In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige kind, geboren in 2009. De moeder had verzocht om de omgangsregeling met haar kind, die sinds 2019 uit huis is geplaatst, te wijzigen en uit te breiden. De moeder was van mening dat de huidige regeling, die begeleid contact omvat, niet in het belang van het kind was en dat er meer ruimte moest zijn voor onbegeleide omgang. De gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming waren van mening dat de huidige regeling in stand moest blijven, gezien de problematiek rondom de moeder en de impact daarvan op het kind.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 januari 2023 is de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, wat hij ook heeft gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, aangezien de minderjarige sinds 24 december 2022 in een netwerkpleeggezin verblijft. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat uitbreiding van de omgangsregeling op dit moment niet in het belang van de minderjarige is, gezien de aanhoudende conflicten tussen de moeder en de GI. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 september 2022 bekrachtigd, waarin de omgangsregeling werd vastgesteld.
Het hof heeft wel aangegeven dat een uitbreiding van de omgangsregeling in de toekomst mogelijk is, mits de moeder zich aan bepaalde voorwaarden houdt en de samenwerking met de GI verbetert. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de stabiliteit en het welzijn van de minderjarige, en dat de moeder een actieve rol moet spelen in het verbeteren van de situatie.