In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2022. De vrouw verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen, specifiek met betrekking tot het huurrecht van de voormalige echtelijke woning en de afwijzing van haar verzoek om partneralimentatie. De vrouw stelt dat zij huurster van de woning moet worden en dat de man haar een bijdrage van € 250,-- per maand moet betalen voor haar levensonderhoud. De man verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt het hof om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep of haar verzoeken af te wijzen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 16 januari 2023, waarbij beide partijen werden gehoord, bijgestaan door hun advocaten en tolken. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere processtukken en de argumenten van beide partijen. De vrouw stelt dat haar belang bij het huurrecht groter is dan dat van de man, omdat zij momenteel in de maatschappelijke opvang verblijft en geen andere woonruimte heeft. De man daarentegen heeft een sterke band met zijn kinderen en woont al geruime tijd in de woning.
Het hof oordeelt dat het belang van de man bij het behoud van het huurrecht zwaarder weegt dan dat van de vrouw, en bekrachtigt de beslissing van de rechtbank. Wat betreft de partneralimentatie oordeelt het hof dat de vrouw niet heeft voldaan aan haar stelplicht met betrekking tot haar behoefte en afwijzing van haar verzoek om partneralimentatie. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.