ECLI:NL:GHSHE:2023:720

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
200.312.238_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een bewind ten behoeve van een rechthebbende met financiële problemen en een gokverslaving

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bekrachtiging van een bewind dat was ingesteld over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, die in eerste aanleg een bewind had aangevraagd vanwege haar lichamelijke en geestelijke toestand, was in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 juni 2022. De rechthebbende had in haar verzoekschrift aangegeven dat zij kampt met een gokverslaving en financiële problemen, wat leidde tot een hoge schuldenlast van circa € 18.000,-. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechthebbende haar spijt betuigd over het verzoek tot onderbewindstelling en aangegeven dat zij in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen.

De bewindvoerder heeft echter betoogd dat de rechthebbende nog steeds niet in staat is om haar financiële situatie te overzien en dat het bewind noodzakelijk is om haar te beschermen tegen verdere schulden. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en vastgesteld dat de rechthebbende, ondanks haar verklaringen, kwetsbaar blijft en bescherming behoeft. Het hof heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek die de grondslag voor het instellen van een bewind vormen.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de bestreden beschikking terecht was en heeft het de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming voor personen die door hun omstandigheden niet in staat zijn om hun financiële belangen adequaat te behartigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 maart 2023
Zaaknummer: 200.312.238/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9884281 OV VERZ 22-3120
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de broer],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de broer,
en
[de bewindvoerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 juni 2022, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen, kosten rechtens.
2.2.
De bewindvoerder heeft een schriftelijke reactie gegeven, ingekomen ter griffie op 17 augustus 2022.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de rechthebbende, bijgestaan door mr. Gulickx;
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [medewerker] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het inleidende verzoek uit de eerste aanleg, ingekomen op 12 juli 2022;
- een V-formulier met een brief en producties van de advocaat van de rechthebbende d.d. 16 januari 2023.

3.De beoordeling

3.1.
De rechthebbende heeft bij verzoekschrift, ondertekend op 6 april 2022 en ingediend bij de rechtbank op 18 mei 2022, verzocht een bewind in te stellen over haar goederen op grond van haar lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van [de bewindvoerder] tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de beschikking van 16 juni 2022 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant:
- een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende;
- verstaan dat het bewind is ingesteld op grond van de lichamelijke of geestelijke toestand;
- tot bewindvoerder benoemd: [de bewindvoerder] ;
- de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vastgesteld op een bedrag van € 586,- (excl. BTW);
- de jaarbeloning van de bewindvoerder vastgesteld overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling Beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
- verstaan dat het bewind in werking treedt daags na verzending van de beschikking;
- de griffie opgedragen deze uitspraak in te schrijven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
Het bewind heeft de rechthebbende aangevraagd in een periode dat zij het moeilijk had. Zij kampte met een gokverslaving. In die periode speelde ook dat de rechthebbende haar woning – zij woonde begeleid – moest verlaten, omdat zij de eigen bijdrage voor die woning aan het CAK niet meer kon voldoen en schulden bij het CAK waren ontstaan. De rechthebbende is toen bij haar vader gaan wonen. Wat betreft werk speelde het probleem dat zij aan het inwerken was bij [bedrijf], maar het werk niet bij haar paste. Omdat de rechthebbende haar situatie destijds niet meer overzag, heeft zij zelf telefonisch contact opgenomen met [de bewindvoerder] .
De rechthebbende heeft spijt van het door haar gedane verzoek tot onderbewindstelling en komt daarop terug. Haar problematiek was tijdelijk. De gokverslaving speelde hooguit een jaar en heeft zij op eigen kracht overwonnen. Zij is in staat zelf haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De schulden die zij heeft, zijn niet ontstaan tijdens haar gokverslaving maar in de periode daarvoor. De rechthebbende heeft in het verleden zelf betalingsregelingen getroffen voor haar schulden en ter zake aflossingen gedaan. Zonder het bewind zou zij met aflossen doorgaan. Zij houdt bij welke kosten en betalingsregelingen zij heeft. De rechthebbende erkent dat zij na de instelling van het bewind zelf kosten heeft gemaakt voor steunzolen en een ANWB-lidmaatschap, zoals door de bewindvoerder wordt aangevoerd, maar dit zijn noodzakelijke kosten.
De rechthebbende wil aan haar toekomst werken. Zij wil onder andere een opleiding gaan volgen. Door het bewind komt zij echter niet verder. Als het bewind in stand blijft, dan ziet zij haar toekomst somber in. Een schuldsaneringstraject kan zij niet aan. Het bewind is niet nodig en moet worden opgeheven, aldus de rechthebbende.
3.5.
De bewindvoerder voert in haar schriftelijke reactie aan, dat gezien de grondslag van het bewind zij het verstandig vindt om het bewind te behouden, maar dat zij zich niet tegen een beëindiging van het bewind zal verzetten.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder haar standpunt, samengevat, aangevuld als volgt. De rechthebbende overziet haar financiële situatie niet. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het in het geding gebrachte overzicht van de vorderingen die het UWV op de rechthebbende heeft over de periode 2017 tot 2022. De rechthebbende is weliswaar in staat om een betalingsregeling te treffen, maar er zijn vervolgens steeds nieuwe schulden ontstaan.
De rechthebbende had op het moment dat de bewindvoerder werd benaderd een schuld van circa € 18.000,-. Dit betrof schulden aan het UWV, de belastingdienst en het CAK en particuliere schulden. Deze schulden zijn ontstaan in de periode van 2017 tot 2022. Nadien zijn bijna geen nieuwe schulden ontstaan. De rechthebbende heeft tijdens het bewind wel een ANWB-lidmaatschap aangevraagd en kosten gemaakt voor steunzolen, zonder dit vooraf kenbaar te maken. Dit wijst er ook op dat de rechthebbende haar financiële situatie niet overziet.
Het bewind kan de rechthebbende juist helpen met de stappen die zij wil zetten. In het kader van het bewind kunnen gelden worden gereserveerd voor bijvoorbeeld opleiding en zelfstandig wonen. Als het bewind in stand blijft, zal (ook) verder aan de slag worden gegaan met de aflossing op schulden. Gezien het inkomen van de rechthebbende zal een schuldhulptraject nodig zijn om haar schuldenlast af te lossen.
3.6.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.6.2.
Op grond van artikel 1:449 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, dan wel ambtshalve.
3.6.3.
Nog daargelaten de omstandigheid dat de rechthebbende zelf verzoekster in eerste aanleg was en dat haar verzoek is toegewezen, is het hof uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken voldoende gebleken dat de rechthebbende als gevolg van haar lichamelijke en/of geestelijke toestand ten tijde van de bestreden beschikking niet in staat was en thans niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De rechthebbende is afhankelijk van een Wajong-uitkering en heeft begeleid gewoond. Doordat een betalingsachterstand bij het CAK is ontstaan, heeft zij haar woning moeten verlaten en is zij voorlopig bij haar vader gaan wonen. Zij heeft een hoge schuldenlast – ten tijde van de instelling van het bewind circa € 18.000,- – die is ontstaan in de jaren 2017 tot 2022. De rechthebbende heeft in die periode getracht door middel van betalingsregelingen haar schuldenlast te verkleinen, maar dit is niet gelukt. Er zijn steeds nieuwe schulden ontstaan. De rechthebbende heeft onvoldoende blijk gegeven van overzicht over haar financiële situatie. Daarnaast geldt dat de rechthebbende ten tijde van de instelling van het bewind een gokverslaving had. Zij heeft weliswaar verklaard dat deze verslaving niet meer speelt en dat haar schulden niet door die verslaving zijn ontstaan, maar dat laat onverlet dat de (financiële) situatie van de rechthebbende instabiel is. Er zal een schuldhulptraject nodig zijn om tot een aflossing van haar schuldenlast te kunnen komen, maar de rechthebbende staat daar in een vrijwillig kader niet voor open. Zij geeft aan dat zij dat niet aan kan.
Gezien deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de rechthebbende, die kwetsbaar is en niet in staat is gebleken haar vermogensrechtelijke situatie op orde te krijgen en te houden, bescherming behoeft op het vermogensrechtelijke vlak.
3.7.
Het hof is daarom van oordeel dat in de bestreden beschikking terecht een bewind is ingesteld over de (toekomstige) goederen van de rechthebbende op grond van haar lichamelijke of geestelijke toestand. Dit leidt tot de slotsom dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen en het meer of anders verzochte zal afwijzen.
3.8.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 juni 2022;
compenseert de proceskosten in hoger beroep tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en E.P. de Beij en is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2023 door mr. N. Veenendaal in tegenwoordigheid van de griffier.