In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 19 februari 2021. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland is. De rechtbank had eerder vastgesteld dat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel € 67.642,72 bedroeg en had de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd van € 64.260,58. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis waarvan beroep. De verdediging heeft verweer gevoerd tegen de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en heeft om nader onderzoek gevraagd. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om af te wijken van de eerdere beslissingen van de rechtbank en het gerechtshof.
Het hof heeft de verzoeken tot nader onderzoek afgewezen en de betalingsverplichting gematigd met 10% vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. De uiteindelijke betalingsverplichting is vastgesteld op € 60.878,00. Daarnaast heeft het hof de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 1.080 dagen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het vonnis voor het overige is bevestigd.