8.5.De in het eindvonnis aangewezen taxateur [taxateur] heeft de opdracht niet aanvaard. In zijn e-mail aan partijen van 20 februari 2020 staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Zoals wij vorige week bespraken heeft de zaak naar mijn mening een aantal vragen en onduidelijkheden, die zowel taxatietechnisch van aard zijn maar ook over de eigenlijke aard en doel van de taxatie/advisering. (…) Derhalve heb ik besloten de opdracht niet te aanvaarden. (…)”
Partijen hebben zich vervolgens tot de rechtbank gewend. In de e-mail van de griffier van de rechtbank van 27 februari 2020 aan partijen staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Bij vonnis van 15 januari 2020 heeft de rechtbank [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] de mogelijkheid gegeven om als meest gerede partij de opdracht te geven aan een taxateur om te komen tot een taxatie van de in de verdeling betrokken onroerende zaken. Uiteraard heeft de rechtbank de betreffende, genoemde, taxateur vooraf benaderd met de vraag of hij een dergelijke opdracht wenst aan te nemen.
Daarop heeft [taxateur] positief gereageerd. Groot was dan ook de verbazing bij het bericht dat [taxateur] zijn opdracht heeft 'terug gegeven'.
De rechtbank heeft geen opdracht verstrekt en ook uit het vonnis zelf vloeit geen opdracht voort. Duidelijk is in het vonnis opgenomen dat de meest gerede partij daartoe de opdracht dient te verstrekken. Voor de hand lag dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] de meest gerede partij zouden zijn. Voor het overige zal er - in afwijking van de gebruikelijke benoeming van een deskundige - geen rol meer zijn voor de rechtbank. Dat vloeit duidelijk voort uit de inhoud van het vonnis en uit het gegeven dat het om een eindvonnis gaat en niet een tussenvonnis betreft. (…)
Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat beide partijen zouden kunnen instemmen met het aandragen van een naam van een andere taxateur. (…)
Namens [appellant] is voorgesteld om op basis van analoge toepassing van 194 lid 4 Rv, een nieuwe deskundige te benoemen. De rechtbank maakt daaruit op dat [appellant] instemt met het noemen van een nieuwe naam van een taxateur, mits de in het vonnis opgenomen termijnen waarbinnen de taxatie en verdeling gerealiseerd dienen te zijn, gehandhaafd blijven.
Vooropgesteld dat, nu hiertegen geen bezwaar is gemaakt, beide partijen instemmen met het aandragen van een andere naam van een taxateur die uitvoering kan geven aan de opdracht die op basis van het vonnis van 15 januari 2020 door de meest gerede partij zal worden verstrekt, is de rechtbank bereid om mogelijk tot analoge toepassing van 194 lid 4 Rv te komen.
Daarbij tekent de rechtbank het volgende aan, stelt zij de volgende voorwaarden.
1. Anders dan de berichten van zowel [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] , als van [appellant] lijken te impliceren, zal de rechtbank geen deskundige benoemen in de zin van 194 lid 4 Rv.
2. De rechtbank zal overgaan tot het noemen van een naam van een taxateur, waarna conform het vonnis van 15 januari 2020 de meest gerede partij opdracht verstrekt tot de taxatie.
3. De termijnen in het vonnis van 15 januari 2020 blijven gehandhaafd. De verstreken tijd kan niet aan [appellant] worden tegengeworpen. Daar komt bij dat de termijnen ruim gesteld zijn, zodat niet op voorhand reeds een langere duur voor het realiseren van de verdeling vereist is.
4. De rechtbank zal op zo kort mogelijke termijn overgaan tot het noemen van een naam van een taxateur, maar is daarbij afhankelijk van opstelling van te benaderen taxateur(s). Ook voor de nieuw te noemen taxateur geldt dat hij zal zorgen voor een taxatie die conform het vonnis van 15 januari 2020, voor partijen bindend is, onder toepassing van alle toepasselijke overwegingen en beslissingen van het vonnis van 15 januari 2020. De rechtbank, zal, voor zoveel mogelijk ter voorkoming van misverstanden, het vonnis ter beschikking stellen aan een door de rechtbank te benaderen taxateur.
5. De rechtbank gaat er vanuit dat de termijn voor hoger beroep niet wordt gestuit door de onderhavige mogelijkheid. Het blijft dus de verantwoordelijkheid van partijen zelf om te besluiten al dan niet hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 15 januari 2020. Ook als de termijn die gemoeid zal zijn met het noemen van de nieuwe naam van de taxateur (bij vonnis) langer zal duren dan de einddatum van de termijn voor hoger beroep tegen het vonnis van 15 januari 2020.
6. Beide partijen dienen binnen 7 dagen na heden, schriftelijk te laten weten of zij in kunnen stemmen met de hierbij onder 1 tot en met 6 genoemde punten. Verneemt de rechtbank binnen de genoemde termijn geen bericht of een afwijzend bericht, dan blijft het op de weg van de meest gerede partij liggen om de opdracht, conform het vonnis van 15 januari 2020, te verstrekken aan de in het vonnis van 15 januari 2020 genoemde taxateur.
7. Naar de mening van de rechtbank staat het partijen ook nog steeds vrij om - indachtig de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 15 januari 2020, in onderling overleg zelf een andere taxateur aan te wijzen.
De rechtbank wenst dus uiterlijk 6 maart 2020 schriftelijk bericht te ontvangen van partijen. (…)”