ECLI:NL:GHSHE:2023:732

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
200.296.165_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huurovereenkomst op grond van dwaling en bedrog in sociale huurwoningzaak

In deze zaak gaat het om de vernietiging van een huurovereenkomst voor een sociale huurwoning, waarbij de verhuurder, vereniging Laurentius, de vordering heeft ingesteld op basis van dwaling en bedrog. De appellanten, [appellant] en [appellante], hebben zich ingeschreven bij het woonruimtebemiddelingssysteem 'Klik voor Wonen' en kregen een woning toegewezen. Echter, de inschrijfdatum van [appellant] was door een medewerker van de woningcorporatie onterecht gewijzigd, wat leidde tot een langere inschrijfduur dan daadwerkelijk het geval was. Laurentius stelde dat de appellanten opzettelijk hadden gelogen over hun inschrijfduur en dat zij de huurovereenkomst moesten vernietigen.

De kantonrechter heeft in eerste aanleg de huurovereenkomst vernietigd op grond van dwaling, maar het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat de appellanten niet op de hoogte waren van de wijziging van de inschrijfdatum en dat er geen sprake was van bedrog. Het hof heeft vastgesteld dat de inschrijfdatum automatisch door het systeem werd gegenereerd en dat de appellanten geen invloed hadden op deze wijziging. Bovendien was de inschrijfdatum niet zichtbaar voor hen bij het reageren op woningaanbiedingen via hun mobiele telefoon.

Het hof heeft de vorderingen van Laurentius afgewezen en het bestreden vonnis vernietigd. De proceskosten zijn voor rekening van Laurentius, die als in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders in het controleren van inschrijfgegevens en de noodzaak voor transparantie in het proces van woningtoewijzing.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.296.165/01
arrest van 7 maart 2023
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellant] respectievelijk [appellante] en gezamenlijk als [appellanten] ,
advocaat: mr. W.G.M. Vos te Breda,
tegen
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging Laurentius,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Laurentius,
advocaat: mr. M.C.J. Oonk-Pallandt te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 29 april 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 24 februari 2021, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen [appellanten] als gedaagden en Laurentius als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8429201 CV EXPL 20-1057)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis alsmede naar het vonnis van 19 augustus 2020, hersteld bij vonnis van 26 augustus 2020.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
  • de door mr. Vos op verzoek van het hof overgelegde spreekaantekening eerste aanleg van Laurentius, die het hof op 4 oktober 2022 heeft ontvangen;
  • de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
  • de bij brief van 3 oktober 2022 door mr. Vos toegezonden productie 1, die hij bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken nader met elkaar in overleg te gaan over een regeling. Op de rol van 6 december 2022 heeft Laurentius arrest gevraagd en van [appellanten] is geen instructie ontvangen. Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
Het hof gaat uit van feiten die door de kantonrechter onder 3.1 in het bestreden vonnis zijn vastgesteld en die in hoger beroep niet in geschil zijn.
a. Laurentius is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en is als zodanig verplicht te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van sociale huurwoningen.
b. Voor het aanbieden en toewijzen van haar sociale huurwoningen bedient Laurentius zich van het woonruimtebemiddelingssysteem ‘Klik voor Wonen’, dat een samenwerkingsverband betreft tussen verschillende woningcorporaties in de regio.
c. Voor het kunnen reageren op aangeboden sociale huurwoningen is een inschrijving bij ‘Klik voor Wonen’ nodig.
d. [appellant] heeft zich op 24 oktober 2017 bij Klik voor Wonen ingeschreven.
e. Op 7 december 2017 is in Klik voor Wonen de datum van inschrijving van [appellant] gewijzigd van 24 oktober 2017 naar 24 oktober 2002.
f. De woning aan [het adres] (hierna: de woning) is op enig moment door Laurentius te huur aangeboden op Klik voor Wonen.
g. [appellanten] hebben via Klik voor Wonen hun interesse kenbaar gemaakt voor de woning.
h. Laurentius heeft de woning aan [appellanten] toegewezen.
i. Met ingang van 28 februari 2018 is er een huurovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen met betrekking tot de woning. De huurprijs bedraagt laatstelijk € 722,40 per maand.
j. In januari 2019 is na intern onderzoek gebleken dat de inschrijfdatum van een aantal woningzoekenden in Klik voor Wonen is aangepast door een (inmiddels voormalig) medewerker van één van de woningcorporaties die zijn aangesloten bij Klik voor Wonen.
k. Bij brief van 27 februari 2020 heeft Laurentius [appellanten] geschreven dat hun inschrijfduur in Klik voor Wonen ten onrechte is verlengd en zij uitgaande van de juiste inschrijfduur nooit voor de woning in aanmerking zouden zijn gekomen. [appellanten] zijn in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig te beëindigen.
l. [appellanten] zijn hiertoe niet bereid gebleken.
De procedure bij de kantonrechter
3.2.
Laurentius heeft deze procedure bij de kantonrechter aanhangig gemaakt en stelt dat de inschrijving van [appellanten] één van de inschrijvingen in Klik voor Wonen betrof die ten onrechte bleek te zijn verlengd. De inschrijfduur van [appellanten] is op 7 december 2017 verlengd met vijftien jaren. Daarbij is de oorspronkelijke inschrijfdatum van [appellanten] van 24 oktober 2017 gewijzigd naar 24 oktober 2002. [appellanten] wisten dat de inschrijfduur op basis waarvan zij de woning aangeboden hebben gekregen niet klopte en dat hun inschrijfduur in werkelijkheid veel korter was. Zij hadden Laurentius hierover moeten informeren maar hebben dat bewust en dus opzettelijk achterwege gelaten. Hierdoor hebben [appellanten] Laurentius opzettelijk misleid in het kader van de totstandkoming van de overeenkomst.
3.3.
Laurentius heeft – samengevat en na eiswijziging – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad gevorderd:
a. de tussen partijen gesloten huurovereenkomst te vernietigen primair vanwege bedrog en subsidiair vanwege dwaling, dan wel de huurovereenkomst te ontbinden, althans [appellanten] te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan het beëindigen van de huurovereenkomst door de huurovereenkomst op te zeggen, zulks op straffe van een dwangsom;
b. ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen veertien dagen na het door de kantonrechter te bepalen tijdstip van vernietiging dan wel ontbinding van de huurovereenkomst, dan wel binnen veertien dagen na de datum waartegen de huurovereenkomst door [appellanten] wordt opgezegd;
c. in geval van vernietiging van de huurovereenkomst [appellanten] hoofdelijk, dan wel [appellant] en/of [appellante] , te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 722,40 per maand vanaf 28 februari 2018 tot aan de dag dat Laurentius weer de beschikking verkrijgt over de woning, zulks met verrekening van de reeds door [appellanten] betaalde huurpenningen;
d. in geval van ontbinding of opzegging van de huurovereenkomst [appellanten] hoofdelijk, dan wel [appellant] en/of [appellante] , te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 722,40 per maand vanaf het moment van ontbinding van de huurovereenkomst, althans vanaf de dag waartegen is opgezegd;
e. [appellanten] hoofdelijk, dan wel [appellant] en/of [appellante] , te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.4.
[appellanten] hebben de vorderingen van Laurentius bestreden en hebben tevens een beroep gedaan op rechtsverwerking.
[appellanten] hebben betwist dat de woning is toegewezen op basis van inschrijfduur en dat is gefraudeerd met hun inschrijfduur dan wel dat zij er enige wetenschap van hebben gehad.
3.5.
Bij tussenvonnis van 19 augustus 2020, hersteld bij vonnis van 26 augustus 2020, heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald, die op 1 december 2020 heeft plaatsgevonden.
Bij eindvonnis van 24 februari 2021 heeft de kantonrechter - samengevat - de huurovereenkomst op grond van dwaling vernietigd.
Verder zijn [appellanten] :
- veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de woning in goede staat en met overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Laurentius te stellen;
- hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de maandelijks verschuldigde huur te rekenen vanaf 28 februari 2018 tot aan de dag dat Laurentius weer de gehele beschikking over de woning heeft verkregen met dien verstande dat de reeds door [appellanten] betaalde huur daarmee kan worden verrekend.
[appellanten] zijn tot slot hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten met nakosten. Het vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De procedure bij het gerechtshof
De grieven van [appellanten] in principaal hoger beroep
3.6.
[appellanten] hebben tegen het eindvonnis van 24 februari 2021 negen grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van dit vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Laurentius met veroordeling van Laurentius in de kosten van beide instanties.
Grieven 1 en 2 zijn gericht tegen de door de kantonrechter in aanmerking genomen aangepaste inschrijfduur en de daardoor bij Laurentius ontstane onjuiste voorstelling van zaken. Grief 3 ziet op de overweging van de kantonrechter dat zij niet gebonden is aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2019. Grieven 4 en 5 betreft het oordeel van de kantonrechter dat [appellanten] niet in aanmerking kwamen voor de woning op basis van de daadwerkelijke inschrijfduur en dat, indien Laurentius niet onder invloed van dwaling had gehandeld, zij de overeenkomst niet had gesloten.
De grieven 6 tot en met 8 betreffen de overwegingen dat [appellanten] de gewijzigde inschrijfdatum hadden kunnen en moeten zien en dat zij Laurentius hierover hadden behoren in te lichten. In grief 9 stellen [appellanten] dat de kantonrechter ten onrechte het beroep op het wetenschapscriterium onbesproken heeft gelaten.
3.7.
Laurentius heeft de grieven van [appellanten] bestreden en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de grieven en tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, eventueel onder aanvulling en/of verbetering van gronden, met een hoofdelijke veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De grieven van Laurentius in incidenteel hoger beroep
3.8.
Laurentius heeft tevens incidenteel hoger beroep ingesteld en twee grieven opgeworpen. Grief 1 ziet op de beslissing van de kantonrechter dat de huurovereenkomst niet vernietigd kon worden op grond van bedrog. Grief 2 is gericht tegen de afwijzing van de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
Laurentius heeft geconcludeerd de grieven in incidenteel hoger beroep gegrond te verklaren en het bestreden vonnis te verbeteren in die zin dat toewijzing van het gevorderde alsnog zal plaatsvinden op basis van de primaire grondslag (bedrog) en de beslissing alsnog uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard met een hoofdelijke veroordeling van [appellanten] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.9.
[appellanten] hebben de grieven in het incidenteel hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Laurentius, met veroordeling van Laurentius in de kosten van beide instanties, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vernietiging van de huurovereenkomst op grond van dwaling
3.10.
Met de grieven in het principaal hoger beroep komen [appellanten] op tegen de beslissing van de kantonrechter dat de huurovereenkomst wordt vernietigd wegens dwaling. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
[appellanten] voeren onder meer het volgende aan. Zij ontkennen dat zij met de door Laurentius gestelde fraude van de inschrijfdatum iets te maken hebben gehad en stellen dat zij niet op de hoogte waren van de frauduleuze verlenging. De overweging van de kantonrechter dat [appellanten] op basis van hun werkelijke inschrijfduur niet in aanmerking kwamen voor een woning houdt geen stand. Verder stellen [appellanten] dat de redenering van de kantonrechter dat zij niet voor de woning in aanmerking zouden zijn gekomen, omdat zij niet als nummer 1 van alle inschrijvers zouden zijn geëindigd te kort door de bocht is. Zij betwisten dan ook dat sprake is van dwaling en het causale verband.
Zij betwisten tevens dat sprake is van dwaling aangezien hen de gewijzigde ingangsdatum was ontgaan en zij dus Laurentius niet hadden kunnen inlichten. Voor het geval sprake zou zijn van dwaling dan dient deze volgens [appellanten] voor rekening van Laurentius te blijven op grond van artikel 6:228 lid 2 BW.
3.11.
Met betrekking tot de grieven over de dwaling stelt het hof vast dat de kantonrechter alleen heeft geoordeeld over de toepasselijkheid van artikel 6:228 lid 1 aanhef en sub b BW en op die grond de huurovereenkomst heeft vernietigd.
Laurentius heeft zich in haar dagvaarding in eerste aanleg beroepen op artikel 6:228 lid 1 aanhef en sub a (onjuiste mededeling) dan wel b (verzwijging) of c (wederzijdse dwaling) BW en heeft dit in hoger beroep herhaald.
Artikel 6:228 BW luidt als volgt:
“1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
2. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.”
De partij die de vernietiging inroept, in dit geval Laurentius, draagt de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de onjuiste voorstelling van zaken (de dwaling als zodanig), het causaal verband tussen (de inhoud van) de overeenkomst en die onjuiste voorstelling en het zich voordoen van een van de drie dwalingsgevallen van lid 1 onderdeel a (onjuiste mededeling), onderdeel b (verzwijging) en onderdeel c (wederzijdse dwaling).
3.12.1.
Over de vraag of [appellanten] wisten dan wel behoorden te weten dat de inschrijfdatum was aangepast en dat zij Laurentius hierover hadden moeten inlichten, maar dit niet gedaan hebben (de b-grond), oordeelt het hof als volgt.
3.12.2.
[appellant] heeft zich op 24 oktober 2017 ingeschreven bij Klik voor Wonen om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. De datum van inschrijving genereert het geautomatiseerd systeem; deze datum kan de woningzoekende niet invullen. De datum kan ook niet door de woningzoekende worden gewijzigd. Vaststaat dat een medewerker van Thuisvester op 7 december 2017 de inschrijfdatum in het systeem van Klik voor Wonen heeft gewijzigd naar 24 oktober 2002. Laurentius heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat die medewerker in opdracht van of met medeweten van [appellanten] de inschrijfdatum heeft gewijzigd, zodat niet is komen vast te staan dat [appellanten] met het wijzigen van de inschrijfduur fraude hebben gepleegd. Het enkele gegeven dat [appellant] kort na de wijziging rond 1.00 uur in de ochtend het verzamelinkomen heeft gewijzigd, maakt de door Laurentius ingenomen stelling onvoldoende aannemelijk. [appellant] of [appellante] heeft ook een paar maanden later kort na middernacht ingelogd om het verzamelinkomen te wijzigen en tijdens de zitting in hoger beroep heeft [appellant] aangegeven dat hij in deze periode telkens van baan is gewisseld, waardoor zijn inkomen aangepast moest worden.
Tot slot overweegt het hof dat Laurentius van de stelling dat [appellanten] wisten dat de inschrijfdatum was gewijzigd geen ter zake dienend bewijs heeft aangeboden. Wel heeft zij aangeboden te bewijzen dat er in alle “huurfraudezaken” een patroon zichtbaar is geworden, inhoudende dat kort na de wijziging van de inschrijfdatum, de betreffende woningzoekende inlogt om gegevens aan te passen. Het hof passeert dit aanbod omdat uit dit gegeven, in het licht van het verweer van [appellanten] , niet (eenduidig) kan worden afgeleid dat [appellanten] dit hebben gedaan om te controleren of de inschrijfdatum ook daadwerkelijk was gewijzigd.
3.12.3.
[appellanten] hebben gereageerd op de woning die werd toegedeeld op basis van inschrijfduur. [appellant] heeft ter zitting, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep gesteld dat hij altijd via de mobiele telefoon reageerde op een woning. Als er via de mobiele telefoon wordt ingelogd, is volgens [appellanten] de inschrijfdatum niet zichtbaar, met andere woorden, er kan worden gereageerd op een woning zonder dat de inschrijfdatum in beeld komt. Zij ontkennen dus kennis te hebben genomen van de in het systeem doorgevoerde wijziging van de inschrijfdatum.
Laurentius heeft gesteld dat de inschrijfdatum altijd zichtbaar is geweest, ook als werd ingelogd via de mobiele telefoon. Ten bewijze daarvan heeft zij een verklaring overgelegd van de directeur en de productmanager van Zig Websoftware, het bedrijf dat de software waarmee Klik voor Wonen werkt, heeft gemaakt en onderhoudt (productie 2 bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep). Zij verklaren dat het tonen van de inschrijfdatum/-duur altijd beschikbaar is geweest als functioneel onderdeel van de persoonlijke pagina van een woningzoekende. In de verklaring is opgenomen dat deze functionaliteit een standaard functionaliteit van het Aanbod Platform van Zig is en dat Klik voor Wonen sinds maart 2017 van het Aanbod Platform gebruik maakt. Vervolgens geven zij een schermweergave van de functionaliteit van de huidige situatie (september 2021) en die van 2018 op de browser van de PC/Mac. Ten slotte wordt ook een schermafbeelding op een smartphone getoond waarbij een inschrijfdatum van 21 september 2017 staat vermeld.
3.12.4.
Het hof beoordeelt dit punt als volgt. Met de verklaring van de directeur en de productmanager van Zig Websoftware heeft Laurentius onvoldoende weersproken dat bij het reageren op woningaanbiedingen of het wijzigen van de inkomensgegevens direct op het scherm van de mobiele telefoon de inschrijfdatum niet zichtbaar is. Gesteld noch gebleken is dat de in de verklaring getoonde afbeelding dezelfde is als die bij het openen van de app wordt getoond. Wel duidelijk is dat dit de getoonde versie is die destijds gebruikt is door Klik voor Wonen, gelet op de daar getoonde inschrijfdatum. Tijdens de zitting in hoger beroep is de zichtbaarheid van de inschrijfdatum op de mobiele telefoon aan de orde gesteld. De voorzitter heeft aangegeven dat het hof bij een demonstratie door een huurder ter zitting in een soortgelijke zaak, waarbij mrs. Vos en Oonk-Pallandt in de zittingszaal aanwezig waren, heeft geconstateerd dat de inschrijfdatum bij het inloggen op het scherm van de mobiele telefoon niet direct zichtbaar is. Alleen als er op de beginpagina een keer of vier à vijf naar beneden wordt gescrold, komt de inschrijfdatum in beeld. Er kan voorts door de woningzoekende op een woning worden gereageerd, waarvan de button bovenaan de beginpagina staat, zonder dat de inschrijfdatum zichtbaar is voor de woningzoekende. Verder heeft het hof geconstateerd dat de inschrijfdatum alleen zichtbaar is na aanklikken van de button “mijn gegevens”, waarbij het scherm wordt getoond zoals ook is weergegeven in productie 2 bij een schermafbeelding op een smartphone. Als inkomensgegevens gewijzigd moeten worden, is op de mobiele versie bij “mijn inkomen” geen inschrijfdatum zichtbaar. Daarop is door Laurentius in de persoon van [naam] als volgt gereageerd: "Ik denk dat er wijzigingen zijn geweest. Er zijn grote veranderingen geweest, maar niemand heeft een printscreen van die versie destijds. Je had een desktopversie en een mobiele versie. Je kon wel inloggen op je mobiel maar je moest wel wat schuiven. Het hing volgens mij ook af hoe je je telefoon hield of welke telefoon je had.”, althans in woorden van gelijke strekking.
3.12.5.
Het hof komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de inschrijfdatum voor [appellanten] als zij via een mobiele telefoon op een aanbod reageerden niet (direct) zichtbaar was. Het hof passeert het door Laurentius gedane bewijsaanbod nu de daaraan ten grondslag gelegde stellingen, gelet op het vorenstaande, onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd.
3.13.
In het geval [appellanten] na de wijziging van de inschrijfdatum ook via de computer zouden hebben ingelogd om gegevens te wijzigen en de pagina eruit zag zoals Zig Websoftware met de verklaring van 30 september 2021 heeft getoond, dan nog is het hof van oordeel dat hieruit niet, althans niet voldoende, blijkt dat de woningzoekende bekend was met een gewijzigde (niet correcte) inschrijfdatum. Bij inloggen zal de woningzoekende immers geen aandacht hebben voor deze datum, omdat deze datum niet door de woningzoekende is ingevoerd en niet door hem of haar kan worden gewijzigd.
3.14.
Laurentius stelt dat [appellanten] , gezien de werkelijke inschrijfduur, hadden moeten weten dat zij nog niet in aanmerking kwamen voor de woning, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat een minimale inschrijftijd voor een sociale huurwoning zes tot zeven jaar bedraagt om in aanmerking te komen voor een dergelijke woning.
3.15.
[appellanten] stonden circa vier maanden ingeschreven toen zij de woning toegewezen kregen. Het hof is van oordeel dat [appellanten] niet hadden hoeven te begrijpen dat zij met hun inschrijvingsduur niet in aanmerking kwamen voor de woning. Naar het oordeel van het hof is het geen feit van algemene bekendheid dat een minimale inschrijftijd van zes of zeven jaren nodig is om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning in [plaats] . Dit kan immers afhangen van de (staat van de) woning zelf, de buurt waarin de woning is gelegen, het aantal reageerders en de voorwaarden waaraan de inschrijver moet voldoen, zoals inkomen en gezinsgrootte.
3.16.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [appellanten] wisten dan wel behoorden te weten dat de inschrijfduur was gewijzigd. Een beroep van Laurentius op de b-grond kan ook niet slagen.
3.17.
Een beroep op de a-grond van Laurentius kan evenmin slagen. Zoals hiervoor al overwogen, maakt Laurentius voor de toekenning van sociale huurwoningen gebruik van het woonruimtebemiddelingssysteem “Klik voor Wonen”. Dit systeem genereert bij inschrijving van een woningzoekende automatisch een inschrijfdatum zonder dat de woningzoekende hier invloed op heeft. De inschrijfdatum wordt bepaald door het geautomatiseerd systeem en de woningzoekende behoeft de datum niet aan Laurentius op te geven. Van de frauduleuze verlenging van de inschrijfduur staat vast dat dit niet door [appellanten] is uitgevoerd. Dit is gedaan door een medewerker van de Stichting Thuisvester. In zoverre is er dus ook geen sprake van een onjuiste inlichting door [appellanten] . [appellanten] hebben dus geen onjuiste inlichting verstrekt in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a BW.
3.18.
Over het beroep van Laurentius op de wederzijdse dwaling (de c-grond) overweegt het hof dat hiervan sprake is indien de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, dat deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, en dat de wederpartij van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als de dwalende.
Het hof is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van wederzijdse dwaling aangezien partijen niet van dezelfde onjuiste veronderstelling zijn uitgegaan. Immers, [appellanten] stellen niet op de hoogte te zijn geweest van de gewijzigde inschrijfdatum en gingen bij het sluiten van de huurovereenkomst uit van de werkelijke inschrijfdatum en inschrijfduur, terwijl Laurentius bij het sluiten van de huurovereenkomst is uitgegaan van de gewijzigde inschrijfdatum/-duur.
Het hof is dan ook van oordeel dat geen sprake is van wederzijdse dwaling.
3.19.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat op grond van artikel 6:228 lid 2 BW de door Laurentius gestelde dwaling op grond van de verkeersopvattingen en de omstandigheden van het geval voor haar rekening zou dienen te blijven. De inschrijfdatum kan niet door de woningzoekende in het Klik voor Wonen-systeem worden gewijzigd. Dit kan enkel door medewerkers van de aangesloten woningbouwverenigingen. Aldus bevindt het wijzigen van de inschrijfdatum en het eventueel manipuleren hiervan zich in de invloedssfeer van Laurentius. Gebleken is dat de inschrijfdatum van een woningzoekende ten tijde van het tekenen van het huurcontract niet meer door Laurentius wordt gecontroleerd, terwijl dit vrij eenvoudig kan. Andere door de woningzoekende in het systeem ingevulde gegevens, zoals het inkomen, worden niet op basis van het systeem aangenomen maar bij het sluiten van het huurcontract op basis van recente inkomensgegevens gecheckt. Voorts blijkt dat het inschrijfnummer van de woningzoekende op het moment van inschrijving begint met het jaartal van inschrijving. Dit nummer kan een indicatie geven van de inschrijfduur van de woningzoekende en had voor Laurentius aanleiding moeten zijn, daar waar zij stelt dat de inschrijfduur cruciaal is voor de woningtoewijzing, om nader onderzoek te doen. Dat Laurentius ervoor heeft gekozen een en ander niet te controleren, omdat op het systeem wordt vertrouwd, is een keuze die niet voor rekening van de woningzoekende komt. Onder deze omstandigheden kan Laurentius de woningzoekende niet verwijten dat deze de controle evenmin heeft uitgevoerd.
3.20.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de vordering tot vernietiging van de huurovereenkomst op grond van dwaling moet worden afgewezen. Hetgeen verder nog anders of meer is aangevoerd, behoeft geen verdere bespreking.
Bedrog (grief 1 in incidenteel hoger beroep)
3.21.
Laurentius stelt in grief 1 in incidenteel hoger beroep dat de kantonrechter ten onrechte de huurovereenkomst niet heeft vernietigd op grond van bedrog, omdat [appellanten] subjectieve wetenschap hadden van de aangepaste inschrijfduur en Laurentius opzettelijk daarover niet hebben ingelicht. Daarnaast is sprake van voorwaardelijk opzet, aangezien [appellanten] willens en wetens de reële kans hebben gelopen dat hun gedrag Laurentius zou misleiden.
3.22.
Nu het hof hiervoor heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat [appellanten] met het wijzigen van de inschrijfduur fraude hebben gepleegd, dat de (gewijzigde) inschrijfdatum voor [appellanten] niet, althans niet direct, zichtbaar was en dat niet gebleken is dat zij op de hoogte waren van de gewijzigde inschrijfduur, kan niet gezegd worden dat sprake is van bedrog als bedoeld in artikel 3:44 BW. Er is immers niet, althans onvoldoende, gebleken dat sprake is geweest van een kunstgreep aan de zijde van [appellanten] , opzettelijke misleiding door [appellanten] alsmede van de aanwezigheid van een causaal verband tussen het bedrieglijke gedrag en het verrichten van de rechtshandeling.
Gelet op het voorgaande faalt ook het beroep op voorwaardelijk opzet.
Deze grief faalt dan ook.
3.23.
Omdat de kantonrechter niet toegekomen is aan de beoordeling van het meer (wanprestatie) en meest subsidiair (meewerken aan beëindiging van de huurovereenkomst op grond van redelijkheid en billijkheid) gevorderde zal het hof op grond van de devolutieve werking hier nog over dienen te oordelen.
Ontbinding huurovereenkomst
3.24.
Laurentius vordert ontbinding van de huurovereenkomst en legt daaraan ten grondslag dat [appellanten] onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt. Laurentius beroept zich vervolgens op: nakoming van artikel 6.2 van de huurovereenkomst (huurder moet bij verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens het gehuurde op eerste aanzegging van verhuurder het gehuurde ontruimen), wanprestatie en het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn om de huurovereenkomst in stand te houden.
3.25.
Het hof overweegt dat Laurentius zich hierbij beroept op het verstrekken van onjuiste informatie door [appellanten] over de inschrijfdatum. Het hof heeft hiervoor echter overwogen dat [appellanten] geen onjuiste informatie hebben verstrekt over de inschrijfduur, zodat de vordering tot ontbinding van de overeenkomst zal worden afgewezen.
Opzegging
3.26.
Laurentius heeft bij akte eiswijziging nog gevorderd dat [appellanten] veroordeeld moeten worden tot het verlenen van medewerking aan het beëindigen van de huurovereenkomst door deze overeenkomst op te zeggen. Deze vordering is in de stukken echter niet door Laurentius onderbouwd. Pas bij de mondelinge behandeling onderbouwt zij deze vordering door een beroep te doen op artikel 6:248 BW. Het hof wijst deze vordering af, nu gesteld noch gebleken is op grond waarvan een huurder zou moeten meewerken aan een opzegging door de verhuurder. Een opzegging is een eenzijdige rechtshandeling en voor opzegging heeft Laurentius geen toe te wijzen grond aangedragen.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
3.27.
Laurentius stelt in grief 2 in incidenteel hoger beroep dat de kantonrechter ten onrechte de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft afgewezen. Het hof komt echter niet meer aan de behandeling van deze grief toe omdat de vorderingen van Laurentius zullen worden afgewezen.
Het hof zal de door [appellanten] gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad met betrekking tot de proceskostenveroordeling toewijzen.
Bewijsaanbod
3.28
Laurentius heeft in punt 42 van de memorie van antwoord tevens incidenteel hoger beroep een aantal stellingen ten bewijze aangeboden. Het hof passeert deze omdat zij onvoldoende specifiek zijn en/of niet ter zake dienend zijn.
Conclusie en proceskosten
3.29.
De conclusie is dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van Laurentius zal afwijzen. Het hof zal Laurentius als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op € 1.000,- voor salaris advocaat/gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x € 500,00).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 109,65
– griffierecht
€ 338,00
totaal verschotten € 447,65
en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
2 punten x € 1.183,00 (principaal appel) € 2.366,00
2 punten x € 591,50 (incidenteel appel)
€ 1.183,00Totaal € 3.549,00
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

4.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het bestreden vonnis;
opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van Laurentius af;
veroordeelt Laurentius in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [appellanten] op € 1.000,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 109,65 aan dagvaardingskosten, op € 338,- aan griffierecht en op € 3.549,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.H. Schulten, J.M.H. Schoenmakers en P.S. Kamminga en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 maart 2023.
griffier rolraadsheer