardoor ik in paniek raakte.

Was er sprake van noodweer(exces)?

Van noodweer is sprake indien het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. Als door of namens de verdachte een beroep op noodweer is gedaan, moet de rechter (i) de feitelijke grondslag van dat beroep onderzoeken, (ii) beoordelen of aan de voorwaarden voor de aanvaarding van het verweer is voldaan en (iii) een gemotiveerde beslissing geven op dat verweer.
Bij de vaststelling van de feitelijke toedracht van de eerste fase en de aanloop naar de tweede fase neemt het hof als uitgangspunt voormelde kort na het bewezenverklaarde afgelegde verklaringen, die in grote lijnen met elkaar in overeenstemming zijn en mitsdien elkaar ondersteunen. Uit die verklaringen blijkt het volgende:
  • na het verlaten van club Blush is de verdachte met medeverdachte [medeverdachte] , [betrokkene] en de Poolse vrouwen naar de parkeergarage gelopen
  • buiten de club vindt tot tweemaal toe een verbale en fysieke confrontatie plaats tussen enerzijds het gezelschap waarvan de verdachte deel uitmaakte en anderzijds [benadeelde partij] , waarna [benadeelde partij] zich uit de voeten maakt;
  • in de parkeergarage ziet de verdachte zich opnieuw geconfronteerd met het [benadeelde partij] , die op dat moment een mes in zijn hand heeft en zich daarmee dreigend opstelt
  • de verdachte wikkelt een jas om zijn arm om zich tegen het mes te beschermen;
  • medeverdachte [betrokkene] parkeert intussen de auto, waarvan ook de verdachte gebruik maakt, uit en gooit een busje deodorant in de richting [benadeelde partij] , waarna deze wegrent;
  • de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] rennen achter [benadeelde partij] aan;
  • op enig moment komt [benadeelde partij] ten val en ligt op de grond;
  • de verdachte pleegt geweldshandelingen tegen [benadeelde partij] , waarna hij in paniek raakte toen hij zag dat deze [benadeelde partij] bloedde.
Naar het oordeel van het hof was in eerste instantie door de gedragingen van [benadeelde partij] weliswaar sprake van onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, maar kunnen de daarop volgende geweldshandelingen van de verdachte niet worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. Nadat [benadeelde partij] , kennelijk geschrokken van het in zijn richting gegooide busje deodorant, wegrent, eindigt fase 1 en daarmee de noodweersituatie. Ook een van [benadeelde partij] uitgaand onmiddellijk dreigend gevaar, in die zin dat hij het er niet bij zou laten zitten en hij zich mogelijk op enig moment weer met het mes tegen de verdachte en het gezelschap waarin hij was, zou kunnen keren, is op dat moment geweken. De verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] , inclusief de Poolse vrouwen, hadden op dat moment ook zonder enig risico in de door [betrokkene] bestuurde auto kunnen plaatsnemen en zich zo aan een eventuele toekomstige dreiging afkomstig van [benadeelde partij] kunnen onttrekken, want hij rende immers weg en van hun vandaan. In plaats daarvan rent de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] achter [benadeelde partij] aan om hem, zoals medeverdachte [medeverdachte] het illustratief uitdrukt: “
te pakken”. De verdachte wilde hem -naar eigen zeggen- ontwapenen, maar ook daartoe ontbrak op dat moment iedere noodzaak. Van een noodzakelijke verdediging is op het moment dat [benadeelde partij] door toedoen van de medeverdachte [medeverdachte] ten val is gekomen en het bewezenverklaarde geweld wordt toegepast al helemaal geen sprake meer. Dit betekent dat een rechtvaardiging voor het door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] op dat moment toegepaste geweld ontbreekt. Het hof verwerpt om die reden het beroep op noodweer.
Aangaande het subsidiaire beroep op noodweerexces overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat van verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging sprake kan zijn indien – zoals in het onderhavige geval – op het tijdstip van de aan de verdachte verweten gedraging de noodweersituatie weliswaar is beëindigd en derhalve de noodzaak tot verdediging niet meer bestaat. Daarvoor is nodig dat zijn gedragingen het onmiddellijk gevolg zijn geweest van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
Het hof wil aannemen dat de confrontatie in de parkeergarage met de met een mes bewapende en zich daarmee dreigend opstellende [benadeelde partij] , de zogenoemde fase 1, de verdachte emotioneel niet onberoerd heeft gelaten. Nog los van het feit dat de door de verdachte in dit kader zelf beschreven emoties niet als “hevig” kunnen worden aangemerkt, heeft de verdachte echter niet verklaard dat hij zich daardoor heeft laten leiden, maar dat zijn handelingen puur werden ingegeven door de wens [benadeelde partij] “te ontwapenen” voor het geval deze op enig moment nogmaals de confrontatie zou zoeken. Van gedragingen die voortkomen uit een hevige gemoedsbeweging is mitsdien naar het oordeel van het hof geen sprake, zodat ook het beroep op noodweerexces wordt verworpen.
Concluderend: het verweer van de verdediging strekkende tot ontslag van alle rechtsvervolging wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Dit alles leidt ertoe, nu ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten dat het bewezenverklaarde strafbaar is en wordt gekwalificeerd als:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Nu overigens evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, is de verdachte ook strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich tezamen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een persoon. Daarbij is het slachtoffer, nadat deze ten val was gekomen, geschopt en geslagen, waarbij de medeverdachte zich bediende van een schroevendraaier als wapen. Hierdoor is een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het incident vond bovendien plaats in een openbare parkeergarage en in het bijzijn van anderen, hetgeen ook in de samenleving tot gevoelens van angst en onveiligheid kan leiden.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof meegewogen dat het de verdachte was die de medeverdachte uiteindelijk ertoe heeft gebracht het buitensporige geweld in fase 3 tegen het slachtoffer te staken en zich nadien ook nog enigszins om het slachtoffer heeft bekommerd door een jas over hem heen te leggen. Uit het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof bovendien af dat de verdachte een beperktere rol in het geweld kan worden toegedicht dan de medeverdachte die voor de poging tot doodslag is veroordeeld.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 december 2022 is de verdachte niet eerder wegens soortgelijke feiten veroordeeld. De verdachte is getrouwd, vader van een kind en een tweede kind is op komst.
Het hof acht, alle omstandigheden afwegende, in beginsel een maximale taakstraf, te weten voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof het navolgende.
Het hof stelt voorop dat iedere verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg sterkt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat hoger beroep is ingesteld.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden. Door de verdachte is op 14 februari 2020 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof bij arrest van heden, 6 maart 2023, arrest wijst. Derhalve is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 12 maanden. Niet is gebleken dat deze overschrijding aan de verdediging is te wijten. Het hof is van oordeel dat deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteerd dient te worden in de op te leggen straf.
Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met een taakstraf voor de duur van 220 uren subsidiair 110 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest naar de maatstaf van twee uur per in voorarrest doorgebrachte dag.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 55.312,59, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit € 20.644,59 aan materiële schade en € 34.668,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de vordering hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 15.010,52, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. De verdachte is veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, begroot op nihil.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven de hoogte van de vordering te verlagen tot een bedrag van € 54.797,59, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit € 20.129,59 aan materiële schade en € 34.668,00 aan immateriële schade.
Het hof stelt voorop dat niet ter discussie staat dat benadeelde partij [benadeelde partij] die nieuwjaarsnacht als zwaargewond slachtoffer uit ‘de strijd’ is gekomen. Het hof heeft hiervoor ook vastgesteld dat de verdachte wel in de tweede fase van de geweldshandelingen een aandeel heeft gehad, maar niet in de derde fase waarbij opnieuw fors geweld jegens het slachtoffer is gepleegd. Het hof is van oordeel dat het causale verband tussen het letsel en de schade van de benadeelde partij en de bewezenverklaarde geweldsplegingen in de tweede fase waarin de verdachte een aandeel had, niet zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld en daarom kan het hof thans geen inhoudelijke beslissing op de vordering geven. Het hof acht te dien aanzien een partijdebat aangewezen. Nu het hof evenwel niet eens verzekerd acht dat beide partijen alsdan in voldoende mate in de gelegenheid zullen zijn om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van de vordering en het verweer tegen de vordering kunnen aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan (deskundigen)bewijs te leveren, is het hof van oordeel dat de verdere behandeling van de vordering een vertraging zou betekenen van de afdoening van de strafzaak en zulks naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof acht onder de gegeven omstandigheden termen aanwezig om de kosten van partijen te compenseren aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat er onder de verdachte twee schoenen, een broek en een trui in beslag zijn genomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep daarvan uitdrukkelijk afstand gedaan. Gelet daarop zal het hof geen beslissing meer nemen over het beslag, zoals staat vermeld op de beslaglijst van 12 december 2019, bij gebrek aan belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
220 (tweehonderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
110 (honderdtien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft ophet, op 17 januari 2019 geschorste, tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 6 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.M. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.