Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door mr. Rober;
- de moeder, bijgestaan door mr. Ruyters-Stevens;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
.
3.De beoordeling
Gelet op deze gewijzigde omstandigheden en de openheid van de vader ligt de weg open om een nader raadsonderzoek te gelasten naar de mogelijkheid van omgang. De vader geeft daarbij
cart blanchevoor wat betreft het opvragen van informatie bij derden. Als er nu geen stappen worden gezet voor contactherstel tussen [minderjarige] en de vader is dat niet alleen niet in haar belang, maar ook strijdig met wetsartikelen en jurisprudentie waaruit volgt dat alle mogelijkheden tot omgang onderzocht moeten worden.
Voor de moeder ligt er een rol om [minderjarige] op een positieve manier te stimuleren in haar kijk op de vader. Gelet op de positieve inzet van de moeder de afgelopen jaren heeft de raad er vertrouwen in dat de moeder dat wederom zal doen.
Evenmin heeft de vader blijk gegeven van begrip van de impact die de naar zijn eigen zeggen bewogen periode tussen 2016 en 2021 op [minderjarige] en de moeder heeft gehad. Zo is het zorgelijk dat de vader nog steeds niet lijkt in te zien dat hij zijn dochter heeft beschadigd met het stiekeme contact en het meermaals plotseling uit haar leven verdwijnen. Dit geldt temeer nu is gebleken dat [minderjarige] een meisje is met een grote mate van kwetsbaarheid. Blijkens wat de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft verteld gaat het op dit moment gelukkig weer beter met haar. De moeder is de afgelopen jaren steeds welwillend geweest in het meewerken aan hulpverlening en het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. Gelet echter op de laatste gebeurtenissen is er bij de moeder een zo groot wantrouwen richting de vader ontstaan dat dit wantrouwen op dit moment aan het contactherstel in de weg staat.
Het hof is het niet eens met de advocaat van de vader dat het nu afwijzen van een omgangsregeling in strijd is met wettelijke bepalingen en jurisprudentie waaruit volgt dat alle mogelijkheden tot omgang moet worden onderzocht. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking onder 3.9. uitvoerig beschreven welke pogingen de afgelopen jaren zijn ondernomen om omgang tussen [minderjarige] en de vader tot stand te brengen. Het hof sluit zich daarbij aan.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat het voor [minderjarige] en de moeder van belang is dat er rust komt en dat de vader voor nu een stap terug doet. Als de vader voor een langere periode de gestelde positieve ontwikkelingen kan vasthouden en deze kan aantonen, dan is er wellicht een opening om via de advocaat van de moeder de mogelijkheden tot contactherstel te verkennen, bijvoorbeeld door te beginnen met het sturen van een kaartje naar [minderjarige] .
De vader kan na een jaar (of eerder als de omstandigheden zijn gewijzigd) opnieuw aan de rechtbank verzoeken om een omgangsregeling vast te stellen. De rechter zal de situatie dan opnieuw beoordelen.