ECLI:NL:GHSHE:2023:672

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
20-004046-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake meerdere diefstallen door middel van braak en gebruik van gestolen autosleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1999, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen door middel van braak of met gebruik van gestolen autosleutels. In de nacht van 20 op 21 oktober 2017 heeft de verdachte, samen met mededaders, ruiten van auto's ingeslagen op een parkeerplaats in Maastricht en goederen ontvreemd uit vakantiewoningen. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met enkele aanpassingen in de gronden en de opgelegde straf. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank had eerder schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, die door het hof zijn bevestigd. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure in aanmerking genomen bij de strafoplegging. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. Het hof legt de nadruk op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en ziet geen aanleiding voor een lichtere straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-004046-19
Uitspraak : 20 februari 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 10 december 2019 in de strafzaak met parketnummer 03-700390-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [adres] ,
blijkens opgave van de raadsman ter terechtzitting uit anderen hoofde verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Brugge (België).
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (feit 1);
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak’ (feit 2, primair);
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak’ (feit 3, primair);
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (feit 4, primair);
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel’ (feit 5);
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (feit 6, primair), en
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel’ (feit 7),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem ter zake van alle bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de rechtbank naast de algemene voorwaarden – waaronder begrepen dat de verdachte zich niet schuldig mag maken een aan strafbaar feit en medewerking zal verlenen aan reclasseringstoezicht – bijzondere voorwaarden verbonden, te weten, kort gezegd, een meldplicht bij de Reclassering Nederland en zich houden aan aanwijzingen van de reclassering zoals het deelnemen aan een cursus of training die de reclassering noodzakelijk vindt.
Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] integraal en hoofdelijk toegewezen, te weten voor de respectievelijke bedragen van € 234,31 en € 388,68, en vermeerderd met de wettelijke rente. Ten behoeve van de slachtoffers zijn tevens hoofdelijk maatregelen tot schadevergoeding opgelegd.
Ten slotte heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] afgewezen ter zake van de posten cash, tablet, paspoorten en immateriële schade en de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] en [benadeelde 7] zijn door de rechtbank afgewezen.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] is door de rechtbank deels afgewezen en de benadeelde partij is in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Voorts zijn de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] en [benadeelde 7] door de rechtbank afgewezen. Deze benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Derhalve zijn deze vorderingen in hoger beroep niet aan de orde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen volgens de advocaat-generaal dezelfde bijzondere voorwaarden te worden verbonden als door de rechtbank is gedaan. Ter zake van de overgebleven twee benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dezelfde beslissingen te nemen als de rechtbank heeft gedaan.
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] is bepleit dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard dan wel dienen te worden afgewezen, primair wegens de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de vorderingen worden betwist.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de kwalificatie van het onder feit 4 bewezenverklaarde en de opgelegde straf, waaronder inbegrepen de maatregelen tot schadevergoeding. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd. Bijgevolg komen de strafoverwegingen van de rechtbank, de overwegingen met betrekking tot de maatregelen tot schadevergoeding en de kwalificatie van het onder feit 4 bewezenverklaarde te vervallen en zullen deze worden vervangen door hetgeen hierna zal worden overwogen.
De bewezenverklaringen van de rechtbank onder feit 1, feit 3 primair en feit 4 primair zullen daarnaast op minuscule onderdelen worden verbeterd, die geenszins een ander oordeel inhouden omtrent hetgeen bewezen is.
Voorts behoeft de bewijsvoering, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, aanvulling en verbetering. Omwille van de leesbaarheid zal het hof de bewijsvoering in het geheel vervangen. De bewezenverklaringen komen derhalve uitsluitend te berusten op de navolgende bewijsmiddelen en bijzondere overwegingen omtrent het bewijs. Dat laat onverlet dat het hof zich in grote mate kan verenigen met de bewijsconstructie van de rechtbank, zodat het hof deze tot uitgangspunt zal nemen en grotendeels letterlijk zal overnemen.
In hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, ziet het hof tevens aanleiding aanvullende overwegingen op te nemen met betrekking tot de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .
Gelet op de vernietiging van het vonnis ten aanzien van de opgelegde straf, zal het hof tevens de toepasselijke wettelijke voorschriften opnieuw opnemen.
Verbetering van de bewezenverklaringen onder feit 1, feit 3 primair en feit 4 primair
Omwille van de leesbaarheid vermeldt het hof hieronder de gehele bewezenverklaringen van feit 1, feit 3 primair en feit 4 primair zoals deze behoren te luiden, waarbij de verbeteringen zijn gecursiveerd.
1.
hij op 21 oktober 2017 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (vanaf de personenauto Volkswagen Polo, kenteken [kenteken 1] ) een rechtervoorwiel (band met velg), toebehorende aan [benadeelde 1] ;
3.
in of de periode van 20 oktober 2017 tot en met 21 oktober
2017in de gemeente Maastricht,
tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
uit een personenauto (Renault Mégane, kenteken [kenteken 2] ) heeft weggenomen een fles rode
wijn (merk [merk 1] ) en een telefoonoplader, toebehorende aan
[slachtoffer 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen fles rode wijn en die
telefoonoplader onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4.
hij op 21 oktober 2017 te Zutendaal
in België, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in een vakantiewoning gelegen op het [vakantiepark 1] ) heeft weggenomen een huissleutel en een Jaguar autosleutel, toebehorende aan [slachtoffer 2] of aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders.
Aanvulling en verbetering van de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen [1]
De inhoud van de door het hof relevante bewijsmiddelen
Op 21 oktober 2017 kreeg de politie een melding van een diefstal op de parkeerplaats gelegen aan de [straat] te Maastricht. Er zou een witte Volkswagen Polo bij betrokken zijn met vier inzittenden. Het betrof een witte Volkswagen Polo, die een lekke voorband zou hebben en de parkeerplaats bij de meubelzaak [meubelzaak] zou zijn opgereden. Rond 13:00 uur trof de politie op die parkeerplaats vervolgens een witte Volkswagen Polo aan (met kenteken [kenteken 3] ) met een lekke voorband. Er waren drie personen bezig met het rechtervoorwiel. Dat waren de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [2] De witte Volkswagen Polo bleek verhuurd te zijn aan een persoon genaamd [medeverdachte 3] . [3]
In de witte Volkswagen Polo werden allerlei goederen aangetroffen, waaronder een complete autoband met wieldop (een velg met band). [4] Die bleek toe te behoren aan [benadeelde 1] die aangifte heeft gedaan van de diefstal van de velg met band vanaf zijn rode Volkswagen Polo (met kenteken [kenteken 1] ). [benadeelde 1] had de auto op 21 oktober 2017 omstreeks 10:45 uur geparkeerd op de parkeerplaats aan de [straat] te Maastricht. Toen hij rond 12:50 uur terug kwam bij zijn auto, zag hij dat zijn rechtervoorband met velg helemaal weg was, waarna hij zich bij de politie heeft gemeld en ter plaatse zijn autoband met velg terugzag in de kofferbak van de witte Volkswagen Polo van de verdachten. [5]
Getuigen hebben de diefstal gezien en deels gefilmd. De getuige [getuige 1] zag op 21 oktober 2017 op de Q-Park aan de [straat] te Maastricht niet alleen diverse auto’s waarvan de ramen waren ingeslagen, waarover verderop in dit arrest meer, maar ook dat een witte Volkswagen Polo (met kenteken [kenteken 3] ) de parkeerplaats op kwam rijden met rechtsvoor een lekke band. Zij zag dat de drie of vier inzittenden van de witte Volkswagen Polo bezig waren met het rechtervoorwiel van de rode Volkswagen Polo. Even later zag zij de witte Volkswagen Polo naar de parkeerplaats van meubelzaak [meubelzaak] rijden. [6] De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat twee jongens uit de witte Volkswagen Polo een krik en een stang bij zich hadden. De getuige had van zijn zus, die ook ter plaatse was, gehoord dat één van die jongens Nike schoenen aan had van het type Huarache. Ook zag deze getuige dat één van de jongens bij het voorwiel van de rode Volkswagen Polo bezig was, terwijl een andere jongen op de uitkijk stond. [7] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij één van deze twee jongens was. [8]
Op de beelden die de getuige [getuige 2] had gemaakt was te zien dat twee personen rechtsvoor bij de rode Volkswagen Polo stonden en dat zij meerdere keren bukten ter hoogte van die voorband. [9] Van de drie inzittenden van de witte Volkswagen Polo was de verdachte de enige die bij zijn aanhouding kort daarna Nike schoenen van het type Huarache aanhad. [10]
In de witte Volkswagen Polo van de verdachten werden zoals gezegd meer goederen aangetroffen die van diefstal afkomstig bleken:
- een fles rode wijn met opschrift [merk 1] ;
  • zes flessen champagne met opschrift [merk 2] ;
  • een autosleutel van het merk Jaguar met daaraan een huissleutel;
  • een autosleutel van het merk Audi, type Q7;
  • twee Samsung tablets en een Samsung telefoon (S7 of S8).
De flessen wijn bleken toe te behoren aan aangevers [slachtoffer 1] en [benadeelde 2] . In hun auto’s, een Renault Mégane (kenteken [kenteken 2] ) en een Volkswagen Golf (kenteken [kenteken 4] ), was ingebroken. Op 20 oktober 2017 hadden [slachtoffer 1] en [benadeelde 2] hun auto’s onbeschadigd achtergelaten op de parkeerplaats aan de [straat] te Maastricht. Op 21 oktober 2017 omstreeks 22:15 uur zag [slachtoffer 1] dat zijn autoruit kapot was. Hij miste een fles rode wijn met opschrift [merk 1] en een telefoonoplader. [12] [slachtoffer 1] ontdekte dat ook bij zijn medereiziger [benadeelde 2] een autoruit kapot was. [benadeelde 2] miste uit de kofferbak in totaal 12 flessen champagne met opschrift [merk 2] . [13] Later zijn tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] zes flessen van dezelfde champagne aangetroffen. [14]
De Jaguarsleutel met daaraan een huissleutel was gestolen uit een vakantiehuisje in Zutendaal in België. Die diefstal vond plaats tussen 20 oktober 2017 te 16:00 uur en 21 oktober 2017 te 05:00 uur. Aangever [slachtoffer 2] had een vakantiewoning gehuurd in [vakantiepark 1] in Zutendaal. Aangever merkte ’s ochtends dat een raam van het huisje open stond. De Jaguar XF met kenteken [kenteken 5] had hij ter beschikking gekregen van zijn schoonvader, [slachtoffer 3] , die de auto geleased had. De auto stond op de oprit bij de vakantiewoning, maar bleek te zijn weggenomen. [15] Er lagen ook spullen in de Jaguar. Die heeft de politie aangetroffen op de Zouwweg, een veldweg te Maastricht, nabij de grens tussen Nederland en België. [16] De Jaguar, die met voornoemde sleutel geopend kon worden, werd vervolgens op 22 oktober 2017 aangetroffen in Vaals op de parkeerplaats bij het aldaar gelegen [vakantiepark 2] . [17]
Uit een vakantiewoning in dat park werd gestolen van aangever [benadeelde 3] en diens partner [benadeelde 4] . Volgens aangever [benadeelde 3] werd zijn Audi Q7 weggenomen met daarin onder meer meerdere paspoorten, nadat uit hun vakantiewoning goederen waren weggenomen. Op 20 oktober 2017 om ongeveer 23:30 uur waren zij gaan slapen. De voor- en achterdeur van de woning had [benadeelde 3] afgesloten. ’s Morgens op 21 oktober 2017 rond 07:30 uur miste hij spullen. Niet alleen de autosleutel was verdwenen, maar ook twee Samsung tablets, een smartphone (Samsung S8) en zijn portemonnee met onder andere zijn rijbewijs, credit- en debitcards en contant geld (euro’s en Engelse ponden). [18] De in de auto van de verdachten aangetroffen tablets werden vervolgens door [benadeelde 3] herkend als zijn eigendommen. De Samsungtelefoon in de auto van de verdachten bleek hetzelfde nummer te hebben als de Samsungtelefoon van [benadeelde 4] . [19]
Overwegingen en conclusies uit het voorgaande bewijs, nader bewijs voor betrokkenheid van de verdachteDe verdachte heeft op de terechtzitting bij de rechtbank verklaard dat hij samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 20 oktober 2017 in een witte Volkswagen Polo heeft gezeten tot aan zijn aanhouding op 21 oktober 2017 bij de meubelzaak [meubelzaak] . [medeverdachte 3] had kort voor die aanhouding de auto verlaten. [20] Gelet daarop en het voorgaande bewijs volgt dat de verdachte op heterdaad is betrapt bij de diefstal van het wiel van de rode Volkswagen Polo van aangever [benadeelde 1] , welke diefstal hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gepleegd. [medeverdachte 1] heeft de diefstal van de band bij de raadsheer-commissaris bekend. De andere dader (mede-inzittende van de witte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] ) droeg Nike’s van het type Huarache en de verdachte was de enige van de inzittenden in de witte Volkswagen Polo die dergelijke schoenen droeg bij zijn aanhouding kort na die diefstal.
Voorafgaand aan deze diefstal werden er meer diefstallen gepleegd, waarvan de buit gedeeltelijk in de witte Volkswagen Polo werd aangetroffen. Twee daarvan gingen gepaard met braak, de andere door middel van insluiping in twee vakantiewoningen en door middel van valse sleutels. De verdachte heeft ontkend dat hij verantwoordelijk is voor die diefstallen, maar er is genoeg bewijs om daaraan voorbij te gaan. De verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben namelijk voortdurend in elkaars gezelschap doorgebracht. Er was ook nog een vierde verdachte in hun gezelschap, [medeverdachte 3] , die de auto had gehuurd waarmee zij op pad waren. Hij werd niet meer aangetroffen bij de meubelzaak [meubelzaak] , maar hij heeft wel een belangrijke verklaring afgelegd. Die verklaring van [medeverdachte 3] acht het hof betrouwbaar, nu deze voldoende gedetailleerd is en op verschillende punten wordt bevestigd door de andere bewijsmiddelen.
[medeverdachte 3] verklaarde dat hij de witte Volkswagen Polo had gehuurd en samen met 3 jongens, waaronder medeverdachte [medeverdachte 1] , in die auto is gaan rijden. [21] Ze zijn naar een Q-park parkeerplaats in Maastricht gereden
(het hof begrijpt: de Q-park parkeerplaats aan de [straat] ), waar twee jongens zijn uitgestapt en op die parkeerplaats autoruiten hebben kapot geslagen. In de witte Volkswagen Polo waren goederen aangetroffen
(het hof begrijpt: een fles rode wijn, een telefoonoplader en zes flessen champagne)die volgens [medeverdachte 3] waren gestolen uit auto’s op de Q-park parkeerplaats. [22] Deze verklaring van [medeverdachte 3] wordt bevestigd door de verklaring van getuige [getuige 1] die aldaar op de Q-park parkeerplaats aan de [straat] te Maastricht op 21 oktober 2017 aanwezig was, de aangiften van [slachtoffer 1] en [benadeelde 2] en de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] waar zes flessen van dezelfde champagne zijn aangetroffen als die zijn gestolen van [benadeelde 2] .
Voorts verklaarde [medeverdachte 3] dat de jongens naar een vakantiepark in België zijn gereden
(het hof begrijpt: [vakantiepark 1] ), waar twee jongens zijn uitgestapt, een vakantiewoning zijn ingegaan en een autosleutel hebben gestolen. Met die autosleutel is de Jaguar
(het hof begrijpt: de Jaguar XF met kenteken [kenteken 5] )gestolen en zijn ze daarmee naar een veldweg gereden bij de grens tussen Maastricht en België
(het hof begrijpt: de Zouwweg). Daar is [medeverdachte 3] vanuit de witte Volkswagen Polo in de Jaguar gestapt, waarna hij tezamen met de jongens in de witte Volkswagen Polo naar Vaals is gereden. De Jaguar hebben ze toen bij een vakantiepark in Vaals
(het hof begrijpt: [vakantiepark 2] )laten staan. [23] Die verklaring van [medeverdachte 3] wordt bevestigd in het aantreffen van de Jaguar op de parkeerplaats bij [vakantiepark 2] te Vaals, alsmede het aantreffen van goederen uit de Jaguar op de Zouwweg.
[medeverdachte 3] verklaarde nog dat [medeverdachte 1] in de witte Volkswagen Polo eerder had verklaard dat hij naar Vaals wilde gaan om daar “geld te maken” en dat hij daarmee bedoelde dat hij daar auto’s wilde stelen. Dat voornemen heeft [medeverdachte 1] ook kenbaar gemaakt aan de twee vrienden of kennissen
(het hof begrijpt: de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] )toen zij eenmaal de witte Volkswagen Polo waren ingestapt. Op het vakantiepark in Vaals is [medeverdachte 1] een huisje in gegaan, waar hij autosleutels had meegenomen. [medeverdachte 3] verklaarde dat hij met de vrienden of kennissen
(het hof begrijpt: de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] )buiten het huisje op de uitkijk stond. Dit hadden zij zo afgesproken. Daarna is [medeverdachte 3] de bijbehorende auto, een Audi Q7, gaan zoeken. [medeverdachte 3] heeft in die Audi Q7 gereden naar de McDonalds in Maastricht. [medeverdachte 1] en de andere twee
(het hof begrijpt: de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] )zijn in de witte Volkswagen Polo weggereden en zijn ook naar die McDonalds gereden. [24] Deze verklaring van [medeverdachte 3] wordt bevestigd door het relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die medeverdachte [medeverdachte 1] hebben horen zeggen dat diefstal van personenauto’s een goede handel in Maastricht is [25] en door de beelden van de beveiligingscamera van de parkeerplaats van vakantiepark [vakantiepark 2] op 21 oktober 2017 rond 07:10 en 07:11 uur waarop de verdachte is herkend, net als [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . [26] De verdachte heeft ook toegegeven dat hij op het vakantiepark in Vaals was. [27] Daarnaast zijn bij verdachte [medeverdachte 1] tijdens zijn fouillering Engelse ponden aangetroffen, welke zijn gestolen in het vakantiehuis van aangever [benadeelde 3] . [28] Voorts vindt de verklaring van [medeverdachte 3] bevestiging in de camerabeelden van 21 oktober 2017 gericht op de McDonalds aan het Stadionplein te Maastricht waarop om 08:11:55 uur achter elkaar een witte Volkswagen Polo en een met de gestolen Audi Q7 overeenkomende auto linksaf richting de ingang van de McDonalds afsloegen. De Audi Q7 reed na het verlaten van de McDrive het Stadionplein op. [29] [medeverdachte 3] verklaarde verder dat hij de Audi Q7 daar heeft achtergelaten en weer in de witte Volkswagen Polo is gestapt. [30] De gestolen Audi Q7 is later (op 26 oktober 2017) ook aangetroffen op het Stadionplein te Maastricht. [31]
MedeplegenUit vorenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang volgt dat de verdachte met de drie anderen, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , vanaf het begin van de “rooftocht” in de nacht van 20 op 21 oktober 2017 door het inslaan van de ruiten van de auto’s van [slachtoffer 1] en [benadeelde 2] en het stelen van goederen uit die auto’s en het opslaan daarvan in de witte Volkswagen Polo waarvan hij die hele nacht inzittende was, tot aan zijn aanhouding op 21 oktober 2017 op zijn minst aanwezig is geweest bij de gepleegde diefstallen en zich daarvan niet heeft gedistantieerd. Daarbij heeft de verdachte op het eind tevens het wiel van de rode Volkswagen Polo van aangever [benadeelde 1] tezamen met [medeverdachte 1] gestolen. [medeverdachte 1] heeft zijn plan om (onder meer) auto’s te gaan stelen kenbaar gemaakt in de auto, waar de verdachte inzittende was. Desondanks is de verdachte daaropvolgend meegegaan naar de betreffende vakantieparken waarna auto’s, autosleutels en andere goederen zijn gestolen en heeft daar zelfs op de uitkijk gestaan. Vaststaat dat hij de hele tijd bij de rooftocht aanwezig was, dat de daarbij gestolen goederen deels zijn opgeslagen/vervoerd in de auto waarin hij de hele nacht heeft meegereden, dat hij op de uitkijk heeft gestaan en dat hij actief heeft meegedaan aan het stelen. Aldus is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking gericht op de bewezenverklaarde diefstallen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 4 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Op te leggen straf
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht een gevangenisstraf op te leggen, waarvan de onvoorwaardelijke duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een substantiële taakstraf. Voorts heeft de raadsman het hof verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen door middel van braak of met gebruik van gestolen autosleutels. In een relatief korte periode in de nacht van 20 op 21 oktober 2021 heeft de verdachte tezamen met zijn mededaders ruiten van auto’s op een parkeerplaats ingeslagen en daaruit goederen weggenomen, uit vakantiewoningen autosleutels ontvreemd en andere waardevolle goederen weggenomen, de daarbij behorende auto’s gestolen en een voorwiel van een auto op een parkeerplaats ontvreemd. De verdachte heeft daarbij telkens een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaren. Daarnaast heeft hij gevoelens van angst teweeg gebracht bij de personen die verbleven in de vakantiewoningen en daarbij ook hun vakantieplezier bedorven. Het hof rekent het dan ook ernstig aan dat de verdachte heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 december 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, waaronder voor vermogensdelicten. Die veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Uit voornoemd uittreksel blijkt tevens dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft kennisgenomen van het door de Reclassering Nederland Zuid opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 23 januari 2018. Daaruit komt als conclusie naar voren dat de verdachte voornemens is een maatschappelijk geaccepteerd bestaan op te bouwen, maar dat het hem niet lukt om passende dagbesteding in de vorm van school of werk te vinden. Het sociaal netwerk van de verdachte blijft een aandachtspunt. De verdachte heeft nauwelijks geprofiteerd van geboden ondersteuning door de jeugdreclassering doordat hij zich niet hield aan omgangsregels, afspraken en niet reageerde op correcties door ouders, opleiding en jeugdreclassering. Het risico op recidive wordt gemiddeld geschat. Er wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een locatiegebod en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
Tevens betrekt het hof bij zijn oordeel de inhoud van de verdachte betreffende rapportage van het psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 16 april 2018, dat is opgemaakt door drs. [psycholoog] , GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog. De psycholoog heeft vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking, een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De verdachte vertoont impulsief, oppositioneel, zelfbepalend en grensoverschrijdend gedrag en wordt onvoldoende geremd door gewetensfuncties. Daarnaast is sprake van een gebrek aan empathie en berouw, geringe copingvaardigheden en is hij geneigd om zich in te laten met jongeren bij wie sprake is van crimineel gedrag en justitiecontacten. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde aan de verdachte volledig toe te rekenen. Om de kans op ongewenst en ongeoorloofd gedrag te verkleinen, acht de psycholoog het van belang dat de verdachte duidelijk begrensd wordt in zijn gedrag. Begeleiding dient gericht te zijn op de gedragsproblematiek en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij rekening wordt gehouden met zijn licht verstandelijke beperking.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte inmiddels in voorlopige hechtenis zit in Brugge. Voordat hij werd aangehouden heeft de verdachte zijn rijbewijs gehaald, woonde hij bij zijn ouders en is het voor hem moeilijk gebleken om aan een baan te komen.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en mede vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In hetgeen de raadsman en de advocaat-generaal naar voren hebben gebracht ziet het hof, mede gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, geen aanleiding tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, ook niet met daarnaast oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een substantiële taakstraf. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte, in tegenstelling tot medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn strafbare handelen.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Met oplegging van een deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal het hof, naast de algemene voorwaarden – waaronder de voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en medewerking zal verlenen aan reclasseringstoezicht – als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het deelnemen aan een cursus of training die de reclassering noodzakelijk vindt verbinden.
De redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 21 oktober 2017 in verzekering is gesteld, terwijl de rechtbank op 10 december 2019 vonnis heeft gewezen. Aldus is de redelijke termijn met anderhalve maand overschreden in eerste aanleg. Voorts stelt het hof vast dat namens de verdachte op 24 december 2019 hoger beroep is ingesteld, terwijl het hof heden op 20 februari 2023 – en derhalve tevens niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. Aldus is de redelijke termijn in hoger beroep met 14 maanden overschreden. Derhalve is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg én hoger beroep van tezamen bijna 16 maanden. Van bijzondere omstandigheden die de overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof een groter deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm zal opleggen.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden als hiervoor genoemd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Aanvullende overwegingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair is bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dient te worden afgewezen, omdat de vordering wordt betwist voor zover de kosten betrekking hebben op de post ‘vervangende auto’. De raadsman stelt dat de duur daarvan onvoldoende is onderbouwd en dat die duur te lang is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Het hof overweegt daarbij dat de vordering tot schadevergoeding voldoende is onderbouwd. Het hof acht een periode van 3 dagen voor een vervangende auto daarbij redelijk. Het verweer wordt verworpen.
Het hof verenigt zich aldus met de beslissing van de rechtbank op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] , inhoudende de integrale en hoofdelijke toewijzing van het bedrag van € 234,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aanvullende overwegingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair is bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dient te worden afgewezen, omdat de vordering wordt betwist nu onvoldoende duidelijk is of de betreffende flessen zijn teruggeven aan de benadeelde partij en onvoldoende is onderbouwd welke flessen het betreft.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het onder feit 2 primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Het hof overweegt daarbij dat de vordering tot schadevergoeding voldoende is onderbouwd. Nu uit het procesdossier niet blijkt dat de flessen zijn teruggeven aan de benadeelde partij, gaat het hof er ook van uit dat zulks niet het geval is. Het verweer wordt verworpen.
Het hof verenigt zich aldus met de beslissing van de rechtbank op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] , inhoudende de integrale en hoofdelijke toewijzing van het bedrag van € 388,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregelen
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan de slachtoffers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] is toegebracht tot de respectievelijke bedragen van € 234,31 en € 388,68. De verdachte is daarvoor jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte hoofdelijk de maatregelen tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormelde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – doch uitsluitend ten aanzien van de kwalificatie van het onder feit 4 bewezenverklaarde en de opgelegde straf, waaronder inbegrepen de maatregelen tot schadevergoeding, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart het onder feit 4 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- de veroordeelde verplicht is zich binnen 5 werkdagen na het onherroepelijk worden van dit arrest te melden bij de Reclassering Nederland, regio Zuid, [adres 2] Maastricht, of op het telefoonnummer [telefoonnummer reclassering] , waarna de veroordeelde zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, met name als dit inhoudt dat hij deel moet nemen aan een cursus of training die de reclassering noodzakelijk vindt;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 234,31 (tweehonderdvierendertig euro en eenendertig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 4 (vier) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere in zoverre vervalt;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder feit 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 388,68 (driehonderdachtentachtig euro en achtenzestig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2017 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 7 (zeven) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere in zoverre vervalt;
bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 20 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierbij wordt aangesloten bij de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen van de rechtbank.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2017, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , pagina 31.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een huurovereenkomst van [verhuurbedrijf] van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] voor de huurperiode van 20 oktober 2017 tot 27 oktober 2017, pagina 67.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2017, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , pagina 49.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 21 oktober 2017, pagina’s 39-40.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 21 oktober 2017, pagina’s 43-44.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 21 oktober 2017, pagina’s 45-46.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] bij de raadsheer-commissaris d.d. 19 november 2020, pagina 2.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , pagina 47.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , pagina 403.
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2017, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , pagina 49 met bijgevoegde afbeeldingen op pagina’s 52, 54, 55, alsmede de Kennisgevingen van inbeslagneming, pagina’s 58-64.
12.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 22 oktober 2017, pagina’s 103-104.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] d.d. 22 oktober 2017, pagina’s 88-89, alsmede het proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage d.d. 24 oktober 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] , pagina 98-99.
14.De Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 486 (in verband met dossierpagina 451).
15.Het proces-verbaal van de Lokale politie te Genk, pagina’s 858-867.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2017 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] , pagina 119.
17.Het proces-verbaal van aantreffen gesignaleerd motorvoertuig d.d. 22 oktober 2017, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] , pagina 124, alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2017 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 16] , pagina 127.
18.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] d.d. 21 oktober 2017, pagina 181.
19.Het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 3] d.d. 22 oktober 2017, pagina’s 188-189.
20.Het proces-verbaal van de terechtzitting bij de rechtbank d.d. 12 en 26 november 2019, pagina’s 2-4.
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 3] d.d. 24 juni 2020 bij de raadsheer-commissaris, pagina’s 1-2.
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 24 november 2017, pagina 720-722.
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 24 november 2017, pagina 720.
24.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 3] d.d. 24 juni 2020 bij de raadsheer-commissaris, pagina 2.
25.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 433.
26.Processen-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2017 en 4 november 2017 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 14] , pagina’s 192, 197-198 en het proces-verbaal van herkenning d.d. 12 november 2017 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 15] , pagina’s 211-212.
27.Het proces-verbaal van de terechtzitting bij de rechtbank d.d. 12 en 26 november 2019, pagina’s 2-3.
28.De Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 436.
29.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2017 met fotomap, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 16] , pagina’s 223-239.
30.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 3] d.d. 24 juni 2020 bij de raadsheer-commissaris, pagina 2.
31.Het proces-verbaal van aantreffen gesignaleerd motorvoertuig d.d. 26 oktober 2017, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 14] , pagina 214.