ECLI:NL:GHSHE:2023:622

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
20-000350-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van witwassen en hennepteelt met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van € 6.250,00 en van het medeplegen van het opzettelijk bewerken en telen van hennepplanten. De feiten dateren van 24 november 2017 en 28 maart 2020. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 november 2017 een Volkswagen Polo heeft gekocht voor € 6.250,00, contant betaald met briefjes van € 50,00. De verdachte had echter geen legale inkomsten die deze aankoop konden rechtvaardigen, wat het hof deed concluderen dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. Daarnaast werd op 28 maart 2020 een hennepkwekerij aangetroffen in een woning in Terneuzen, waar de verdachte aanwezig was. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 108 dagen, met aftrek van voorarrest. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan zowel witwassen als het telen van hennep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000350-21
Uitspraak : 20 februari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 1 februari 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-190173-18 en 02-261435-20, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter vrijgesproken van het tenlastegelegde (schuld)witwassen in de zaak met parketnummer 02-190173-18. De politierechter heeft de verdachte ter zake van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (
tenlastegelegd onder zowel feit 1 als feit 2 in de zaak met parketnummer 02-261435-20), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter de teruggave gelast aan de verdachte van de inbeslaggenomen personenauto met kenteken [kenteken 1] .
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezenaverklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-190173-18 en van het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-261435-20. Daarnaast heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen (de Volkswagen Polo en kleding van de verdachte) stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze teruggegeven moeten worden aan de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 02-190173-18:
hij op of omstreeks 24 november 2017 te [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 3] , althans in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij, verdachte, een of meer voorwerp(en), te weten een personenauto (merk Volkswagen, type Polo, kenteken [kenteken 1] ), en/of een geldbedrag van (ten minste) 6.250 euro, althans een hoeveelheid geld, bestaande uit een (grote) hoeveelheid bankbiljetten (in coupures van hoofdzakelijk 50 euro), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl verdachte wist en/of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of dat geld onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
in de zaak met parketnummer 02-261435-20 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2020 in de gemeente Terneuzen (te [plaatsnaam 1] ) ( [straatnaam 1] ) (in een aldaar gelegen woning en/of pand [ [huisnummer] ]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt (geknipt) een hoeveelheid hennepplanten en/of toppen/delen van hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van (meer dan 30 gram van) een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op of omstreeks 28 maart 2020 in de gemeente Terneuzen (te [plaatsnaam 1] ) ( [straatnaam 1] ) (in een aldaar gelegen woning en/of pand [ [huisnummer] ]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19 hennepplanten en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,7 kilogram (drogende) toppen en/of delen van hennepplanten en/of ongeveer 1,45 kilogram toppen en/of delen van hennepplanten (in een mand) en/of 74 stekken van hennepplanten, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van (meer dan 30 gram van) een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-190173-18 en in de zaak met parketnummer 02-261435-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 02-190173-18:
1.
hij op 24 november 2017 te [plaatsnaam 2] zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte, een geldbedrag van 6.250 euro, bestaande uit een grote hoeveelheid bankbiljetten (in coupures van hoofdzakelijk 50 euro), voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl verdachte wist dat dat geld onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
in de zaak met parketnummer 02-261435-20 (gevoegd):
1.
hij op 28 maart 2020 in de gemeente Terneuzen (te [plaatsnaam 1] ) ( [straatnaam 1] ) (in een aldaar gelegen woning [ [huisnummer] ]) tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft bewerkt (geknipt) hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 28 maart 2020 in de gemeente Terneuzen (te [plaatsnaam 1] ) ( [straatnaam 1] ) (in een aldaar gelegen woning [ [huisnummer] ]) opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad 19 hennepplanten en opzettelijk aanwezig heeft gehad 6,7 kilogram (drogende) toppen en delen van hennepplanten en 1,45 kilogram toppen en/of delen van hennepplanten (in een mand) en 74 stekken van hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de zaak met parketnummer 02-190173-18.
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Zeeuws-Vlaanderen, registratienummer PL2000-2018038953, sluitingsdatum 8 juli 2018, pagina 1 tot en met 158, nader te noemen: het politiedossier. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 december 2017 (pg. 27 t/m 29), voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige] :
(pg. 27)
Ik heb inderdaad ongeveer twee weken (
het hof begrijpt: twee weken geleden) mijn auto verkocht. Ik was in het bezit van een witte Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 1] . Ik heb deze via Marktplaats aangeboden. Op een zeker moment, ik weet niet meer precies wanneer, kreeg ik op Marktplaats een berichtje. De dag nadat ik mijn nummer had verstrekt, kreeg ik een Whatsapp-bericht. Ik zag op de Whatsapp-profielfoto dat het een getinte jongen betrof. Ik zag dat het telefoonnummer van deze jongen betrof: [telefoonnummer] .
Op 24 november 2017 kwam de jongen, die overeenkwam met de Whatsapp profielfoto, bij mij thuis (
het hof begrijpt: te [plaatsnaam 2]).
(pg. 28)
Nadat we de proefrit hadden gemaakt gaf hij aan dat hij mijn auto wilde kopen. Uiteindelijk zijn we gekomen op een prijs van 6.250,- euro. Ik zag dat hij een grote stapel geld uit zijn zak haalde. Ik zag dat hij een grote stapel met briefjes van 50,- euro had. Ik zag dat hij het geld op tafel ging tellen en ik zag dat de briefjes van 50,- euro in pakketjes van 20 zaten. Ik zag 19 briefjes van 50,- euro en dan nog een briefje van 50,- euro dat eromheen zat gevouwen.
Hierop zijn we naar het postkantoor in [plaatsnaam 4] gereden. Hier hebben we de auto overgeschreven.
Er is aan mij contant betaald met allemaal briefjes van 50,- euro.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2018 (pg. 34 en 35), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 34)
In het kader van het onderzoek witwassen [verdachte] ter zake witwassen van door misdrijf verkregen voorwerpen / gelden, gepleegd door [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] , zijn, om inzicht te krijgen in de financiële situatie van verdachte [verdachte] , de gegevens betreffende deze verdachte opgevraagd bij ICOV (Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen). Uit de door ICOV geleverde gegevens bleek mij het volgende: [verdachte] beheert een bankrekening bij de ABN-AMRO bank.
Rekeningnummer [rekeningnummer] . De eindsaldi van betreffende jaren bedroegen op 31-12.
2013 euro 0,-
2014 euro -997,-
2015 euro -847,-
2016 euro -994,-
2017 Onbekend
Van [verdachte] zijn de volgende loongegevens beschikbaar.
Inkomen
Het bruto-, respectievelijk netto-inkomen van [verdachte] over de jaren 2013 tot en
met 2017 bedroeg:
2013: euro 2.259,- euro 2.188,-
2014: euro 1.321,- euro 1.265,-
2015: onbekend onbekend
2016: euro 2.067,- euro 1.830,-
2017 (t/m oktober): euro 0,- euro 0,-
(pg. 35)
[verdachte] ontving zorgtoeslag:
2014: 6 maanden totaal euro 432,-
2015: 9 maanden totaal euro 706,-
2016: 8 maanden totaal euro 665,-
2017: 4 maanden totaal euro 355,-
[verdachte] is niet in het bezit van onroerend goed.
Er hebben geen erfenissen of schenkingen plaatsgevonden.
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 maart 2018 (pg. 136 t/m 149), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van verdachte:
(pg. 137)
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Heb je een mobiele telefoon, zo ja wat is het telefoonnummer?
A: Ja. Ik heb een Iphone. Het telefoonnummer is [telefoonnummer] .
4.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 6 februari 2023, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik de auto op 24 november 2017 met briefjes van € 50,00 heb betaald. Ik weet niet meer hoe ik aan die briefjes kwam. Ik denk dat ik deze gewisseld heb. Ik had het toevallig zo liggen.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen analyse bankgegevens d.d. 18 mei 2018 (pg. 59 tot en met 62), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 59)
Aanleiding:
Volgens informatie van infobox Crimineel Onverklaarbaar Vermogen (verder iCOV) bleek de verdachte [verdachte] één bankrekening in beheer te hebben bij de ABN-AMRO bank onder rekeningnummer [rekeningnummer] . Middels een vordering van de Officier van Justitie op 6 april 2018 zijn op 2 mei 2018 door de ABN-AMRO de gevraagde gegevens verstrekt over de periode 1 januari 2012 tot en met 24 november 2017. Van deze gegevens is een analyse gemaakt in dit proces­verbaal.
Algemeen:
Volgens informatie van de ABN-AMRO bank is rekeninghouder van [rekeningnummer] [verdachte] , waarmee door de bank wordt bedoeld haar cliënt en verdachte [verdachte] . In de voornoemde periode (71 maanden) vonden 668 transacties plaats (gemiddeld 9 tot 10 per maand), bedroeg het startsaldo op 4-1-2012 € 0,13 en bedroeg het eindsaldo op 24-11-2017 minus
€ 947,40. De som van de totale debettransacties over de voornoemde 71 maanden bedroeg € 26.239,- (gemiddeld € 369,- per maand). De som van de totale credittransacties over deze periode bedroeg 25.292,- (gemiddeld € 356,- per maand).
(pg. 60)
Samenvattend:
[verdachte] had in 2012 geen inkomen uit arbeid. Derhalve werd in totaal dat jaar € 2.930,- op zijn rekening gestort door ene [betrokkene 1] wonende te Arnhem. [verdachte] stortte van dat bedrag € 2.514,- op rekening van zijn moeder [betrokkene 2] . Vanaf 2013 had [verdachte] inkomen uit arbeid. [verdachte] had in de opgevraagde periode van 71 maanden in totaal € 8.982,79 (gemiddeld € 152 per maand) aan inkomen van loon/salaris. Hij genoot in 2014 en 2015 in totaal € 3.904,- aan studiefinanciering. In de periode van 71 maanden vonden voor € 5.060,- aan contante stortingen plaats en werd voor € 6.360,- aan contant geld opgenomen.
In de zaak met parketnummer 02-261435-20 (gevoegd).
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Zeeuws-Vlaanderen, registratienummer PL2000-2020077416, sluitingsdatum 17 augustus 2020, pagina 1 tot en met 138, nader te noemen: het politiedossier. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het onder 1 bewezenverklaarde heeft begaan.
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte, zoals blijkt uit de hieronder onder 1 weergegeven verklaring, het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit:
1. de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 6 februari 2023;
2. het proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 maart 2020 (pg. 7 t/m 11), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het onder 2 bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 maart 2020 (pg. 7 t/m 11), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(pg. 07)
Op het adres [straatnaam 1] [plaatsnaam 1] , binnen de gemeente Terneuzen, werd op 28 maart 2020 ter opsporing en inbeslagneming binnengetreden. Het pand betreft een seniorenwoning met het woon/slaapgedeelte op de begane grond. De woning is voorzien van een zolder, welke bereikbaar is via een vlizotrap.
Kweekruimte
Wij zagen dat de zolder bestond uit twee gedeelten, waarvan er een was ingericht als kweekruimte. Wij zagen dat de kweekruimte in werking was. Wij zagen dat in deze kweekruimte:
(pg. 08)
- op twee rijen gaas een grote hoeveelheid henneptoppen lag te drogen. Dit bleek na weging een netto gewicht te zijn van 6,7 kilogram;
- er 8 zwarte plastic potten stonden met daarin elk een hennepplant met een hoogte van 127 centimeter. Deze planten waren voorzien van henneptoppen;
- er twee rijen met elk vijf assimilatielampen hingen, waarvan er telkens 3 brandden;
- een ventilator en kachel in werking waren;
- er 90 plastic potten stonden gevuld met potgrond waaruit de hennepplant was verwijderd;
- er 8 plastic potten stonden waaruit de aarde/plant reeds was verwijderd.
In het andere gedeelte van de zolder zagen wij:
- een kartonnen doos met daarin 74 stekjes;
- 11 zwarte potten met daarin een hennepplant;
- een groot vat met daarin water en een dompelpomp waaraan tuinslangen waren gekoppeld;
- een mand met daarin een hoeveelheid henneptoppen. Dit bleek na weging een netto gewicht van 1.450 gram;
- 10 transformatoren.
Vaststelling hennep
Wij constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet.
(pg. 10)
Gegevens verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] .
In de kwekerij werd een jas aangetroffen met daarin autosleutels behorende bij een VW Golf (
het hof begrijpt: Volkswagen Golf) voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Dit voertuig werd aangetroffen in de [straatnaam 1] . Het kenteken van dit voertuig staat ten name van [verdachte] . Voorts was gezien dat [verdachte] de woning betreden had. [verdachte] zelf is niet aangetroffen in de woning daar hij de woning is ontvlucht middels de voordeur.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 maart 2020 (pg. 31 en 32), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] :
(pg. 31)
Op 28 maart 2020 waren wij aanwezig in de woning aan de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] . Dit in verband met een aangetroffen hennepkwekerij op de zolder van de woning.
Wij zagen dat de zolder in twee ruimtes verdeeld was, gescheiden met een houten
wand waarin een deur gevestigd was. In de ruimte was een mand aanwezig met daarin een grote hoeveelheid henneptoppen. Wij zagen dat op korte afstand van de mand en jas lag. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , onderzocht de jas. De jas betrof een zwarte jas met bontkraag van het merk Moose Knuckles.
In een jaszak van de bovengenoemde jas werd een sleutelbos aangetroffen met daaraan een sleutel voor een Volkswagen. Mij, verbalisant [verbalisant 4] , was bekend dat een verdachte, die ontkomen was, was herkend door inspecteur van politie [verbalisant 5] . De verdachte zou zijn: [verdachte] , geboren [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] . Tevens was mij, verbalisant [verbalisant 4] , bekendgemaakt dat zijn voertuig nog in de [straatnaam 1] geparkeerd zou staan. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , liep met
(pg. 32)
de aangetroffen sleutel naar buiten. Ik stond voor de woning aan de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] . Ik, verbalisant [verbalisant 4] , drukte op de knop om het voertuig, behorend bij de sleutel, te ontgrendelen. Toen ik op de knop van ontgrendelen drukte zag ik knipperlichten oplichten van een zwarte Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat het voertuig een twintigtal meter verder dan de woning aan de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] geparkeerd stond.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag dat er op de achterbank van het voertuig twee grote
zakken met potgrond lagen. Het voertuig bleek op naam te staan van [verdachte] , geboren [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] .
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , onderzocht het voertuig en opende de kofferbak van het voertuig. Ik zag dat er een kartonnen doos aanwezig was in de kofferbak. Ik zag dat er in de doos een plastic doos aanwezig was met daarin voor mij ambtshalve bekende stekken van hennepplanten.
Tevens zag ik, verbalisant [verbalisant 4] , een kassabon in de kofferbak liggen. Ik zag dat
het een kassabon van de Karwei, gevestigd aan het [adres 2] betrof. Ik zag dat er op 25-03-2020 betaald was voor tweemaal vogelgaas Handson Verzinkt. Wij zagen dat er vogelgaas gebruikt was om henneptoppen op te drogen in de aanwezige kwekerij aan de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] .
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juni 2020 (pg. 64 t/m 66), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
(pg. 64)
Op 24 juni 2020 heb ik de beelden bekeken van de Karwei, gevestigd aan het [adres 2] . De beelden zijn gemaakt van de ingang van de Karwei en van kassa 1. De beelden hebben als datumstempel: 25-03-2020.
15:31:26 uur.
Op de camera entree is te zien dat een man naar binnen loopt. De man is ongeveer
25 jaar oud, lichte huidskleur, slank postuur, donker krullend haar. De man draagt een rood trainingsjack.
(pg. 65)
15:42:21 uur.
De man komt bij kassa 1 en legt twee rollen met vogelgaas op de loopband van de kassa. De kassière scant de producten en de man rekent af en neemt de kassabon in ontvangst.
(pg. 66)
Op het etiket is te lezen dat het om vogelgaas gaat.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juni 2020 (pg. 68), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 24 juni 2020 ontving ik van collega [verbalisant 6] een proces-verbaal. In dit proces verbaal zijn enkele foto's opgenomen waarop een jongeman is te zien. De foto's betreffen kennelijk opnames van een beveiligingscamera van de Karwei,
gevestigd aan het [adres 2] . De beelden zijn gemaakt van de ingang van de Karwei en van kassa 1. De beelden hebben als datumstempel: 25-03-2020.
Ik herken de persoon met het rode trainingsjack op de genoemde
afbeeldingen voor 100 % als zijnde de mij bekende: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] .
Ik ben ambtshalve bekend met [verdachte] omdat deze voorheen woonachtig was in de gemeente [plaatsnaam 3] en ik de afgelopen jaren veelvuldig met hem te maken heb gehad. Ik heb hem dit jaar nog op 26 maart 2020 zien rijden als bestuurder van een Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 2] .
5.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 6 februari 2023, voor zover inhoudende:
Op 28 maart 2020 was ik aanwezig in de woning [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] om hennep te knippen. Ik ben gevlucht toen ik gebonk hoorde en een raam werd ingeslagen.
De stekken die in mijn Volkswagen Golf zijn aangetroffen heb ik volgens mij in [plaatsnaam 1] opgehaald.
De in mijn auto aangetroffen kassabon van de Karwei lag daar omdat ik vogelgaas heb gehaald voor de hennepkwekerij. Het vogelgaas heb ik meegenomen naar de hennepkwekerij de dag voor de doorzoeking of de dag van de doorzoeking van de woning aan de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02-190173-18.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het tenlastegelegde. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte voor het geld waarmee de auto is aangeschaft heeft gewerkt en hij in de loop der jaren het geld bij elkaar heeft gespaard.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf" kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
De verdachte heeft op 24 november 2017 een Volkswagen Polo via Marktplaats gekocht van getuige [getuige] . De (ver)koopprijs van dit voertuig bedroeg € 6.250,00. De verdachte heeft de getuige contant betaald in coupures van € 50,00. De getuige heeft bij de politie verklaard dat de verdachte de briefjes van € 50,00 in pakketjes van 20 stuks had zitten. De politie heeft onderzoek gedaan naar de financiële situatie van de verdachte en daar blijkt uit dat de verdachte aan het eind van 2013 een banksaldo had van € 0,00 en aan het eind van de jaren 2014 t/m 2016 steeds een negatief banksaldo. Een banksaldo van het eind van 2017 is onbekend. Voorts volgt uit het onderzoek dat het netto-inkomen van de verdachte in de jaren 2013, 2014 en 2016 maximaal € 2.188,00 (namelijk in 2013) per jaar heeft bedragen, het netto-inkomen in 2015 onbekend is gebleven en het netto-inkomen in 2017 (januari t/m oktober) € 0,00 bedroeg.
De verdachte had aldus, behoudens een paar honderd euro aan zorgtoeslag op jaarbasis en een zeer beperkt inkomen van maximaal gemiddeld € 182,33 netto per maand in 2013 en in de jaren nadien zelfs substantieel minder dan wel geen inkomen, geen kenbaar vermogen waarmee hij de VW Polo voor een bedrag van € 6.250,00 eind november 2017 kon aankopen.
Op grond daarvan acht het hof het vermoeden gerechtvaardigd dat het geldbedrag in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
Het hof is van oordeel dat de verklaring die de verdachte daarover heeft gegeven niet als zo'n verklaring kan worden aangemerkt.
De verdachte heeft verklaard dat hij een deel van het geld heeft gewonnen in een casino, waarbij hij noemt Holland Casino in [plaatsnaam 5] en Funtastic in [Plaatsnaam 6] .. Dit geld zou hij hebben gewonnen op twee verschillende momenten. De verdachte noemt bedragen van een keer
€ 1.600,00 en € 350,00 maar blijft vaag over waar en wanneer (ergens vorig jaar in de winter) hij dit zou hebben gewonnen. Het bewijs dat hij van het casino zou hebben gekregen, heeft de verdachte -naar eigen zeggen- niet bewaard. Hij zou ook een aantal keer € 50,00 hebben verloren. Het gewonnen geld zou hij hebben gespaard, maar niet op zijn rekening hebben gestort. De verdachte heeft nagelaten zijn succesvolle casinobezoeken nader te specificeren of te onderbouwen met concrete verifieerbare informatie als waar en wanneer hij welk bedrag heeft ingezet, hoe hij aan dat bedrag kwam, en welk bedrag hij op welk moment in welk casino heeft gewonnen en verloren, zodat het voor het Openbaar Ministerie niet mogelijk was daar nader onderzoek naar te doen.
Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat een deel van het geld afkomstig was van een lening van een vriend. De verdachte heeft bij zowel de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg de mogelijkheid gehad de naam van deze vriend te noemen, maar was om hem moverende redenen niet genegen deze te noemen. Ook had hij kunnen verzoeken deze persoon te horen voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep, maar ook dit heeft hij niet gedaan. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte uiteindelijk de naam ‘ [betrokkene 3] ’ (griffier: spelling conform verklaring van de verdachte) genoemd. Het hof acht dit rijkelijk te laat gezien het feit dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar alle tijd heeft gehad de naam te noemen van zijn vriend. Bovendien heeft de verdachte noch in de afgelopen vijf jaar, noch voorafgaande aan de zitting in hoger beroep na ontvangst van de dagvaarding, noch ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om enig nader onderzoek ter zake van de gestelde geldlening. Evenmin heeft de verdachte een schriftelijke verklaring van [betrokkene 3] overgelegd die de gestelde geldlening zou kunnen bevestigen.
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij als kapper het geld zou hebben verdiend met het knippen van klanten. Hij was zzp’er. Hij zou het geld verdiend hebben met het verrichten van 107 knipbeurten. Uit de beschikbare gegevens omtrent de door de verdachte verrichte kapperswerkzaamheden leidt het hof af dat deze verklaring de verdachte in de onderhavige zaak niet kan baten, omdat de verdachte pas vanaf 1 december 2017 ingeschreven stond bij de Kamer van Koophandel als zzp’er. Het geld dat de verdachte -naar eigen zeggen- heeft verdiend met die 107 knipbeurten ziet aldus op inkomen dat hij ná aankoop van het voertuig heeft gegenereerd. Hiervoor ziet het hof bevestiging in de bij de doorzoeking in de woning van de verdachte aangetroffen agenda van het jaar 2017, waarin nagenoeg niets was ingevuld met uitzondering van notities bij de maand december. In de vakjes van de decemberdagen stonden getallen en onderaan de bladzijde stond “107x geknipt”. Van overige administratie betreffende verdachtes knippraktijken dan wel gegevens van klanten die zouden kunnen bevestigen dat de verdachte hen op enig moment vóór december 2017 heeft geknipt, is het hof niet gebleken. Zo was de verdachte, desgevraagd ter terechtzitting in hoger beroep, om hem moverende redenen (nog steeds) niet bereid om dergelijke informatie aan het hof te verschaffen.
Gelet op dit alles is het hof van oordeel dat het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen onvoldoende aanleiding geeft tot het gelasten van een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Het verweer, behelzende het verwijt dat het Openbaar Ministerie daartoe ambtshalve niet (eerder) is overgegaan, raakt dan ook kant noch wal. Er is daarom naar het oordeel van het hof geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld waarmee de Volkswagen Polo door de verdachte is aangekocht onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 02-261435-20.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het onder 2 tenlastegelegde. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte louter aanwezig was in de hennepkwekerij om hennepplanten te knippen, maar dat hij niet de eigenaar is van de aangetroffen hennepkwekerij.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 28 maart 2020 trof de politie een in werking zijnde hennepkwekerij aan in de woning aan de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] . In die hennepkwekerij werd een jas aangetroffen met daarin een autosleutel. De autosleutel bleek van de auto van de verdachte te zijn, welke stond geparkeerd in de straat waaraan de hennepkwekerij werd aangetroffen. In de auto van de verdachte werden vervolgens stekjes, zakken potgrond en een kassabon van de Karwei aangetroffen. Op deze kassabon is te lezen dat op 25 maart 2020 twee stuks vogelgaas zijn gekocht. Op camerabeelden van de Karwei is een man te zien die het vogelgaas koopt. Deze man wordt vervolgens door verbalisant [verbalisant 5] herkend als de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 28 maart 2020 in de woning aan de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] aanwezig was om hennep te knippen en dat hij het vogelgaas, waarvan de kassabon is aangetroffen in zijn auto, heeft aangeschaft voor de hennepkwekerij. Dit was hem gevraagd door degene die hem ook had gevraagd hennep te knippen. Diezelfde persoon had hem ook gevraagd de hennepstekken en potgrond op te halen, hetgeen de verdachte ook heeft gedaan. En op verzoek van diezelfde persoon heeft de verdachte ook anderen opgehaald die met hem in de kwekerij hennep hebben geknipt. De verdachte kreeg aldus instructies van een persoon, waarvan hij de naam niet wenst te noemen, en is -naar eigen zeggen- twee keer in de woning geweest om hennep te knippen.
De verdachte heeft ontkend dat hij de eigenaar was van de hennepkwekerij, hij geen hennep heeft geteeld, maar dat hij slechts twee keer in de woning was om hennep te knippen. Op 28 maart 2020 was hij er de tweede keer.
Het hof is van oordeel dat deze verklaring van de verdachte dat hij louter fungeerde als een soort van loopjongen die slechts instructies opvolgde en voor een paar honderd euro ter plaatse hennep ging knippen, niet aannemelijk is geworden en schuift deze als ongeloofwaardig terzijde, nu het het hof op basis van de voorhanden bewijsmiddelen vaststelt dat de verdachte betrokken was bij alle stadia van hennepteelt. Zo zijn op 28 maart 2020 in de auto van de verdachte stekjes en potgrond aangetroffen, heeft de verdachte op 25 maart 2018 vogelgaas gekocht dat op 28 maart 2018 in de kwekerij werd aangetroffen onder henneptoppen die daarop lagen te drogen en was hij meermalen, waaronder op 28 maart 2020 op de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] aanwezig in de in werking zijnde hennepkwekerij, waar hij bezig was met de oogst van hennep. Verdachte was zodanig nauw betrokken bij deze hennepteelt dat hij zich niet van het daderschap daarvan kan distantiëren. Gelet hierop concludeert het hof dat de verdachte zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen en opzettelijk aanwezig hebben van hennep.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumenerd acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-190173-18 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

witwassen.

Het in de zaak met parketnummer 02-261435-20 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 02-261435-20 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich op 24 november 2017 schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een geldbedrag van € 6.250,00. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van de verdachte het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst aan criminele gelden het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Voorts is bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – medeplegen van het opzettelijk bewerken van hennepplanten en het opzettelijk telen en het aanwezig hebben van verschillende hennepproducten. Door deze bewezenverklaarde feiten wordt de illegale handel in softdrugs in stand gehouden, welke handel vaak allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten tot gevolg heeft. Daarnaast is het frequent gebruik van softdrugs schadelijk voor de volksgezondheid. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij daaraan – zij het indirect – een bijdrage heeft geleverd.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 december 2022, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen is veroordeeld ter zake van de Opiumwet. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte kennelijk niet het laakbare van zijn handelen doen inzien en hebben hem er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten. Het hof houdt daarnaast rekening met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ten overstaan van het hof is door de verdachte naar voren gebracht dat hij momenteel werkt als zelfstandige in de interieur-/stellingbouw, hij (nog steeds) samenwoont met zijn partner en hij betalingsregelingen heeft getroffen voor zijn schulden.
Gelet op aal het vorenoverwogene kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen (4 maanden), met aftrek van voorarrest, bij dergelijke feiten in beginsel passend en geboden is.
Overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep
Het hof stelt voorop dat elke veroordeelde recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Voorts heeft in deze zaak als uitgangspunt te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat hoger beroep is ingesteld. Van deze termijnen kan worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Het hof is gebleken dat de redelijke termijn in de fase van eerste aanleg is overschreden. Het hof is van oordeel dat de redelijke termijn in eerste aanleg is aangevangen op 22 maart 2018. Op die datum is de verdachte immers in verzekering gesteld, waarna de rechtbank op 1 februari 2021 vonnis heeft gewezen ter zake van de gevoegde zaken. Gelet hierop is er in de fase van eerste aanleg sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 11maanden. Van bijzondere omstandigheden die nopen tot het in aanmerking nemen van een andere termijn in eerste aanleg is het hof niet gebleken.
Nu niet is gebleken dat deze overschrijding aan de verdachte en/of zijn raadsman zijn te wijten, is het hof dan ook van oordeel dat deze overschrijding verdisconteerd dient te worden in de op te leggen straf.
Het hof is gebleken dat de redelijke termijn in de fase van hoger beroep ook is overschreden. Namens de verdachte is immers op 1 februari 2021 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof bij arrest van heden, 20 februari 2023 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep –, arrest wijst. Gelet hierop is er in de fase van hoger beroep sprake van een overschrijding van bijna 3 weken.
Het hof is van oordeel dat de schending van de redelijke termijn in hoger beroep aan de verdachte te wijten is, nu de onderhavige strafzaak reeds eerder, namelijk op 5 oktober 2022, ter terechtzitting in hoger beroep stond gepland voor de inhoudelijke behandeling en dat deze zitting geen doorgang kon vinden omdat de verdachte op 5 oktober 2022 niet aanwezig kon zijn en gebruik wilde maken van zijn aanwezigheidsrecht. Gelet hierop, en gelet op de zeer geringe overschrijding, volstaat het hof met de enkele constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep is geschonden.
Nu het hof hiervoor heeft overwogen de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg te verdisconteren in de strafmaat, zal het hof een korting toepassen van 10%. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 108 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Beslag
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02-190173-18.
De hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven Volkswagen Polo, het kentekenbewijs en de sleutels van die Volkswagen Polo zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met betrekking tot deze voorwerpen het tenlastegelegde en bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 02-190173-18 is begaan. Het hof zal de voorwerpen verbeurdverklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 02-261435-20.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat de onder hem inbeslaggenomen Volkswagen Golf reeds aan hem, althans de lease-maatschappij, is teruggegeven. Dit betrof een leaseauto. Nu kennelijk geen beslag meer rust op dit voorwerp en dit reeds is geretourneerd aan de rechthebbende, ziet het hof geen aanleiding hierover te beslissen.
Van de in het dictum nader te noemen onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven jas, zal het hof de teruggave aan de verdachte als rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-190173-18 en in de zaak met parketnummer 02-261435-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-190173-18 en in de zaak met parketnummer 02-261435-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
108 (honderdacht) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
− een Volkswagen Polo; kenteken [kenteken 1] (PL2000-2018038953-1811435);
− een kentekenbewijs; [kenteken 1] (PL2000-2018038953-1859532);
− sleutels vw Polo [kenteken 1] (2 stuks) (PL2000-2018038953-185493).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
− kleding (Jas; Moose Knuckles) (PL2000-2020077416-2176200).
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 20 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.