ECLI:NL:GHSHE:2023:716

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
20-001569-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van grooming met gevangenisstraf van zes maanden

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van grooming, waarbij hij via Instagram contact heeft gehad met een persoon die zich voordeed als een veertienjarig meisje. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorstellen van een ontmoeting met het oogmerk om ontuchtige handelingen te verrichten. De verdachte heeft meermalen seksueel getinte berichten gestuurd en concrete afspraken gemaakt voor een ontmoeting op 20 november 2020 in Eindhoven. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. De bijzondere voorwaarden die aan de eerdere veroordeling waren verbonden, zijn niet opnieuw opgelegd, gezien de houding van de verdachte ten opzichte van zedenbehandeling en de negatieve ervaringen van de reclassering. Het hof heeft de ernst van de feiten en de mogelijke gevolgen voor de ontwikkeling van minderjarigen zwaar laten wegen in de beslissing.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001569-21
Uitspraak : 16 februari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 10 juni 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-296516-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [ adres 1] ,
blijkens opgave van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep verblijvende in de nachtopvang te [adres 2] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – ‘grooming’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 176 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank heeft aan het voorwaardelijk strafdeel naast de algemene voorwaarden tevens bijzondere voorwaarden verbonden in de vorm van een meldplicht bij de reclassering, opname in een forensisch psychiatrische kliniek met specifieke expertise op het gebied van zedenbehandeling en het verlenen van medewerking aan controle van het gebruik van alcohol en drugs, waarbij aan de reclassering de opdracht is gegeven toe te zien op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden zijn door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Voorts heeft de rechtbank het tegen de verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 176 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, alsmede de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal laten opnemen bij FPK Transfore, met daaraan voorafgaand een detox voor een periode van maximaal 7 weken. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is door de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 20 november 2020 te Vught en/of Eindhoven en/of Valkenswaard, althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten door middel van een telefoon met gebruikmaking van Instagram een persoon “ [naam virtueel persoon] ” (14 jaar), een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt of iemand die zich, al dan niet met een technisch hulpmiddel, waaronder een virtuele creatie van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, voordoet als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen, met die “ [naam virtueel persoon] ” te plegen, terwijl verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, door:
- een of meermalen via Instagram contact te hebben met die “ [naam virtueel persoon] ” en/of
- een of meermalen via Instagram seksueel getinte en/of seksuele berichten naar die “ [naam virtueel persoon] ” te sturen en/of
- (vervolgens) via Instagram een afspraak met die “ [naam virtueel persoon] ” te maken om elkaar op 20 november 2020 te Eindhoven te ontmoeten om (uiteindelijk) (bij elkaar) seksuele handelingen te verrichten en/of
- (vervolgens) op 20 november 2020 te verschijnen op de afgesproken plek in Eindhoven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 november 2020 tot en met 20 november 2020 te Vught en/of Eindhoven en/of Valkenswaard, althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten door middel van een telefoon met gebruikmaking van Instagram een persoon “ [naam virtueel persoon] ” (14 jaar), iemand die zich, al dan niet met een technisch hulpmiddel, waaronder een virtuele creatie van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, voordoet als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen, met die “ [naam virtueel persoon] ” te plegen, terwijl verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, door:
- meermalen via Instagram contact te hebben met die “ [naam virtueel persoon] ” en
- meermalen via Instagram seksueel getinte en/of seksuele berichten naar die “ [naam virtueel persoon] ” te sturen en
- vervolgens via Instagram een afspraak met die “ [naam virtueel persoon] ” te maken om elkaar op 20 november 2020 te Eindhoven te ontmoeten om (uiteindelijk) (bij elkaar) seksuele handelingen te verrichten en
- vervolgens op 20 november 2020 te verschijnen op de afgesproken plek in Eindhoven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij in de kern aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte een ontmoeting heeft voorgesteld. Niet de verdachte, maar ‘ [naam virtueel persoon] ’ heeft een ontmoeting met de verdachte voorgesteld en daartoe handelingen ondernomen gericht op het verwezenlijken van een ontmoeting. Er is sprake geweest van uitlokking, waardoor de verdachte zou moeten worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) stelt – kort samengevat – strafbaar het door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie de verdachte weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die persoon de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met ontuchtig oogmerk, waarbij de verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op de verwezenlijking van die ontmoeting (grooming).
Voor grooming is vereist dat de dader een voorstel tot een ontmoeting doet en daaraan een uitvoeringshandeling verbindt. Voor strafbaarheid van grooming is derhalve meer nodig dan het uitsluitend op internet communiceren met een kind en het daarbij maken van seksuele toespelingen. Het opzet van de dader moet zich uitstrekken tot het tot stand brengen van een ontmoeting. Voorwaardelijk opzet volstaat niet, vereist is dat de dader willens en wetens een voorstel tot ontmoeting heeft gedaan, gevolgd door een op verwezenlijking van die ontmoeting gerichte uitvoeringshandeling.
Uit de bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feiten en/of omstandigheden:
  • de verdachte heeft via Instagram contact met een persoon genaamd ‘ [naam virtueel persoon] ’ via het account [profielnaam virtueel persoon] ;
  • deze persoon blijkt in werkelijkheid [naam persoon] te zijn, die zich heeft voorgedaan als de veertienjarige ‘ [naam virtueel persoon] ’, met als doel om een pedoseksueel te ontmaskeren;
  • de communicatie tussen de verdachte en ‘ [naam virtueel persoon] ’ vindt telkens plaats via Instagram;
  • ‘ [naam virtueel persoon] ’ heeft bericht dat zij veertien jaar oud was, waarop de verdachte heeft gereageerd “
  • op 7 november 2020 stuurt de verdachte “
  • op dezelfde dag vraagt de verdachte of [naam virtueel persoon] lingerie draagt en welke kleur. Als ‘ [naam virtueel persoon] ’ stuurt dat zij een bh en een string in een rode kleur draagt, reageert de verdachte met “
  • op 10 november 2020 stuurt de verdachte “
  • op dezelfde dag stuurt de verdachte “
  • verdachte vraagt vervolgens “
  • uit de chatberichten volgt dat de verdachte met een voorstel komt voor een ontmoeting voor de vrijdag of de woensdag (pg. 53);
  • de verdachte stuurt vervolgens met betrekking tot de ontmoeting “
  • op 12 november 2020 stuurt de verdachte “
  • naarmate de chats voortduren, begint verdachte met het sturen van seksueel getinte berichten. Verdachte stuurt “
  • verdachte blijft seksueel getinte berichten sturen. Uit de chatberichten volgt dat verdachte – onder meer – zegt “
  • de verdachte vraagt aan ‘ [naam virtueel persoon] ’ of zij aan de pil is en stuurt daarna “
  • op 19 november 2020 stuurt de verdachte “
  • op 20 november 2020 is de verdachte in Eindhoven verschenen op het afgesproken tijdstip en de afgesproken plaats van de ontmoeting.
Het hof stelt eerstens vast dat de verdachte minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat ‘ [naam virtueel persoon] ’ de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt. Uit de chats volgt dat ‘ [naam virtueel persoon] ’ op 7 november 2020, nadat de verdachte eerst had gezegd dat hij 32 jaar oud was, aangaf dat zij veertien jaar oud was. De verdachte heeft daarop gestuurd dat het een groot verschil is. Hiermee doelt de verdachte kennelijk op het leeftijdsverschil tussen deze ‘ [naam virtueel persoon] ’ en de verdachte. Het hof is voorts van oordeel dat de inhoud van de teksten afkomstig van ‘ [naam virtueel persoon] ’ passen bij die van een veertienjarig meisje. In de chats wordt gesproken over school, dansen en geeft ‘ [naam virtueel persoon] ’ aan dat zij niet weet wat het woord ‘naughty’ betekent. Bovendien past de leeftijd bij het geboortejaar dat in de profielnaam van [naam virtueel persoon] staat vermeld.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat uit voornoemde chats eveneens volgt dat het initiatief tot het maken van concrete afspraken voor een ontmoeting lag bij de verdachte. Dat ‘ [naam virtueel persoon] ’ in een van haar berichten heeft laten weten dat zij misschien een keer konden afspreken, doet daar niet aan af. Nadat ‘ [naam virtueel persoon] ’ in algemene zin had laten weten dat zij wel een keer wilde afspreken is het de verdachte geweest die meermalen heeft aangestuurd op een afspraak en daarbij ook concrete voorstellen heeft gedaan. Zo heeft de verdachte bericht dat hij hoopte ‘ [naam virtueel persoon] ’ vanavond te zien, dat hij ‘ [naam virtueel persoon] ’ graag in het echt zou willen zien en of zij in de toekomst ‘s avonds de deur uit kan zonder dat dit opgemerkt zou worden. Vervolgens is de verdachte op 10 november 2020 met een concreet voorstel gekomen om op een woensdag of vrijdag af te spreken en hij komt daarna zelf met een voorstel voor een plaats en een tijdstip. Aan deze initiatieven van de verdachte om een afspraak te maken, is geen concrete aanleiding van de kant van ‘ [naam virtueel persoon] ’ voorafgegaan. Om die reden is naar het oordeel van het hof geen sprake geweest van uitlokking door ‘ [naam virtueel persoon] ’.
Met betrekking tot het oogmerk dat de verdachte heeft gehad om ontuchtige handelingen te plegen tijdens de voorgestelde ontmoeting overweegt het hof als volgt.
Uit de chatberichten volgt dat de verdachte heeft bericht dat hij strafbaar zou zijn als hij met [naam virtueel persoon] betrapt zou worden. Hieruit kan al worden afgeleid dat het de intentie van de verdachte was om tijdens de ontmoeting seksuele handelingen te verrichten met [naam virtueel persoon] . Dit wordt bovendien ook bevestigd door de chatberichten die de verdachte heeft verstuurd. Uit de chatberichten blijkt dat de verdachte seksuele toespelingen maakt, die steeds verder gaan. De berichten beginnen met “
dan mag jij zeggen wat je wil”en “
ik ben erg open-minded”,maar worden al snel gevolgd door “
mijn lul is keihard”, “
heb je tijd om je poesje te scheren” en “
heb zoveel zaad gespaard”. In dezelfde periode dat de afspraak voor de ontmoeting wordt gemaakt, chat de verdachte onder meer dat hij vreest dat hij ‘ [naam virtueel persoon] ’ zal moeten oprekken, maar dat hij voorzichtig met haar zal zijn en dat hij haar liever niet in het bos – de plek waar hij met ‘ [naam virtueel persoon] ’ had afgesproken – wil ontmaagden.
De verklaringen van de verdachte dat hij geen intentie had om enige seksuele handeling te verrichten met ‘ [naam virtueel persoon] ’ tijdens de ontmoeting, schuift het hof, gelet op het hiervoor overwogene, als volstrekt ongeloofwaardig terzijde.
Het verweer wordt verworpen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen
De verdediging heeft verzocht [naam persoon] te horen als getuige, omdat het dossier niet volledig zou zijn en er chatberichten zouden ontbreken. [naam persoon] zou kunnen verklaren over deze ontbrekende chat. Volgens de verdachte ontbreken berichten bij de aanvang van zijn kennismaking met ‘ [naam virtueel persoon] ’ en ook de laatste tussen hem en ‘ [naam virtueel persoon] ’ verzonden berichten over het maken van de betreffende afspraak.
Het hof acht zich door de zich in het dossier bevindende chatberichten en het verhandelde ter terechtzitting voldoende voorgelicht. Ook al zouden er ontbrekende chatberichten zijn met betrekking tot de kennismaking tussen de verdachte en ‘ [naam virtueel persoon] ’ en de afspraken over de ontmoeting op 20 november 2020, dan leidt dat niet tot een ander oordeel. De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2022 immers verklaard dat hij van de ontmoeting op 20 november 2020 (slechts) de chat mist waarin hij zegt dat hij wegrijdt en de richting van de afspraak op gaat. De verdachte heeft niet verklaard dat er berichten ontbreken waarin hij zou zijn uitgelokt. Uit de zich in dossier bevindende chatberichten blijkt daarentegen evident dat het de verdachte was die heeft aangestuurd op het maken van een concrete afspraak met ‘ [naam virtueel persoon] ’.
Het hof wijst het verzoek tot het horen van [naam persoon] als getuige af. De punten waarover deze getuige volgens de verdediging zou moeten worden bevraagd, kunnen, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in redelijkheid niet van belang zijn voor enige door het hof uit hoofde van art. 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beantwoorden vraag. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grooming. Door een afspraak te maken met het oogmerk seksuele handelingen te verrichten met de (naar hij dacht) minderjarige ‘ [naam virtueel persoon] ’, heeft hij laten blijken niet te hebben stilgestaan bij de schadelijke gevolgen die seksueel contact tussen een volwassene en een minderjarige aan de ontwikkeling van een minderjarige kunnen toebrengen. Dat de persoon met wie de verdachte contact had en een afspraak voor een ontmoeting heeft gemaakt in werkelijkheid geen meisje van veertien jaar was, doet niet af aan de kwalijkheid van het handelen van de verdachte. Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 december 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld, doch niet voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Tevens heeft het hof acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] van 16 maart 2021, het door Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies van 6 mei 2021 en de door Novadic-Kentron opgemaakt adviezen met betrekking tot de voortijdige negatieve beëindiging van toezicht, gedateerd 15 juli 2021 en 28 juli 2022, alsmede het e-mailbericht van de reclassering van 1 februari 2023. Uit voornoemde rapportages en het recente e-mailbericht volgt dat de verdachte niet bereid is mee te werken aan een zedenbehandeling. De verdachte is reeds bij de FPK Assen en FPK Van der Hoevenkliniek afgewezen. Uit de rapportages volgt – kort gezegd – dat de verdachte onaangepast gedrag vertoont, dat er geen vertrouwen is en een behandeling, gelet op het gebrek aan zelfinzicht en de omstandigheid dat de verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is, niet haalbaar lijkt. Op 1 juni 2022 is de verdachte opgenomen op de FPA van De Rooyse Wissel en 25 juli 2022 is hij, vanwege het overtreden van meerdere afdelingsregels, vroegtijdig ontslagen. Tevens komt in de rapportages als conclusie naar voren dat zonder behandeling van de geconstateerde risicofactoren het recidiverisco matig tot hoog is.
Het hof acht echter het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden niet zinvol, gezien de houding van de verdachte tegenover een zedenbehandeling, de negatieve ervaringen van de reclassering met de verdachte en zijn vroegtijdig ontslag bij FPA De Rooyse Wissel.
Naar het oordeel van het hof kan, anders dan door de verdediging bepleit, gelet op de ernst van de feiten en hiervoor overwogene, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 248e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 16 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.