ECLI:NL:GHSHE:2023:648

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
20-002579-19 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging betalingsverplichting wegens wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had eerder een betalingsverplichting opgelegd aan de betrokkene, die werd verdacht van het telen van hennep. De rechtbank stelde het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 276.803,24. De betrokkene ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg, en het verweer van de verdediging, die de hoogte van het vastgestelde voordeel betwistte.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft zelf de hoogte van het voordeel geschat op basis van de aangetroffen hennepplanten en de bijbehorende opbrengsten. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene in de periode van 1 januari 2017 tot 6 oktober 2017 drie oogsten heeft gerealiseerd, wat leidde tot een geschat voordeel van € 39.543,32 per oogst. Dit resulteerde in een totale betalingsverplichting van € 118.629,00 aan de Staat.

Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM in de fase van het hoger beroep is overschreden, wat leidde tot een matiging van de betalingsverplichting met 15%. Het hof heeft ook de duur van de gijzeling bepaald, die maximaal 1.080 dagen kan bedragen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002579-19 OWV
Uitspraak : 23 februari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 31 juli 2019 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-178589-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 276.803,24 en heeft aan betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor dat bedrag.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft verweer gevoerd betreffende de omvang van het vastgestelde geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel en de aan betrokkene opgelegde betalingsverplichting.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 23 februari 2023 met parketnummer 20-002580-19 onder meer veroordeeld ter zake – kort gezegd – het telen van 360 hennepplanten in de periode van 6 oktober 2017 tot en met 20 oktober 2017.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de betrokkene door middel van het begaan van andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door betrokkene zijn begaan, te weten de teelt van 360 hennepplanten in de periode van 1 januari 2017 tot 6 oktober 2017 een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
De schatting van het voordeel
Normen van het Functioneel Parket Afpakken
Voor zover hierna wordt verwezen naar de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 wordt daarmee bedoeld: de update ‘
Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016.
Opbrengsten
Oogsten
De rechtbank en in navolging daarvan de advocaat-generaal zijn voor wat betreft het aantal eerdere oogsten uitgegaan van de aangetroffen hoeveelheden voedingsstoffen voor de hennepplanten en zijn daarbij uitgekomen op zeven eerdere oogsten. Het hof volgt deze lijn niet en acht doorslaggevend voor het bepalen van het aantal oogsten, de datum waarop in ieder geval de hennepteelt moet zijn aangevangen, te weten 1 januari 2017. Het hof heeft zich daarbij gebaseerd op de door de verdediging in het hoger beroep ingebrachte schriftelijke verklaring van een makelaar die heeft laten weten bij bezichtigingen tot december 2016 telkens de garage (
hof: waarin later de hennepkwekerij is aangetroffen) leeg te hebben aangetroffen.
De periode van 1 januari 2017 tot en met 20 oktober 2017 omvat (afgerond) 41 weken, waarin, rekening houdende met een kweekcyclus van 10 weken, 4 oogsten realiseerbaar zijn. Rekening houdend met de aangetroffen teelt met een ouderdom (
hof: voegingsformulier [bedrijf]) van 49 dagen (=7 weken), acht het hof in de periode van 1 januari 2017 tot 6 oktober 2017, drie gerealiseerde oogsten aannemelijk en zal op grond van dit aantal het voordeel schatten.
Total bruto-opbrengst
Opbrengst in hennep
Uit het dossier volgt dat er 360 hennepplanten zijn aangetroffen en dat er 13 planten per m2 stonden.
Ingevolge de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 levert dit een opbrengst per plant op van 29,1 gram hennep, in totaal derhalve (360 x 29,1 gram hennep =) 10.476 gram hennep.
Opbrengst in geld
Overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 stelt het hof de opbrengst van hennep in geld vast op € 4,07 per gram, in totaal derhalve op (10.476 x
€ 4,07 =)
€ 42.637,32.
Kosten
Afschrijvingskosten
Het hof stelt de afschrijvingskosten overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 bij 360 planten vast op € 250,-.
Kosten hennepstekken
Het hof zal conform de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 een inkoopprijs van € 3,81 per stek/plant in aanmerking nemen, in totaal derhalve (360 x
€ 3,81 =) € 1.371,60.
Variabele kosten
Het hof zal conform de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 aan variabele kosten een bedrag van € 3,88 per plant in aanmerking nemen, in totaal derhalve (360 x € 3,88=) € 1.396,80.
Knipkosten
Gelet op de aangetroffen “canacutter”, acht het hof aannemelijk dat er gebruik is gemaakt van deze knipmachine, zodat conform de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 per plant een bedrag van € 0,21 aan knipkosten in mindering dient te worden gebracht, in totaal derhalve (360 x € 0,21=) € 75,60.
Totaal kosten
Resumerend worden de navolgende kosten in mindering gebracht:
-afschrijvingskosten € 250,-
-hennepstekken € 1.371,60
-variabele kosten € 1.396,80
-knipkosten
€ 75,60 +
Totaal:
€ 3.094,-.
Vaststelling geschat voordeel
Het door betrokkene genoten geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt daarmee vastgesteld op (€ 42.637,32 -/- € 3.094,-=) € 39.543,32 per oogst en bij 3 oogsten op (3 x
€ 39.543,32 =)
€ 118.629,- (afgerond).
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Redelijke termijn
Met de verdediging stelt het hof vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in de fase van het hoger beroep is geschonden. De aanvang stelt het hof bij het instellen van het hoger beroep door verdachte vast op 13 augustus 2019 en het einde op de datum van dit arrest, 23 februari 2023. Daarmee is de redelijke termijn die voor deze fase doorgaans op twee jaren wordt gesteld met 1 jaar en ruim 6 maanden overschreden.
Gelet op deze overschrijding zal het hof de betalingsverplichting met 15% matigen en aan betrokkene een betalingsverplichting opleggen van (€ 118.629,- -/- 15% van € 118.629.- =)
€ 100.834,- (afgerond).
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 is het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht direct van toepassing geworden. Het hof zal daarom bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd. Bij het bepalen van de duur wordt overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend. De duur beloopt ten hoogste 1.080 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 118.629,00 (éénhonderdachttienduizend zeshonderdnegenentwintig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 100.834,00 (éénhonderdduizend achthonderdvierendertig euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op
1.080 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 23 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.