ECLI:NL:GHSHE:2023:628

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
200.311.247_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en zorgregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen werd afgewezen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.G.W. Hendriks, verzocht primair om alleen het gezag over de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit te oefenen, en subsidiair om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten. De vader, vertegenwoordigd door mr. H.N.H. Dresschers, verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder voerde aan dat de vader geen betrokkenheid toont in het leven van de kinderen en dat de communicatie tussen hen moeizaam verloopt. De vader betwistte dit en stelde dat hij wel degelijk interesse heeft in de kinderen, maar dat de moeder hem geen ruimte biedt om zijn rol als vader te vervullen. De Raad adviseerde om het gezamenlijk gezag in stand te houden, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de kinderen klem of verloren dreigen te raken tussen de ouders.

Het hof heeft de rechtsmacht beoordeeld en vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, gezien de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland. Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder niet ontvankelijk is in haar verzoeken ten aanzien van de zorgregeling en de informatieregeling, en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor zover het gezag betreft. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 februari 2022
Zaaknummer: 200.311.247/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/292906 / FA RK 21-2109
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.G.W. Hendriks,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. H.N.H. Dresschers.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 1]), en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 2]).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 juni 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en ten aanzien van het gezag primair alsnog het gezamenlijk gezag te beëindigen en te bepalen dat de moeder voortaan alleen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit zal oefenen en subsidiair een onderzoek door de raad te gelasten. Daarnaast heeft de moeder ten aanzien van de informatieregeling en de zorgregeling verzocht de verzoeken van de vader in eerste aanleg alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 juli 2022, heeft de vader verzocht de moeder in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen als ongegrond en onbewezen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat en door H. Ritter, tolk in de Duitse taal;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.3.1.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en de voorzitter heeft met haar gesproken op 11 januari 2023 buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 17 december 2021;
- het V6-formulier van de zijde van de moeder van 5 januari 2023.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit de relatie tussen de moeder en de vader is [minderjarige 1] geboren. De vader heeft [minderjarige 1] erkend.
3.2.
Partijen zijn op 4 april 2012 met elkaar gehuwd in Duitsland. Uit het huwelijk van partijen is [minderjarige 2] geboren.
3.3.
Bij uitspraak van 10 december 2014 heeft het Amtsgericht Krefeld, Duitsland, tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 18 maart 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.4.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderenwonen bij de moeder
.
3.5.
De vader heeft de Duitse nationaliteit. De moeder en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.
3.6.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en de moeder alleen met het gezag over de kinderen te belasten afgewezen en de raad verzocht onderzoek te doen naar en de rechtbank te adviseren met betrekking tot de volgende vragen:
  • welke mogelijkheden zijn er voor toedeling van zorg- en opvoedingstaken voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de vader?;
  • hoe dient de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken qua vorm en frequentie in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vormgegeven te worden?
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing met betrekking tot de zorgregeling en de informatieregeling aangehouden voor de duur van vier maanden pro forma in afwachting van het raadsrapport.
3.7.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.8.
De moeder voert in haar beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
Partijen hebben in 2015 afgesproken dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag over de kinderen zou gaan uitoefenen. De vader heeft al jarenlang geen bemoeienis in het leven van de kinderen en toont daarin ook geen interesse. Er is al jaren nagenoeg geen contact tussen de vader en de kinderen en hij maakt geen onderdeel uit van hun leven. Hij is daarom niet in staat om beslissingen over de kinderen te nemen. De communicatie tussen partijen verloopt moeizaam en zij hebben een slechte verstandhouding. Wanneer de vader toestemming moet geven voor een beslissing ten aanzien van de kinderen geeft de moeder de vader alle relevantie informatie die hij daarbij nodig heeft. De vader is vervolgens nalatig bij het adequaat terugsturen van de ingevulde formulieren. Het heeft bijvoorbeeld twee weken geduurd voordat de vader toestemming gaf voor de inschrijving van [minderjarige 1] op de middelbare school en voor het aanvragen van een nieuw paspoort duurde het zelfs twee maanden voordat de vader de benodigde toestemming had gegeven. Deze gang van zaken heeft zijn weerslag op de kinderen. Het is voor de moeder en de kinderen telkens weer spannend, onvoorspelbaar en onduidelijk of, met welk antwoord en wanneer de vader uiteindelijk zal reageren. De vrees dat de kinderen door het handelen van de vader klem of verloren zullen raken is zeer aannemelijk. De moeder verwacht bij deze stand van zaken niet dat partijen in staat zullen zijn verbetering in de communicatie te bewerkstelligen. Omdat toestemming vragen aan de vader haar te veel energie kost, heeft de moeder inmiddels een punt bereikt waarbij zij alleen voor de zaken die zij echt belangrijk vindt toestemming vraagt aan de vader.
3.9.
De vader voert in zijn verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
De vader is nooit vrijwillig met de moeder overeengekomen dat de moeder eenhoofdig het gezag over de kinderen mag uitoefenen. Anders dan de moeder stelt heeft de vader wel degelijk interesse in de kinderen getoond. De moeder gaf hem hier geen enkele ruimte voor. Na het uiteengaan van partijen stuurde de vader kaartjes naar de kinderen en bezorgde hij cadeautjes, maar er volgde nooit een reactie. De vader heeft jarenlang verzocht om contact te mogen hebben met de kinderen, maar de moeder geeft tot op heden geen enkele ruimte aan de vader om invulling te geven aan zijn vaderschap. De vader is hierdoor moedeloos geworden en het viel hem zwaar om nog enige actie te ondernemen ten aanzien van zijn rol als vader. De vader is bereid om de verstandhouding en de communicatie met de moeder te verbeteren en zo nodig hulpverlening hierbij te ervaren. Wanneer de moeder toestemming nodig heeft van de vader informeert zij de vader niet of onvolledig, maar verlangt zij wel een handtekening van de vader. Van de vader kan niet verwacht worden dat hij een blanco formulier invult zonder uitleg van de moeder waarvoor zijn toestemming nodig is. Als de moeder de vader volledig en correct informeert zal de vader aan redelijke verzoeken van de moeder zonder meer meewerken. Dat heeft hij tot op heden ook altijd gedaan. Met de rechtbank is de vader van mening dat de moeder geen feiten heeft gesteld en verder ook niet is gebleken dat de kinderen bij instandhouding van het gezamenlijk gezag klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Hoewel de communicatie tussen partijen te verbeteren valt, zijn partijen wel degelijk in staat om een vorm van communicatie te onderhouden en weet de moeder de vader te vinden als zij zijn toestemming nodig heeft. Het is in het belang van de kinderen dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, zodat zij weten dat er - ondanks het ontbreken van contact tussen de vader en de kinderen - twee ouders zijn die meedenken en beslissen over hun toekomst.
3.10.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd het gezamenlijk gezag van partijen in stand te houden. Uit de door de moeder genoemde voorbeelden kan niet worden afgeleid dat de kinderen klem zitten tussen de ouders. De gesprekken tussen de vader en de kinderen zijn goed verlopen en hoewel de kinderen op dit moment geen contact willen met de vader, is er een zaadje geplant voor mogelijk contactherstel in de toekomst. Gezamenlijk gezag geeft een signaal aan de kinderen dat de vader nog steeds een rol speelt in het leven van de kinderen en dat de moeder in contact staat met de vader om hem te betrekken bij voor de kinderen belangrijke beslissingen. De moeder heeft ook een verantwoordelijkheid om de vader voldoende te informeren wanneer zij zijn instemming vraagt. Wanneer er een informatieregeling wordt vastgesteld krijgt de vader meer informatie om zijn afweging op te baseren.
De motivering van de beslissing
Internationale rechtsmacht
3.11.1.
Vanwege het internationale karakter van de zaak zal het hof eerst de rechtsmacht beoordelen. Omdat de gewone verblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 (Brussel II-bis) bevoegd om te beslissen op de verzoeken van de moeder.
3.11.2.
Tegen het oordeel van de rechtbank dat Nederlands recht toepasselijk is, zijn geen grieven gericht. Reeds daarom zal ook het hof van de toepasselijkheid van Nederlands recht uitgaan.
Zorgregeling en informatieregeling
3.11.3.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling de verzoeken ten aanzien van de zorgregeling en de informatieregeling ingetrokken. Het hof zal de moeder ten aanzien van deze verzoeken daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Gezag
3.11.4.
Ingevolge artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen.
Ingevolge artikel 1:251a lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.11.5.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. In zo’n situatie ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.11.6.
Met de raad is het hof van oordeel dat het gezamenlijk gezag van partijen in stand dient te blijven. De moeder heeft weliswaar twee voorbeelden genoemd waarin zij niet tijdig toestemming heeft gekregen van de vader, maar in deze voorbeelden heeft de vertraging er niet toe geleid dat er iets niet door heeft kunnen gaan. Hoewel het hof begrijpt dat het wachten op toestemming van de vader spanning op kan leveren voor de kinderen, is het ook aan de moeder om die spanning bij de kinderen weg te houden. Uit de genoemde voorbeelden blijkt onvoldoende dat er aanwijzingen zijn dat de kinderen bij uitoefening van het gezamenlijk gezag klem of verloren dreigen te raken. Andere concrete voorbeelden zijn gesteld noch gebleken. De enkele omstandigheid dat de moeder er tegen op ziet de vader te benaderen rechtvaardigt niet de conclusie dat daarmee is voldaan aan een van de hiervoor genoemde omstandigheden. Het hof gaat er wel vanuit dat de vader in de toekomst sneller zal reageren wanneer de moeder om zijn instemming vraagt. Daarbij wordt van de moeder verwacht dat zij een verzoek toelicht en van voldoende informatie voorziet. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder er kennelijk voor gekozen heeft om bij minder belangrijke zaken niet meer met de vader te overleggen. Het hof verwacht van de moeder dat zij in het belang van de kinderen de vader ook bij minder belangrijke zaken betrekt en het hof verwacht van de vader dat hij daar vervolgens zo snel mogelijk op zal reageren.
3.11.7.
Het hof ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en waar het hof zich voldoende voorgelicht acht, mede gelet op het advies van de raad, geen aanleiding een raadsonderzoek te gelasten.
3.11.8.
Verder overweegt het hof nog het volgende. De moeder heeft aangevoerd dat zij ten tijde van de echtscheiding met de vader is overeengekomen dat zij het (eenhoofdig) gezag zou uitoefenen. De vader heeft dat betwist. Een groot deel van de discussie in de processtukken heeft betrekking op de vraag of het overgelegde ouderschapsplan (waarin eenhoofdig gezag is vermeld) authentiek is. Het hof is van oordeel dat, zelfs als de moeder en de vader dat destijds zo zijn overeengekomen, dit niet maakt dat het gezamenlijke gezag moet worden beëindigd.
Conclusie
3.12.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van de moeder om alsnog het gezamenlijk gezag te beëindigen en te bepalen dat de moeder belast wordt met het eenhoofdig gezag afwijzen.
3.13.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoeken ten aanzien van de zorgregeling en de informatieregeling;
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 maart 2022, voor zover het gezag betreft;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.N.M. Antens en M. van Ham en is op 23 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier.