3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Op 1 oktober 1998 hebben de heren [appellant] , [persoon A] en [geïntimeerde 1] de vennootschap onder firma genaamd [appellante 1] opgericht.
Tussen deze vennoten van [appellante 1] werd in november 1998 een eerste vennootschapsakte gesloten. In artikel 18 van deze vennootschapsakte staat:
“Geen der vennoten zal bevoegd zijn gedurende de eerste vijf jaar na zijn/haar uittreden alleen of met anderen werkzaam te zijn, of geldelijk, of in welke andere vorm ook, rechtstreeks of zijdelings deel te nemen in een soortgelijk bedrijf als het door de vennootschap uitgeoefende, tenzij met goedvinden van de voortzettende venno(o)t(en).” (hierna: het concurrentiebeding uit1998, hof)
Op 30 maart 2012 zijn [appellante 3] en [appellante 2] opgericht. Enig aandeelhouder en zelfstandig bestuurder van [appellante 2] is [appellante 3] De heren [appellant] , [persoon A] en [geïntimeerde 1] waren door middel van hun persoonlijke vennootschappen ( [geïntimeerde 2] , [Y] Holding B.V. en [Z] B.V. ) bestuurder van [appellante 3]
[appellante 1] en [appellante 2] exploiteren een onderneming op het gebied van draad- en zinkvonken. [appellante 2] gebruikt blijkens het uittreksel uit het handelsregister de handelsnamen [appellante 2] , [ handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] .
Op 1 januari 2016 is een nieuwe vennootschap onder firma [appellante 1] opgericht door de heren [geïntimeerde 1] en [appellant] en door [appellante 2] In 2016 hebben de vennoten van [appellante 1] een nieuwe vennootschapsakte getekend. In artikel 13 lid 2 van deze vennootschapsakte staat:
“Een niet-voortzettende vennoot is het verboden direct of indirect voor eigen rekening en risico een gelijkwaardige onderneming na het beëindigen van de personenvennootschap te exploiteren” (hierna: het concurrentiebeding uit 2016, hof)
De heren [appellant] , [persoon A] en [geïntimeerde 1] zijn eind 2016, begin 2017 in gesprek geraakt over de beëindiging van de samenwerking met [geïntimeerde 1] . Partijen hebben over deze beëindiging afspraken gemaakt, die onder meer inhouden dat [appellante 3] de aandelen heeft gekocht die door [geïntimeerde 2] in haar kapitaal werden gehouden en dat [geïntimeerde 1] zijn aandeel in [appellante 1] heeft overgedragen aan de heer [appellant] en [appellante 2] De laatste bespreking daarover heeft plaatsgevonden op 4 juli 2017. Daarbij waren aanwezig de heren [appellant] , [persoon A] , [geïntimeerde 1] , [persoon B] , administratief belastingconsulent, en [persoon C] . Partijen hebben allesomvattende afspraken gemaakt die [persoon C] in een mail van 5 juli 2017 aan de heren [appellant] , [persoon A] en [geïntimeerde 1] , met kopie aan [persoon B] , heeft vastgelegd. De heren [appellant] , [persoon A] en [geïntimeerde 1] hebben deze mail voor akkoord getekend.
De afspraken zijn vervolgens vastgelegd in een notariële akte “inkoop aandelen [appellante 3] ”, die op 21 juli 2017 is gepasseerd. Onderdeel H van deze notariële akte bevat onder meer de volgende bepalingen:
“1. Overdrager ( [geïntimeerde 2] , hof) en [geïntimeerde 1] verbinden zich tegenover de Vennootschap ( [appellante 3] , hof) tot een juli tweeduizend twintig (01-07-2020), direct noch indirect, in welke vorm of hoedanigheid dan ook betrokken te zijn en/of belang te hebben bij activiteiten en/of producten op het gebied van draad- en zinkvonken, behalve met toestemming van de Vennootschap. Het is [geïntimeerde 1] wel toegestaan om per een juli tweeduizend achttien (01-07-2018) in loondienst te treden als draadvonker. (hierna aan te duiden als: het concurrentiebeding, hof)
Verder verbinden Overdrager en [geïntimeerde 1] zich tegenover de Vennootschap tot een juli tweeduizend twintig (01-07-2020):
a.
geen werknemers, afnemers, leveranciers of andere bij de Vennootschap betrokken personen die zijn opgenomen op de aan deze akte gehechte lijst ertoe te bewegen of proberen te bewegen hun contacten en/of contracten met de Vennootschap geheel of gedeeltelijk te verbreken (hierna aan te duiden als: het relatiebeding, hof) ;
b.
direct noch indirect de naam, de handelsnaam, het handelsmerk of enig ander intellectueel eigendomsrecht van de Vennootschap te voeren of gebruiken; (hierna aan te duiden als: het handelsnaambeding, hof) en
c.
behalve voor zover wettelijk of anderszins vereist, informatie – die betrekking heeft op een vertrouwelijk of geheim aspect van het bedrijf van de Vennootschap, direct of indirect publiceren of op een andere manier voor derden toegankelijk maken, dan wel, ongeacht of deze informatie vertrouwelijk dan wel geheim is, enige lijst van afnemers of leveranciers of andere informatie met betrekking tot afnemers of leveranciers of personen of instanties die met de Vennootschap zaken doen of hebben gedaan, direct of indirect gebruiken, publiceren of anderszins - voor derden toegankelijk maken.(hierna aan te duiden als: het geheimhoudingsbeding, hof)
Bij een inbreuk op een van de in onderdeel H omschreven verplichtingen is de overtreder aan de Vennootschap een direct opeisbare boete van vijfduizend euro (€ 5.000,00), verschuldigd voor iedere inbreuk, evenals een direct opeisbare boete van één duizend euro (€ 1.000,00) voor elke dag dat de inbreuk voortduurt, echter met een maximum van een honderd duizend euro (€ 100.000,00), zonder dat enige ingebrekestelling of gerechtelijke tussenkomst vereist is en onverminderd het recht van de Vennootschap om volledige vergoeding te vragen van de als gevolg van een dergelijke inbreuk geleden schade, voor zover deze uitgaat boven het bedrag van de verschuldigde boete(s).”
[persoon D] is enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 1]
Op 19 maart 2018 is [bedrijf 2] opgericht. In het handelsregister zijn als activiteiten van deze vennootschap onder meer vermeld: het verrichten van draadvonkwerk voor derden. [bedrijf 1] is enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 2]
Volgens een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, ondertekend op 12 juni 2018 door [persoon D] en [geïntimeerde 1] , is [geïntimeerde 1] met ingang van 1 juli 2018 voor de duur van 12 maanden in dienst getreden bij [bedrijf 2] als draadvonker.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep deelde [geïntimeerde 1] mede dat hij en zijn zoon momenteel bij [bedrijf 2] in loondienst werkzaam zijn als draadvonker.
De procedure in eerste aanleg
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [appellante] na wijzigingen van eis gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde] om het aanbieden van draad- en zinkvonkwerkzaamheden in de ruimste zin des woords met gebruikmaking van de know how en kennis en kunde en/of de draadvonkmachine van [geïntimeerde] te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom;
[geïntimeerde] te verbieden om direct of indirect, in welke vorm of hoedanigheid dan ook betrokken te zijn en/of belang te hebben bij activiteiten en/of producten op het gebied van draad- en zinkvonken voor onbepaalde tijd, althans tot 1 juli 2020, op straffe van een dwangsom;
[geïntimeerde] te verbieden werknemers, afnemers of andere bij [appellante] betrokken personen die zijn opgenomen op de aan de notariële akte d.d. 21 juli 2017 gehechte lijst ertoe te bewegen of proberen te bewegen hun contracten en/of contracten met [appellante] geheel of gedeeltelijk te verbreken op straffe van een dwangsom;
[geïntimeerde] te verbieden informatie die betrekking heeft op een vertrouwelijk of geheim aspect van [appellante] direct of indirect te publiceren of op een andere manier voor derden toegankelijk te maken, danwel, ongeacht of deze informatie vertrouwelijk dan wel geheim is, enige lijst van afnemers of leveranciers of andere informatie met betrekking tot afnemers of leveranciers of instanties die met [appellante] zaken doen of hebben gedaan, direct of indirect te gebruiken, te publiceren of anderszins voor derden toegankelijk te maken op straffe van een dwangsom;
hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van verbeurde boetes wegens het meermaals handelen in strijd met artikel H1 het concurrentiebeding, H.2. (a) het relatiebeding, H.2.(b) het handelsnaambeding en H.2.(c) het geheimhoudingsbeding en schadevergoeding bij wege van voorschot te begroten op € 75.000,00 en nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 10.000,00 uit hoofde van verbeurde boetes vanwege het tweemaal handelen in strijd met artikel H.1. concurrentiebeding door (i) de draadvonkmachine te kopen en (ii) de draadvonkmachine te verkopen;
hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de kosten van het voorlopig getuigenverhoor en de proces- en nakosten van deze procedure.
3.2.2.Aan deze vorderingen heeft [appellante] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] zich schuldig maken aan overtreden van de gesloten concurrentiebedingen, het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding. Zij handelen onrechtmatig jegens [appellante] , aldus [appellante]
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2.4.Na een gehouden mondelinge behandeling heeft de rechtbank in het eindvonnis van 23 februari 2022 de vorderingen van [appellante] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.
De omvang van het hoger beroep