ECLI:NL:GHSHE:2023:57

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
200.287.059_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de vaststelling van een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, en de vader, verzoeker in incidenteel hoger beroep, zijn in een geschil verwikkeld over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank Limburg had eerder een beschikking gegeven waarin de moeder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag en het verzoek om vervangende toestemming voor het aanmelden van [minderjarige] op school werd afgewezen. Het hof heeft de ouders verwezen naar een jeugdhulptraject, maar deelname aan dit traject heeft geen doorgang gevonden.

Het hof heeft op 12 januari 2023 de bestreden beschikking vernietigd voor zover het betreft de reguliere zorgregeling. Het hof heeft bepaald dat [minderjarige] gedurende drie achtereenvolgende weekenden van vrijdag na school tot maandag voor school bij de moeder verblijft, waarbij de moeder verantwoordelijk is voor het ophalen en terugbrengen. Daarnaast heeft het hof bepaald dat [minderjarige] in de periode van tien dagen tussen de twee weekenden dat hij bij de moeder verblijft, met de moeder via Facetime of telefonisch contactmomenten heeft. De ouders zijn in staat geacht om onderling afspraken te maken over de verdeling van het verblijf van [minderjarige] tijdens vakanties en feestdagen, en deze regeling is bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 januari 2023
Zaaknummer: 200.287.059/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/268798 / FA RK 19-3332
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.L. Smits-Emons.
Deze zaak gaat over
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Limburg, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking d.d. 5 augustus 2021

Bij die beschikking heeft het hof op het principaal en incidenteel hoger beroep:
- de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag en het belasten van de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] ;
- het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen, ter vervanging van de toestemming van de vader, voor het aanmelden van [minderjarige] op basisschool [basisschool] aan de [adres] te [plaats 1] , afgewezen;
- de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 september 2020, voor wat betreft de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader, bekrachtigd;
- bepaald dat voorlopig, tot daarop nader wordt beslist, de bij de bestreden beschikking vastgelegde contactregeling voor wat betreft het telefonisch contactmoment, de weekendregeling en de regeling omtrent het halen en brengen, wordt gehandhaafd;
- bepaald dat voorlopig, tot daarop nader wordt beslist, ten aanzien van de verdeling van de vakanties en feestdagen uitvoering wordt gegeven aan het voorstel van de moeder, zoals overgelegd als producties 5 en 6 bij het beroepschrift;
- die beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de ouders in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan het jeugdhulptraject Kinderen uit de Knel in het kader van het Uniform Hulpaanbod (UHA);
- indien het jeugdhulptraject niet wordt gestart of voortijdig wordt beëindigd, dan wel als de raad daartoe zelf aanleiding ziet, voorwaardelijk opdracht aan de raad gegeven onderzoek te doen en advies uit te brengen naar de volgende vraag: welke verdeling van de zorg- en opvoedtaken (hierna ook: de zorgregeling) is in het belang van [minderjarige] ;
- bepaald dat de ouders in kennis worden gesteld van de mogelijkheid om te reageren op de ingediende stukken (de rapportage van de jeugdhulpaanbieder en/of de rapportage van de raad) zoals onder rechtsoverweging 3.7.9 van die beschikking is overwogen;
- iedere verdere beslissing aangehouden tot pro forma 12 mei 2022 in afwachting van het rapport van de jeugdhulpaanbieder en/of het rapport en advies van de raad.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De ouders zijn door het hof bij beschikking van 5 augustus 2021 verwezen naar het UHA, traject Kinderen uit de Knel. Deelname aan dit traject heeft geen doorgang gevonden. De vader heeft kenbaar gemaakt dat het voor hem niet mogelijk was om deel te nemen.
6.2.
De raad heeft hierna – zoals het hof voorwaardelijk aan de raad heeft verzocht bij beschikking van 5 augustus 2021 – onderzoek verricht en bij rapport van 18 mei 2022 advies uitgebracht met betrekking tot de vraag welke verdeling van de zorg- en opvoedtaken in het belang van [minderjarige] is.
6.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- voornoemd rapport van de raad van 18 mei 2022;
- een e-mailbericht van de advocaat van de vader d.d. 23 juni 2022;
- een e-mailbericht van de advocaat van de moeder d.d. 23 juni 2022.
6.4.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Kreutzkamp;
- de vader, bijgestaan door mr. Smits-Emons;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

7.De verdere beoordeling

7.1.
Ter beoordeling van het hof ligt thans nog voor de zorgregeling.
Advies van de raad
7.2.
De raad heeft bij raadsrapport van 18 mei 2022 over de zorgregeling voor [minderjarige] het volgende geadviseerd.
De raad vindt het meest wenselijk dat [minderjarige] drie weekenden in de maand bij de moeder is (van vrijdag na school tot maandag voor school) en één weekend bij de vader, waarbij de moeder [minderjarige] in de periode rondom het weekend dat hij bij de vader is, één dag mag opzoeken in [plaats 2] om iets leuks te gaan doen of waarbij er een Facetime contact plaatsvindt. Ten aanzien van de vakanties adviseert de raad deze in onderling overleg te verdelen bij helfte.
De raad vindt het in het belang van [minderjarige] dat – in de weekenden dat [minderjarige] bij de moeder verblijft – de moeder [minderjarige] op vrijdag vanuit school ophaalt en op maandag naar school brengt, zodat de overdrachtsmomenten tussen de ouders worden geminimaliseerd. De raad benadrukt met klem dat in de weekenden dat [minderjarige] bij de vader is, de vader ook daadwerkelijk tijd voor [minderjarige] vrij maakt en hij er voor hem is. De raad vindt het tevens noodzakelijk dat wanneer [minderjarige] wordt uitgenodigd voor een kinderfeestje van een vriendje/vriendinnetje, zowel de moeder als de vader het voor [minderjarige] mogelijk maakt om hieraan deel te nemen.
Verzoeken en standpunten van de ouders
Verzoeken en standpunten van de moeder
7.3.
De moeder heeft aanvankelijk bij beroepschrift verzocht, voor zover hier van belang, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- voorwaardelijk, voor het geval de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader zal blijven, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, te bepalen dat [minderjarige] bij de moeder zal verblijven alle weekenden van vrijdag na school tot zondag 16.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] op vrijdag op school zal ophalen en de vader [minderjarige] op zondag bij de moeder zal ophalen;
- voorwaardelijk, voor het geval de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader zal blijven, vast te stellen dat op woensdag tussen 18.00 uur en 20.00 uur, buiten aanwezigheid van de vader, een telefonisch contactmoment zal zijn tussen de moeder en [minderjarige] , waarbij de vader een dwangsom verbeurt van € 500,- per keer en voor iedere keer dat hij, in strijd met deze vaststelling, tijdens dat telefonisch contact aanwezig is;
- een vakantieregeling tussen de ouders vast te stellen conform de voorstellen van de moeder vanaf het kalenderjaar 2021 en die voorstellen deel te laten uitmaken van de te nemen beschikking.
7.4.
In reactie op het raadsrapport heeft de advocaat van de moeder bij e-mailbericht van 23 juni 2022 aan het hof bericht dat de moeder bezwaren heeft tegen het raadsadvies. De moeder heeft, kort gezegd, er geen vertrouwen in dat de extra omgangsdag of het extra belmoment in de periode van twee weken dat zij [minderjarige] niet ziet, behoorlijk kan worden ingevuld. Zij acht deze daarom niet in het belang van [minderjarige] . Het is voor haar ook financieel niet haalbaar, indien zij op een extra dag op en neer naar [plaats 2] moet reizen. Voor de moeder is het belangrijk dat [minderjarige] ieder weekend bij haar verblijft.
Bij voornoemd e-mailbericht heeft de moeder haar verzoek in principaal hoger beroep gewijzigd en vermeerderd. Tijdens de mondelinge behandeling is dit verzoek besproken en heeft de moeder haar verzoek toegelicht als volgt.
7.5.
De moeder verzoekt – na wijziging en vermeerdering van haar verzoek – te bepalen dat [minderjarige] bij de moeder verblijft:
- primair: wekelijks van vrijdag na school tot maandagochtend naar school;
- subsidiair: wekelijks van vrijdag na school tot zondag 16.00 uur;
- meer subsidiair: gedurende drie achtereenvolgende weekenden van vrijdag na school tot zondag 16.00 uur en één weekend van vrijdag na school tot zaterdag 16.00 uur.
De moeder handhaaft haar verzoek met betrekking tot het telefonisch contactmoment met oplegging van een dwangsom, voor het geval het hof beslist dat [minderjarige] niet ieder weekend bij haar is.
Verzoeken en standpunten van de vader
7.6.
De vader heeft aanvankelijk bij verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep verzocht, voor zover hier van belang:
in principaal hoger beroep
de verzoeken van de moeder af te wijzen;
in incidenteel hoger beroep
een zorg- en contactregeling vast te stellen inhoudende dat [minderjarige] om het weekend van vrijdag na school tot zondag 16.00 uur bij de moeder zal verblijven waarbij de moeder [minderjarige] persoonlijk van school haalt en de moeder [minderjarige] persoonlijk terug brengt naar de vader, subsidiair te bepalen dat de vader [minderjarige] zal ophalen in [plaats 1] , waarbij de moeder een compensatie voor de reiskosten aan de vader dient te betalen van € 82,- respectievelijk € 41,- per maand.
7.7.
In reactie op het raadsrapport heeft de advocaat van de vader bij e-mailbericht van 23 juni 2022 aan het hof bericht dat de vader zich met het raadsadvies kan verenigen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader toegelicht wat dit standpunt betekent voor zijn verzoek. Hij handhaaft zijn verzoek, omdat hij het liefst heeft dat [minderjarige] één weekend per veertien dagen bij de moeder verblijft, maar hij kan zich vinden in het voorstel van de raad.
Motivering van de beslissing
7.8.
Het hof overweegt als volgt.
7.8.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
ten aanzien van de reguliere zorgregeling
7.8.2.
Uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is het hof gebleken dat de ouders de afgelopen maanden in onderling overleg afspraken hebben kunnen maken over de zorgregeling. [minderjarige] is, vaker dan in de vastgestelde voorlopige zorgregeling is bepaald, gedurende een paar maanden wekelijks bij de moeder verbleven van vrijdag na school tot maandag voor school.
De moeder heeft behoefte aan een wekelijkse basisregeling zoals door haar is verzocht, terwijl de vader de door hem verzochte beperktere reguliere zorgregeling wenst waarbij de ouders het extra verblijf van [minderjarige] bij de moeder in onderling overleg blijven regelen.
7.8.3.
Het hof volgt het advies van de raad, dat [minderjarige] – in een cyclus van vier weken –
drie weekenden bij de moeder verblijft van vrijdag na school tot maandag voor school en vervolgens één weekend bij de vader. Naast een ruime weekendregeling met de moeder, wordt aan [minderjarige] op deze wijze de ruimte geboden om in één weekend per vier weken zijn contacten met familie, vrienden en sportvereniging in [plaats 2] te onderhouden.
Gelet op de begin- en eindtijd van de weekendregeling die verband houden met de schooltijden van [minderjarige] , zal het hof bepalen dat de moeder zorgdraagt voor het ophalen en terugbrengen van [minderjarige] (tijdens de schoolperiode bij de school en buiten de schoolperiode bij de vader).
De periode tussen de twee omgangsweekenden waarbij [minderjarige] tussentijds één weekend niet bij de moeder verblijft, betreft tien dagen. De moeder heeft kenbaar gemaakt dat fysiek contact tussen haar en [minderjarige] in die periode niet haalbaar is. Het hof zal bepalen dat in die periode [minderjarige] met de moeder via Facetime of telefonisch twee contactmomenten heeft, zodat zij op die wijze contact houden. Gebleken is dat er reeds via Facetime contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] zijn en dat de vader het goed vindt dat deze contacten plaatsvinden. Om die reden ziet het hof, anders dan de moeder heeft verzocht, geen reden om een dwangsom aan deze contactmomenten te verbinden. Het ligt op de weg van beide ouders om er voor zorg te dragen dat (ook) dit contact op onbelaste wijze kan plaatsvinden.
7.8.4.
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de reguliere zorgregeling betreft en beslissen als hierna wordt vermeld.
Het staat de ouders vrij om in onderling overleg van deze regeling af te wijken.
ten aanzien van de vakanties en feestdagen
7.8.5.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking bepaald dat [minderjarige] gedurende de helft van de vakanties en feestdagen bij de moeder verblijft, waarbij de ouders de verdeling in onderling overleg zullen vaststellen.
De vader wil deze verdeling bij helfte, in onderling overleg vast te stellen, continueren. Omdat zijn werktijden steeds wisselen, wil hij geen vooraf vastgesteld schema met betrekking tot de vakanties en feestdagen.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de ouders onderling tot een vakantieregeling voor [minderjarige] kunnen komen. Voor haar is het belangrijk dat dit overleg tijdig plaatsvindt, omdat zij eind november haar vakantiedagen voor het opvolgend jaar moet doorgeven.
7.8.6.
Het hof acht de ouders in staat om onderling afspraken over de verdeling van het verblijf van [minderjarige] tijdens vakanties en feestdagen te maken, nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij voor 2023 deze afspraken hebben gemaakt.
Het hof zal daarom de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling met betrekking tot de vakanties en feestdagen bekrachtigen.
Proceskosten
7.9.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 september 2020, voor zover het betreft de reguliere zorgregeling,
en, opnieuw beschikkende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , als regeling vast dat:
- [minderjarige] bij de moeder verblijft gedurende drie achtereenvolgende weekenden van vrijdag na school tot maandag voor school, waarbij de moeder zorgdraagt voor het ophalen en terugbrengen (tijdens de schoolperiode bij de school en buiten de schoolperiode bij de vader);
- [minderjarige] – in de periode van tien dagen tussen de twee weekenden dat [minderjarige] bij de moeder verblijft, waarbij hij tussentijds één weekend niet bij haar verblijft – met de moeder via Facetime of telefonisch twee contactmomenten heeft;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 september 2020, voor zover het betreft de verdeling van het verblijf van [minderjarige] bij de ouders gedurende de vakanties- en feestdagen bij helfte, tussen de ouders in onderling overleg vast te stellen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en E.M.C. Dumoulin en is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.