ECLI:NL:GHSHE:2023:567

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
200.310.790_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voornaamswijziging van een minderjarige na verwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een verzoek tot voornaamswijziging van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2019, na een verwijzing door de Hoge Raad. De vader, die in hoger beroep is gegaan, heeft het hof verzocht om de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 12 maart 2020 te vernietigen, waarin de wijziging van de voornamen van de minderjarige was gelast. De moeder, die de wijziging had aangevraagd, heeft betoogd dat er zwaarwegende belangen zijn voor de wijziging, onder andere vanwege de naam van de vader die een smet zou zijn binnen hun kerkelijke gemeenschap. Het hof heeft echter geoordeeld dat de moeder onvoldoende zwaarwegende belangen heeft aangetoond om de voornaam van de minderjarige te wijzigen. Het hof heeft overwogen dat de vader inmiddels de minderjarige heeft erkend en dat er een zorgregeling is vastgesteld. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en het verzoek van de moeder tot wijziging van de voornamen is afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Zaaknummer gerechtshof: 200.310.790/01
Zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: C/16/496342 FO RK 20-134
Zaaknummer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden: 200.279.266
Beschikking van de meervoudige kamer van 16 februari 2023
inzake:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.R. de Boorder,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D. de Waal.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: [regio] ;
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over de procedure tot voornaamswijziging van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019 (hierna te noemen: [minderjarige] ).

1.Het geding

1.1.
De Hoge Raad der Nederlanden (hierna: de Hoge Raad) heeft bij beschikking van 22 april 2022 de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 november 2020 vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof voor verdere behandeling en beslissing.
1.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van de volgende stukken:
  • een schrijven van 18 mei 2022 van de zijde van de vader, met het procesdossier tot en met de verwijzing door de Hoge Raad;
  • het V6-formulier met bijlagen (producties 1 tot en met 3) van de advocaat van de moeder d.d. 20 juni 2022;
  • de memorie na verwijzing namens de vader met producties van 11 augustus 2022;
  • de memorie van antwoord na verwijzing namens de moeder met producties van
26 september 2022;
  • het V6-formulier met bijlage (productie 19: brief vader) van de advocaat van de vader d.d. 23 december 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen (geboorte akte en akte van erkenning) van de advocaat van de vader d.d. 30 december 2022;
  • het V6-formulier met bijlage (productie 10: brief moeder) van de advocaat van de moeder d.d. 4 januari 2023;
  • het V6-formulier met bijlage (productie 21: concept geboortekaartje) van de advocaat van de vader d.d. 6 januari 2023;
  • de door de advocaat van de vader overlegde pleitnota tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. De Boorder;
  • de moeder, bijgestaan door mr. De Waal;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben van 2014 tot eind 2019 een relatie gehad. Tijdens deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2.
Ten tijde van de bestreden beschikking had de vader [minderjarige] nog niet erkend en was de moeder belast met het eenhoofdig gezag.
2.3.
De vader heeft [minderjarige] inmiddels erkend. De akte van erkenning is opgemaakt op
18 augustus 2021 na de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 29 maart 2021 waarbij door de rechtbank aan de vader toestemming, ter vervanging van de toestemming van de moeder, is verleend om [minderjarige] te erkennen.
2.4.
Bij beschikking van 10 februari 2022 is de vader mede met het gezag over [minderjarige] belast, zodat de vader en de moeder gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . In deze beschikking is tevens een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en [minderjarige] .
2.5.
De voornamen van [minderjarige] zijn [voornaam 1] [voornaam 2] [voornaam 3] , waarbij [voornaam 2] een verwijzing is naar de moeder en [voornaam 3] naar de vader. .
2.6.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verloop van de procedure

3.1.
Bij (de bestreden) beschikking van 12 maart 2020 heeft de rechtbank MiddenNederland, locatie Utrecht, het verzoek van de moeder toegewezen en de wijziging van de voornamen gelast van [minderjarige] , in [voornaam 1] [voornaam 2] zodat hij zal zijn geheten:
[naam ].
De vader is niet als belanghebbende in de procedure in eerste aanleg betrokken.
3.2.
De vader is van deze beschikking in hoger beroep gekomen en heeft het hof ArnhemLeeuwarden verzocht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de beschikking van de rechtbank van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 12 maart 2020 te vernietigen; kosten rechtens.
3.3.
Het hof ArnhemLeeuwarden heeft bij beschikking van 24 november 2020 geoordeeld dat de vader niet als belanghebbende in de procedure kan worden aangemerkt en heeft de vader nietontvankelijk verklaard in zijn verzoek in hoger beroep.
3.4.
De vader heeft tegen deze beschikking van het hof Arnhem-Leeuwarden van 24 november 2020 cassatieberoep ingesteld en onder meer geklaagd over het feit dat het hof de vader nietontvankelijk heeft verklaard omdat hij geen belanghebbende is in de zin van artikel 798 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) zodat het hof aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep niet is toegekomen.
3.5.
Bij beschikking van 22 april 2022 heeft de Hoge Raad de beschikking van het hof ArnhemLeeuwarden van 24 november 2020 vernietigd en verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad heeft overwogen dat het hof Arnhem-Leeuwarden ten onrechte heeft geoordeeld dat de vader geen belanghebbende is in de zin van artikel 798 lid 1 Rv en hem ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.

4.Het geschil in hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad

4.1.
De vader heeft verzocht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 12 maart 2020 te vernietigen ende verzochte naamswijziging alsnog af te wijzen en te bepalen dat de voornamen van [minderjarige] zijn ‘ [voornaam 1] [voornaam 2] [voornaam 3] ’. Kosten rechtens.
4.2.
De moeder heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vader althans verzocht de verzoeken van de vader integraal af te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht. Kosten rechtens.
De (nadere) standpunten
4.3.
De vader voert in het beroepschrift en de memorie van verwijzing, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
Hij is belanghebbende in deze procedure.
De moeder heeft geen zwaarwegend belang om de voornaam van [minderjarige] te wijzigen, in die zin dat de voornaam van de vader wordt geschrapt. Partijen hebben destijds voor de drie voornamen van [minderjarige] gekozen. De moeder is teleurgesteld geraakt in haar verwachtingen over de relatie met de vader en zijn optreden na de geboorte van [minderjarige] . Dat is echter geen reden om de voornaam [voornaam 3] te schrappen.
De vader heeft een goede band met [minderjarige] en er is een uitgebreide zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] . Dat de moeder moeite heeft met de derde voornaam van [minderjarige] is onvoldoende voor een naamswijziging. De moeder zal hoe dan ook met de vader geconfronteerd blijven nu zij beide ouders zijn van [minderjarige] . Bovendien is de derde voornaam van [minderjarige] geen roepnaam dus de moeder wordt er niet dagelijks mee geconfronteerd. Ook de positie van de vader in de kerk is geen reden om de derde voornaam van [minderjarige] te schrappen. De kerk hecht juist aan binding met de beide ouders.
[minderjarige] heeft evenmin een zwaarwegend belang bij de wijziging van zijn voornamen. Hij wordt door zijn beide ouders verzorgd en opgevoed. [minderjarige] heeft recht op behoud van zijn identiteit, die gevormd wordt door zijn voornamen en de daarin gelegen verwijzing naar de beide ouders.
4.4.
De moeder voert in het verweerschrift en de memorie van antwoord na verwijzing, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan. Zij betwist uitdrukkelijk dat ze de voornamen van [minderjarige] enkel heeft gewijzigd om de band tussen [minderjarige] en de vader te verbreken. Zij heeft dit gedaan omdat de zwaarwegende belangen van [minderjarige] dit vergden. Er rust binnen de kerkelijke gemeenschap waartoe de moeder en [minderjarige] behoren een smet op de naam van de vader. De vrouw wil niet dat [minderjarige] hiermee wordt belast en dat hij de ruimte heeft om zijn eigen identiteit te ontwikkelen. Daarbij acht de moeder de vernoeming naar de vader ook niet meer passend nu de vader gelogen heeft over de verwekking en afstamming van [minderjarige] . [minderjarige] verdient het niet vernoemd te zijn naar iemand die ontkende aan hem verwant te zijn.
Mocht [minderjarige] het wenselijk vinden dan kan hij later altijd zelf nog zijn voornamen wederom laten wijzigen en de naam van de vader laten toevoegen.
Naast de zwaarwegende belangen van [minderjarige] heeft de moeder zelf zwaarwegende belangen om de voornamen van [minderjarige] te doen wijzigen. De moeder ondervindt spanningen van de naam en de herinneringen aan de vader. Nu de moeder de hoofdopvoeder is, heeft dit belang van de moeder rechtstreeks betrekking op [minderjarige] . De moeder moet er hard voor vechten om weer haar eigen leven op te bouwen en om los te raken van de vader en de associaties die aan zijn persoon vastkleven (met name binnen de religieuze gemeenschap). Wanneer de beschikking van de rechtbank vernietigd zou worden, zou dat voor de moeder een stap terug betekenen in haar herstel. De moeder ontkent met klem dat er sprake zou zijn van ouderverstoting. De vader heeft geen zwaarwegende belangen aangevoerd die vergen dat [minderjarige] de naam [voornaam 3] draagt. De stelling van de vader dat hij het belangrijk vindt dat duidelijk is dat [minderjarige] ook van hem afstamt, kan worden verworpen nu de vader het eerder niet belangrijk vond dat hij als vader op de geboorteakte van [minderjarige] stond en hij heeft ook nooit gewenst dat [minderjarige] zijn achternaam zou dragen.
4.5.
De raad heeft laten weten geen advies over de naam te kunnen geven. Het is van belang dat de procedures stoppen. Voor het kind is de strijd meer belastend dan de naam.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Artikel 424 Rv schrijft voor dat de rechter naar wie het geding is verwezen de behandeling daarvan voortzet en beslist met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad.
Ontvankelijkheid
5.2.
De Hoge Raad overweegt in de beschikking van 22 april 2022 als volgt (rechtsoverwegingen 3.1.3. en 3.1.4.):
“In het oordeel van het hof ligt besloten dat tussen de man en de zoon sprake is van familie- en gezinsleven als bedoeld in art. 5 EVRM. Daarvan uitgaand is, anders dan het hof kennelijk heeft geoordeeld, niet van belang dat de man de zoon ten tijde van de beslissing van het hof niet had erkend, dat zijn vaderschap niet gerechtelijk is vastgesteld, en dat de man op dat moment niet was belast met het gezag over de zoon. Voorts is onjuist het kennelijke oordeel van het hof dat met het schrappen van de naam van de man uit de voornamen van de zoon slechts de identiteit van de zoon als drager van de naam is gemoeid. Het schrappen van de naam levert in dit geval wel degelijk een inmenging op in het tussen de man en de zoon bestaande familie-en gezinsleven en in het privéleven van de man. Hij dient dan ook in het besluitvormingsproces daarover te worden betrokken. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat de man geen belanghebbende is in de zin van art. 798 lid 1 Rv en hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. Het onderdeel slaagt dus. "
5.3.
Met inachtneming van de beschikking van de Hoge Raad zal het hof dan ook beslissen dat de vader ontvankelijk is in zijn hoger beroep en hierna de verzoeken van de vader om de bestreden beschikking te vernietigen en de door de moeder verzochte voornaamswijziging alsnog af te wijzen, inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
5.4.
Het hof overweegt het volgende.
5.5.
Op grond van artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan wijziging van de voornamen op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gelast door de rechtbank. De wijziging geschiedt doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 1:20a lid 1 BW. Voor een dergelijke wijziging dient een voldoende zwaarwegend belang te bestaan.
5.6.
Naar het oordeel van het hof heeft de moeder onvoldoende onderbouwd dat er een zwaarwegend belang is om de voornaam van [minderjarige] te wijzigen. Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking.
5.7.
De vader en de moeder hebben ieder hun eigen versie van hun verleden. In ieder geval staat vast dat er tussen de vader en de moeder, mede door hun leeftijdsverschil, de omstandigheid dat de vader de werkgever was van de moeder en het feit dat de vader ouderling was bij hun geloofsgemeenschap, sprake was van een complexe relatie die voor de buitenwereld geheim moest blijven. De complexe relatie, de gebeurtenissen rondom de geboorte van [minderjarige] en de beëindiging van de relatie hebben ertoe geleid dat de moeder een moeilijke periode heeft doorgemaakt. De moeder heeft aangegeven dat het voor haar belangrijk is hiervoor erkenning te krijgen. De aanleiding voor de moeder om in 2020 onderhavig verzoek te doen, is in dat licht te volgen.
Inmiddels moet echter geconstateerd worden dat de situatie substantieel gewijzigd is. Zo heeft de vader [minderjarige] erkend en heeft hij ook mede het ouderlijk gezag over [minderjarige] gekregen. Daarnaast is er een regeling vastgesteld waarbij de vader wekelijks een deel van de zorg draagt voor [minderjarige] .
5.8.
De vader en de moeder waren het in eerste instantie eens over de voornamen van [minderjarige] . Zij hebben samen tot de voornamen van [minderjarige] beslist. Anders dan de moeder lijkt te betogen, is het nu geen afweging of de toevoeging van de naam [voornaam 3] in het belang van [minderjarige] is. Er moet een zwaarwegend belang zijn, om de reeds gegeven naam te wijzigen.
Naar het oordeel van het hof heeft de moeder dat zwaarwegende belang onvoldoende onderbouwd. Toen de relatie tussen de vader en de moeder uiteindelijk is misgelopen, en de moeder zich teleurgesteld voelde door de vader, wilde ze de derde voornaam laten vervallen. Dat is wellicht invoelbaar, maar onvoldoende om zijn voornaam te wijzigen.
De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat zij of [minderjarige] , mede gelet op het feit dat het om een derde voornaam gaat die in het maatschappelijk verkeer niet of nauwelijks wordt gebruikt, directe last ondervinden van deze naam.
5.9.
Gelet op al het voorgaande, zal het hof zal de beschikking waarvan beroep dan ook vernietigen en het verzoek van de moeder om de voornamen van [minderjarige] te wijzigen alsnog afwijzen.
5.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 12 maart 2020;
wijst af het verzoek van de moeder tot wijziging van de voornamen van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] ;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.D.M. Lamers, en E.M.D.M. van der Linden en is in het openbaar uitgesproken door mr. A.M. Bossink op 16 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.