In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek van de vader om de huidige omgangsregeling met zijn kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], uit te breiden. De vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, stelt dat zijn leven nu stabieler is en dat hij beter in staat is om aan de afspraken met de hulpverlening te voldoen. De kinderen zijn sinds 2015 in een pleeggezin geplaatst en hebben een belaste achtergrond, wat hun kwetsbaarheid vergroot. De huidige omgangsregeling, die de vader eenmaal per vier weken één uur begeleid contact met de kinderen biedt, wordt door de vader als onvoldoende ervaren. Hij verzoekt om een uitbreiding van deze regeling, zodat hij meer tijd met zijn kinderen kan doorbrengen.
De GI (Stichting Jeugdbescherming Brabant) en de pleegouders hebben echter bezwaar gemaakt tegen de uitbreiding van de omgangsregeling. Zij wijzen op de kwetsbaarheid van de kinderen en de noodzaak van stabiliteit en structuur in hun leven. De GI heeft aangegeven dat de kinderen, vooral [minderjarige 1], na de omgangsmomenten veranderingen in gedrag vertonen en dat de huidige regeling al veel van hen vraagt. De raad voor de kinderbescherming heeft ook geadviseerd om het verzoek van de vader niet toe te wijzen, gezien de ontwikkeling van de kinderen en de onduidelijkheid over hun hechting aan de vader.
Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de huidige omgangsregeling in het belang van de kinderen is en dat er geen voldoende wijziging van omstandigheden is om de regeling te veranderen. De kinderen hebben behoefte aan voorspelbaarheid en stabiliteit, en de huidige regeling biedt hen de nodige structuur. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen, waarbij het belang van de kinderen voorop staat.