ECLI:NL:GHSHE:2023:489

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
200.311.353_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag ouders naar eenhoofdig gezag moeder

In deze zaak, uitgesproken op 9 februari 2023 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over haar drie minderjarige kinderen te wijzigen naar eenhoofdig gezag toegewezen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, stelde dat de omstandigheden zodanig waren veranderd dat het in het belang van de kinderen was dat zij alleen het gezag zou uitoefenen. De vader, die het gezamenlijk gezag had, voerde aan dat de rechtbank de zaak terecht op de stukken had afgedaan en dat er geen reden was om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof oordeelde dat de ouders niet in staat waren om constructief samen te werken en dat de kinderen klem zaten tussen de ouders, wat leidde tot stress en onduidelijkheid over belangrijke beslissingen in hun leven. Het hof baseerde zijn beslissing op de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en de betrokken gecertificeerde instellingen, die allemaal adviseerden om de moeder alleen met het gezag te belasten. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalde dat het ouderlijk gezag over de kinderen aan de moeder alleen toekomt. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 februari 2023
Zaaknummer: 200.311.353/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/277641 / FA RK 20-1636
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.F.H. Nelissen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. D.M. Gijzen.
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg,
locatie: [locatie]
hierna te noemen: de raad.
Als informanten zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg
Regio Zuid-Limburg, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: GI Limburg,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland (hierna: GI Gelderland),
regio Arnhem, locatie [locatie] ;
hierna te noemen: GI Gelderland.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 22 juni 2020, 15 april 2021 en 4 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 juni 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking van 4 maart 2022 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het gezamenlijk ouderlijk gezag te beëindigen en de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te belasten.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 20 juli 2022, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen als zijnde ongegrond of onbewezen en de tussen partijen gewezen beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) d.d. 4 maart 2022 te bekrachtigen, eventueel met verbetering of aanvulling van gronden, met veroordeling van de moeder tot betaling van het geding in beide instanties.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Nelissen;
-de vader, bijgestaan door mr. Gijzen;
-de GI Gelderland, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
[vertegenwoordiger van de GI 3] van de GI Limburg is met bericht van verhindering, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. Hij heeft bij brief van 5 januari 2023 schriftelijk de visie van de GI Limburg toegelicht.
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en de voorzitter heeft op 3 januari 2023, voorafgaand aan de mondelinge behandeling, buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met hen gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier d.d. 11 augustus 2022 van de advocaat van de moeder met als bijlagen een brief van diezelfde datum en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 18 maart 2021;
- de brief van de advocaat van de moeder van 16 december 2022 met de bijlagen XIV tot en met XXI.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben gedurende een periode van ongeveer tien jaar een affectieve relatie met elkaar gehad, welke relatie medio 2018 definitief is geëindigd. Uit deze relatie van partijen zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (hierna tezamen: de kinderen) geboren.
De vader heeft de kinderen erkend en partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
De moeder is thans gehuwd met [de partner] (hierna: de partner), uit welk huwelijk op [geboortedatum] 2021 een zoon is geboren. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben het hoofdverblijf bij de moeder in [woonplaats] .
3.3.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 22 oktober 2019 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: GI Limburg). Deze ondertoezichtstelling is telkens verlengd en bij beschikking van 17 augustus 2022 is de GI Limburg vervangen door de GI Gelderland. De ondertoezichtstelling is laatstelijk bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 10 oktober 2022 verlengd tot 22 oktober 2023.
3.4.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank Limburg (Maastricht), heeft de moeder verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten en om een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen.
3.5.
Bij beschikking van 22 juni 2020 heeft de rechtbank de raad verzocht onderzoek te doen en te adviseren over de vragen (1) of het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder alleen wordt belast met het ouderlijk gezag en (2) welke mogelijkheden er zijn voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dan wel een omgangsregeling en hoe deze qua vorm en frequentie vormgegeven dient te worden. Iedere verdere beslissing is pro forma aangehouden.
3.6.
De raad heeft vervolgens een onderzoek verricht. Uit het op 15 oktober 2020 opgestelde raadsrapport blijkt dat de raad de rechtbank (voor zover thans in hoger beroep van belang) adviseert om het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen, af te wijzen en het gezamenlijk gezag in stand te laten. Tevens heeft de raad een advies geformuleerd ter zake van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
3.7.
Bij beschikking van 15 april 2021 heeft de rechtbank de raad verzocht om de rechtbank van nadere informatie te voorzien en zo nodig een aanvullend advies bij de rechtbank in te dienen en is iedere verdere beslissing aangehouden.
3.8.
De raad heeft naar aanleiding van voornoemde beschikking van de rechtbank van 15 april 2022 een aanvullend rapport opgesteld en heeft de raad de rechtbank geadviseerd over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder.
3.9.
Bij beschikking waarvan beroep (d.d. 4 maart 2022) heeft de rechtbank een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld en het verzoek van de moeder om haar voortaan met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te belasten, afgewezen.
3.10.
De moeder kan zich niet verenigen met de afwijzing van haar verzoek voor zover het betreft de gezagskwestie. Van dit onderdeel van de beschikking is zij in hoger beroep gekomen. Zij voert hiertoe, samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft de zaak ten onrechte op de stukken afgedaan. De enige zitting waarbij partijen gezien en gehoord zijn, heeft plaatsgevonden op 18 maart 2021 en zowel voor als na die zitting is er het nodige gebeurd. Zo is de moeder met de kinderen in augustus 2021 verhuisd naar de woning van haar partner en is zij bevallen van een zoon. De ondertoezichtstelling van de kinderen is verlengd. De kinderen (alsook de moeder) zitten al jaren klem, hetgeen door diverse instanties, hulpverlening en de rechtbank wordt erkend. De moeder wijst in dit verband specifiek naar een aantal passages uit de door haar bij haar beroepschrift overgelegde producties. Uit die stukken, het feit dat er al zoveel hulpverlening is ingezet, de ondertoezichtstelling de situatie niet heeft verbeterd en ook niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal optreden, volgt dat een wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag ook anderszins in het belang is van de kinderen. De hulpverlening verloopt door het gedrag van de vader niet soepel. Zo is [instantie] gestopt met hulpverlening door het dreigende gedrag van de vader, is de vader naar zijn zeggen naar [plaats] verhuisd, is er niets bekend over zijn exacte gezins- en woonsituatie en werkt de vader niet mee aan omgang. Verder stuurt de vader de moeder veelvuldig e-mails waarin hij dreigt met aangifte tegen de moeder en heeft hij ook de hulpverlening gedreigd aangifte tegen hen te doen. Iedere communicatie tussen partijen of gezamenlijke beslissing over de kinderen veroorzaakt problemen en onrust. Gezamenlijk gezag is dan ook niet in het belang van de kinderen. De vader werkt de moeder in haar gezag tegen, door bijvoorbeeld geen toestemming te verlenen voor het aanvragen van legitimatiebewijzen of de grens te passeren om te gaan winkelen, tanken, op vakantie te gaan en ook op medisch gebied weigert de vader toestemming. De moeder vindt het belangrijk dat de kinderen contact blijven houden met de vader en zij zal blijven meewerken aan een omgangsregeling. [minderjarige 1] wil thans echter niet meer naar de vader toe en de vader heeft aangegeven dat hij alleen nog maar omgang wil met [minderjarige 3] .
De GI Limburg en jeugdhulp [instantie] adviseren om de moeder alleen met het gezag te belasten. Het is onbegrijpelijk dat de raad en de rechtbank hieraan voorbij gaan.
Het gezamenlijk gezag is overigens zonder medeweten van de moeder tot stand gekomen, doordat de vader ongeoorloofd met de DigiD van de moeder heeft ingelogd en op die wijze het gezamenlijk gezag heeft aangevraagd. De moeder heeft hiervoor nooit haar toestemming verleend en is ook altijd tegen gezamenlijk gezag geweest.
3.11.
De vader is van mening dat de rechtbank de zaak terecht op de stukken heeft afgedaan. De feiten en omstandigheden die de moeder aanvoert, hebben zich voor het overgrote deel afgespeeld vóór de datum van de thans bestreden beschikking en zijn derhalve meegewogen in het oordeel.
De vader weerspreekt dat hij het gezamenlijk gezag over de kinderen heeft verkregen door achter de rug van de moeder gebruik te maken van haar DigiD. De vader erkent dat sprake is van een verslechterde verstandhouding tussen partijen en een aanhoudende partnerstrijd, maar dit is niet voldoende om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Bovendien is het niet de verwachting dat beëindiging van het gezamenlijk gezag hierin verandering zal brengen. De moeder brengt ten onrechte de omgang- en alimentatiekwesties in stelling; daar gaat het in deze zaak niet om . De tegenwerking die de moeder van de vader ervaart, kan worden verklaard uit onmacht en frustratie van de vader. De vader heeft altijd aangegeven aan alle hulpverlening mee te werken. Volgens de vader praat de moeder slecht over hem tegen de kinderen en zijn grootste angst is dat zodra hij zijn ouderlijk gezag over de kinderen kwijt is, hij de kinderen niet meer te zien zal krijgen.
3.12.
De GI Limburg heeft in de brief van 5 januari 2023, verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht. De grootste zorgen zitten in de onderliggende strijdpatronen tussen ouders en in de stabiliteit van de vader.
De GI heeft de overtuiging dat de moeder erg is gegroeid. Het is de vader gelukt om te erkennen dat de partner van moeder veel voor de kinderen betekent en hij kan zijn waardering hierover uitspreken. Dit is echter fragiel. Bij een incident nemen de emoties de overhand bij de vader, vervalt hij in de strijd en ontbreekt bij hem het empathisch vermogen om de teleurstelling van de kinderen te begrijpen. Zorgelijk zijn de berichten die zijn verstuurd door vader aan [minderjarige 1] en op social media zijn gezet, waarin [minderjarige 1] een forse afwijzing door haar vader heeft gevoeld. Hoewel het feit dat de vader dreigde met een aangifte tegen [minderjarige 1] naar verwachting het gevolg is van een opwelling aan de zijde van de vader, heeft dit niettemin een grote impact op [minderjarige 1] . Ten slotte uit de GI Limburg haar zorgen over het gebrek aan transparantie en stabiliteit bij de vader.
Eenhoofdig gezag zou, in de visie van de GI, kunnen bijdragen aan het verminderen van de strijd tussen de ouders, waar de kinderen last van ervaren. De moeder zal de vader niettemin structureel moeten betrekken bij de keuzes die ze met betrekking tot de kinderen zal moeten maken in de toekomst. De vader voelt zich hierin op dit moment niet geheel serieus genomen. De afstand maakt dit ook erg lastig en speelt wellicht een rol.
De samenwerking tussen de GI Limburg en vader is gedurende de periode van de ondertoezichtstelling wisselvallig te noemen. De samenwerking met de moeder is constructief/goed te noemen. De GI Limburg hoopt dat de kinderen onbelast en veilig kunnen opgroeien in [woonplaats] (bij de moeder), waarbij er ruimte is voor structureel contact met de vader en waarbij onderlinge afspraken zijn vastgelegd in een ouderschapsplan. Aan ouders de taak om dit te faciliteren (al dan niet met ondersteuning van hulpverlening), elkaar niet af te vallen en dit mogelijk te maken.
3.13.
De GI Gelderland heeft op de mondelinge behandeling naar voren gebracht nog niet zo lang betrokken te zijn bij dit gezin en dat er tijdens hun betrokkenheid zich nog geen toestemmingssituatie heeft voorgedaan. De GI Gelderland ziet daarom nu geen aanleiding voor eenhoofdig gezag. Hoewel het beter gaat, moet de vader nog wel aangesproken worden op zijn handelen. Zo stuurt hij niet altijd even handige e-mails en hij zegt ook niet altijd even handige dingen tegen de kinderen. Vader is hierop wel aanspreekbaar. De moeder straalt uit naar de GI Gelderland open te staan voor uitbreiding van de omgang.
3.14.
De raad heeft op de mondelinge behandeling het volgende laten weten. De raad heeft inmiddels twee keer naar de situatie gekeken en een aantal constateringen gedaan. Op een aantal punten zijn er geen vorderingen gemaakt zoals het solo parallel ouderschap en de samenwerking tussen de ouders. Het contact tussen de vader en [minderjarige 1] is op dit moment ook gestagneerd. De kinderen maken zich zorgen over de vraag of de vader toestemming zal geven en dus over de vraag of iets nu wel of niet mag. De raad acht het belangrijk dat het contact tussen de kinderen en de vader positief blijft. Op dit moment lijkt het beter om de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten. De raad denkt dat dit ertoe zal leiden dat het contact met de vader zal normaliseren. Mede gelet ook op brief van de GI Limburg van 5 januari 2023. Omdat er al zoveel is ingezet, moet de focus nu liggen op een onbelast contact tussen de vader en de kinderen. De raad denkt dat eenhoofdig gezag daarin een bijdrage kan leveren.
3.15.
Het hof stelt allereerst vast dat de moeder en de vader sinds 11 juni 2017 gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen. De moeder stelt weliswaar dat de vader zijn ouderlijk gezag op een oneigenlijke manier heeft verkregen, maar nu de moeder aan dit standpunt geen (juridische) consequenties heeft verbonden, zal het hof – nog daargelaten dat de vader deze stelling van de moeder betwist – daaraan voorbij gaan.
3.15.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.15.2.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van de kinderen tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor de kinderen en zijn of haar veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Het hof is van oordeel dat partijen hiertoe, ondanks inzet van hulpverlening, tot op heden niet in staat zijn gebleken en dat het belang van de kinderen thans vereist dat de moeder voortaan alleen het gezag over de kinderen zal gaan uitoefenen. Hieronder zal het hof deze beslissing toelichten.
3.15.3.
Uit het raadsrapport van 15 oktober 2020 blijkt onder meer het volgende:
“De RvdK acht het van belang dat de reeds ingezette hulpverlening (…) wordt voortgezet. (…) Richting ouders kan gedacht worden aan hulpverlening gericht op parallel ouderschap. (…)
Ouders blijven in strijd aangaande regelzaken rondom de kinderen, en komen er zonder bemiddeling en regie vanuit BJz samen niet uit. Daarbij is de communicatie tussen ouders minimaal en verzanden ouders in verwijten over en weer. (…)
Gedurende het onderzoek is gebleken dat tussen ouders op dit moment geen sprake is van constructief ouderschap. Echter, kan de RvdK thans niet concluderen dat ouders niet in staat zijn om binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in hun communicatie en ouderschap aan te brengen. Hoewel het afgelopen jaar sprake was van een gedwongen kader, is er weinig verandering in de ouderrelatie tussen ouders gekomen. Enerzijds ziet de RvdK dat breed is ingezet op de opvoedingsomgeving (zoals opvoedingsondersteuning, hulp aan kinderen en begeleiding tijdens de omgang). Anderzijds is hulpverlening gericht op het vormgeven van het ouderschap uitgebleven, waardoor de (on)mogelijkheden hiervan niet duidelijk zijn. Voor de RvdK blijft het onduidelijk hoe het gezamenlijk gezag tot stand is gekomen, gezien ouders hierover in visie verschillen. Wat wel duidelijk is, is dat de kinderen last hebben van de situatie en klem zitten tussen ouders. De RvdK is van mening dat er binnen het gedwongen kader ingezet dient te worden op gerichte hulpverlening aangaande het ouderschap en zodat daarmee de klempositie van de kinderen recht getrokken kan worden. Het is op dit moment niet in het belang van de kinderen dat het gezamenlijk gezag wordt gewijzigd.”
Uit het raadsrapport van 3 januari 2022 blijkt vervolgens onder meer het volgende:
“Wat betreft het gezamenlijk gezag tussen ouders zijn er volgens BJz momenteel weinig redenen om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Beide ouders willen meewerken aan hulpverlening rondom solo parallel ouderschap en zien dat beide ouders zich inzetten voor hun kinderen. BJz ziet dat moeder met momenten tegenwerking van vader ervaart, echter zien zij ook dat vader handelt vanuit onmacht en frustratie. Er wordt gezien dat vader eerder geen toestemming wilde geven voor bepaalde zaken maar hij kan hier over in gesprek gaan. In het belang van de kinderen geeft vader alsnog toestemming. De verwachting is dat duidelijke afspraken, kijkend naar een ouderschapsplan, hierbij helpend zullen zijn.
(…)
De RvdK concludeert dat er sprake blijft van een aanhoudende ex-partnerstrijd, waarin de kinderen een grote mate van kwetsbaarheid laten zien. Ondanks de inzet van een gedwongen kader heeft dit voor de kinderen (nog) niet geleid tot een structurele positieve verandering in hun gehele opvoedingssituatie. (…)
De RvdK maakt zich zorgen over de kinderen. Duidelijk is dat de kinderen klem zitten tussen ouders en deze situatie al een behoorlijke tijd duurt, zonder dat hier structurele verbetering in komt. Het lukt ouders onvoldoende om te komen tot een adequate samenwerking, zij blijven hangen in de strijd. Daarnaast hebben zij duidelijke kaders van buitenaf nodig om het ouderschap op juiste wijze vorm te geven.”
3.15.4.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat het solo parallel ouderschap niet van de grond is gekomen en dat het ouders nog steeds niet lukt om te overleggen over zaken die betrekking hebben op de kinderen. In zoverre is sprake van een gewijzigde situatie ten opzichte van de situatie op het moment van de conclusies in de raadsrapporten Gebleken is verder dat de kinderen last hebben van de onophoudelijke strijd tussen de ouders en dat zij stress ervaren als gevolg van het feit dat het voor hen iedere keer ongewis is of de vader al dan niet toestemming zal verlenen voor de in hun leven belangrijke gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld de keuze voor een middelbare school. Deze aanhoudende stress zorgt er in de visie van de raad voor dat een onbelast contact tussen de kinderen en de vader thans niet mogelijk is. Met de raad is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat er een einde komt aan deze situatie, waarin de kinderen stress en last ervaren van de ex-partnerstrijd en klem zitten tussen de ouders. Nu op dit moment niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal optreden, wordt wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag in het belang van de kinderen geacht. Het hof gaat ervan uit dat dit zal leiden tot minder stress bij de kinderen en dat daardoor, meer dan nu het geval is, door de GI Gelderland ingezet kan gaan worden op een onbelast contact tussen de vader en de kinderen, hetgeen in het belang van de kinderen wordt geacht.
3.16.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover daarbij het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten, is afgewezen, en het daartoe strekkende inleidend verzoek van de moeder alsnog toewijzen.
3.17.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen (gewezen) levensgezellen zijn.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 4 maart 2022, voor zover de rechtbank het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten, heeft afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat het ouderlijk gezag over:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats]
aan de moeder alleen toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, E.M.C. Dumoulin en H.J. Witkamp en is op 9 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid de griffier.