In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Limburg, die op 13 december 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend aan de Gecertificeerde Instelling (GI) voor de duur van zes maanden. De moeder stelde dat er eerst andere mogelijkheden voor hulpverlening onderzocht dienden te worden voordat tot uithuisplaatsing kon worden overgegaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2023 zijn de moeder en de vader niet verschenen, terwijl de GI en de Raad voor de Kinderbescherming wel aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die al sinds 2014 onder toezicht staat van de GI. Ondanks de zorgen en de machtiging tot uithuisplaatsing, is deze nog niet ten uitvoer gelegd omdat de GI afhankelijk is van de instemming van de moeder en [minderjarige]. Het hof heeft geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing op juiste gronden is verleend en dat er nog steeds noodzaak bestaat voor uithuisplaatsing. De bestreden beschikking is bekrachtigd en het hoger beroep van de moeder is afgewezen.