ECLI:NL:GHSHE:2023:471

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
20-002264-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijstandsfraude en betrokkenheid bij hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1952, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor bijstandsfraude. De verdachte had van 23 juni 2015 tot en met 5 februari 2018 een bijstandsuitkering ontvangen, terwijl hij niet daadwerkelijk zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres in Krabbendijke. Tijdens de procedure werd vastgesteld dat hij in die periode betrokken was bij een hennepkwekerij en inkomsten had genoten uit deze activiteiten, zonder dit te melden aan de Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het vonnis van de politierechter vernietigd, waarbij het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk nalaten van het verstrekken van noodzakelijke gegevens, wat leidde tot onterecht ontvangen bijstandsuitkeringen. Het hof legde een gevangenisstraf van twee maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de ernst van bijstandsfraude en de gevolgen daarvan voor het sociale stelsel.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002264-19
Uitspraak : 6 februari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 3 juli 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-688141-18, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1952,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de bewezenverklaring met de onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde zinsnede (onder het primair tenlastegelegde).
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het (primair en subsidiair) tenlastegelegde. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juni 2015 tot en met 05 februari 2018 te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal, althans in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 lid 1 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte,
- niet opgegeven en/of verzwegen dat hij niet daadwerkelijk zijn hoofdverblijf had in zijn woning, gelegen aan [adres 1] en/of
- niet opgegeven en/of verzwegen dat hij werkzaamheden had verricht ten behoeve van een hennepkwekerij en/of uit de teelt van hennep inkomsten had genoten;
subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juni 2015 tot en met 05 februari 2018 te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal, in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 lid 1 van de Participatiewet, heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte,
- niet opgegeven en/of verzwegen dat hij niet daadwerkelijk zijn hoofdverblijf had in zijn woning, gelegen aan [adres 1] en/of
- niet opgegeven en/of verzwegen dat hij werkzaamheden had verricht ten behoeve van een hennepkwekerij en/of uit de teelt van hennep inkomsten had genoten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 23 juni 2015 tot en met 05 februari 2018 in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 lid 1 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf , terwijl hij, verdachte, wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte,
- niet opgegeven dat hij niet daadwerkelijk zijn hoofdverblijf had in zijn woning aan [adres 1] en
- niet opgegeven dat hij werkzaamheden had verricht ten behoeve van een hennepkwekerij en uit de teelt van hennep inkomsten had genoten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de gemeenschappelijke regeling De Bevelanden , zaaknummer 585810, gesloten d.d. 21 augustus 2018 door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] respectievelijk sociaal rechercheur bij de gemeente Goes ( [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ) handhavingsspecialist bij de politie te Goes ( [verbalisant 1] ) en (alledrie) tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 113, waarbij pagina’s 18 tot en met 20 zowel een handgeschreven als gedrukt exemplaar bevatten). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het relaasproces-verbaal (dossierpagina 1 tot en met 20 (nummering handgeschreven) d.d. 21 augustus 2018, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :

AANLEIDING ONDERZOEK

Vanaf januari 2018 ontstond bij de afdeling Werk Inkomen en Zorg van de Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden het vermoeden dat de navolgende persoon ( [verdachte] ) mogelijk geen verblijf zou houden op het door hem opgegeven adres [adres 1] . Hierop werd vanaf 11 januari 2018 een nader onderzoek ingesteld.
Daarbij werd het volgende vastgesteld:

UITKERINGSGEGEVENS

Bij onderzoek bij afdeling Werk Inkomen en Zorg van GR De Bevelanden zagen wij verbalisanten: Dat voor het verkrijgen van een uitkering ingevolge de Participatiewet nader te noemen PW een op naam van de verdachte [verdachte] gesteld aanvraagformulier en inlichtingenformulier was ingediend. Deze formulieren zijn vermoedelijk door de verdachte [verdachte] gedagtekend en ondertekend.
Dat de beschikking tot toekenning van die uitkering ingaande 23 juni 2015 tot 5 februari 2018 aan de verdachte [verdachte] was toegezonden.

FRAUDEPERIODE

Blijkens het voornoemde onderzoek heeft verdachte [verdachte] gedurende de periode 23 juni 2015 tot en met 5 februari 2018 ingevolge de Participatiewet vermoedelijk ten onrechte uitkering genoten wegens het niet verblijven in de gemeente Reimerswaal dan wel een gezamenlijke huishouding gevoerd met zijn ex-partner [betrokkene 1] [
het hof begrijpt: [betrokkene 1]], te [adres 2] , dan wel het verrichten van werkzaamheden en/of hebben van inkomsten.

ONDERZOCHTE FEITEN/BEVINDINGEN

Verdachte [verdachte] heeft de navolgende perioden uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand/Participatiewet ontvangen: 23-06-2015 en 05-02-2018, uitkering WWB/PW, norm alleenstaande.
Naar aanleiding van meldingen van personen uit de woonomgeving van [verdachte] / [betrokkene 1] werd in 2007 werd door personeel van de afdeling Sociale Zaken te Reimerswaal een onderzoek ingesteld naar de verblijfplaats van verdachte [verdachte] en [betrokkene 1] . Hierbij werd door buren van verdachte [verdachte] aangegeven dat hij daar niet meer verbleef maar zo nu en dan de post op kwam halen. Uit verder onderzoek uit de energiegegevens bleek toen dat beiden sinds 2006 hun hoofdverblijf niet meer hadden in Krabbendijke. Hierop werd de uitkering van verdachten gedurende de periode van 1 januari 2006 tot en met 22 juli 2007 teruggevorderd.
In 2015 werd weer een uitkering ingevolge de Participatiewet aangevraagd door verdachte [verdachte] . Ook toen bleek hij bij controle tweemaal niet thuis te zijn.
In januari 2018 vond er een hercontrole plaats door de inkomensvoorziening van de afdeling Werk Inkomen en Zorg van de Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden . Verdachte [verdachte] verscheen niet en ook verscheen hij niet na een herstelperiode. Daarop werd aan de unit Handhaving verzocht een nader onderzoek in te stellen naar de verblijfplaats van verdachte [verdachte] . Hierop is door ons getracht verdachte [verdachte] thuis te benaderen. De navolgende data hebben wij getracht een huisbezoek af te leggen bij verdachte [verdachte] :
- 11 januari 2018 06.50 uur Geen relevante auto's aangetroffen, alles donker.
- 12 januari 2018 06.50 uur Geen relevante auto's aangetroffen, alles donker.
- 15 januari 2018 06.40 uur Geen auto aangetroffen, alles donker.
- 15 januari 2018 11.24 uur Bij [verdachte] aangebeld en geklopt. Geen reactie.
- 16 januari 2018 06.40 uur Alles donker bij [verdachte] , gordijnen ongewijzigd, geen relevante auto's.
- 17 januari 2018 06.35 uur Alles donker bij [verdachte] , gordijnen ongewijzigd, geen relevante auto's.
- 17 januari 2018 11.55 uur Bij [verdachte] aangebeld en geklopt. Geen reactie.
- 18 januari 2018 06.45 uur Alles donker bij [verdachte] , gordijnen ongewijzigd, geen relevante auto's.
- 19 januari 2018 06.45 uur Alles donker bij [verdachte] , gordijnen ongewijzigd, geen relevante auto's.
- 22 januari 2018 06.40 uur Alles donker bij [verdachte] , gordijnen ongewijzigd, geen relevante auto's.
- 23 januari 2018 06.40 uur Alles donker bij [verdachte] , gordijnen ongewijzigd, geen relevante auto's.
- 24 januari 2018 06.35 uur Alles donker bij [verdachte] , gordijnen ongewijzigd, geen relevante auto's.
- 24 januari 2018 14.06 uur Aangebeld, geklopt bij woning [verdachte] , gordijnen en kliko ongewijzigd, geen relevante auto's.
- 25 januari 2018 11.55 uur Als boven. Brief met uitnodiging achtergelaten.
- 29 januari 2018 11.38 uur Als boven. Geen reactie na aanbellen.
- 30 januari 2018 09.49 uur Aangebeld en geklopt. Geen reactie. Ramen waren geheel beslagen.
- 1 februari 2018 13.10 uur Aangebeld en geklopt, niemand aangetroffen, geen relevante auto's aanwezig.
- 5 februari 2018 08.57 uur Aangebeld en geklopt, niemand aangetroffen, geen relevante auto's aanwezig.
- 6 februari 2018 10.00 uur De heer had een afspraak met klantmanager. De heer [verdachte] is zonder afmelding niet verschenen.

Verhuurder

Door ons werd op 8 mei 2018 aan de verhuurder van perceel [adres 2] informatie opgevraagd bij de [bedrijf 1] , [adres 3] eigenaar van dit pand. Op dit adres staat ingeschreven [betrokkene 1] , geboren op [geboortedag 2] 1961. Op 9 mei 2018 ontvingen wij een e-mail van voornoemde huurder. Deze e-mail is hieronder weergegeven:
“Geachte,
Mevrouw [betrokkene 1] huurde ons pand [adres 2] sinds een aantal jaar. Wij hebben het huurcontract opgezegd per 30-4-2018 en zij zijn vertrokken.
Met vriendelijke groeten,
[betrokkene 2] [bedrijf 1] ”
Op dinsdag 15 mei 2018 te 10.04 uur deelde de heer [betrokkene 2] van de [bedrijf 1] mij desgevraagd telefonisch mee dat hij het huurcontact van mevrouw [betrokkene 1] voornoemd aan mij in kopie zou mailen. Hieraan heeft de heer [betrokkene 2] voldaan. Wij zagen dat er tussen de heer [betrokkene 2] van het [landgoed] en verdachten [verdachte] en [betrokkene 1] ( [betrokkene 1] ) op 16 november 2013 een huurovereenkomst woonruimte was afgesloten voor perceel [adres 2] . Per maand diende men € 1.500,-- aan huur te betalen exclusief onroerendzaakbelasting, milieuheffing en dergelijken.
Op woensdag 27 juni 2018 te 14.42 uur deelde de heer [betrokkene 2] van de [bedrijf 1] mij desgevraagd telefonisch mee dat als hij op het landgoed was de heer [verdachte] daar ook regelmatig was. Vanwege de aangetroffen hennepkwekerij was het huurcontract met [verdachte] en [betrokkene 1] opgezegd. [verdachte] was namelijk bij de hennepkwekerij betrokken.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 mei 2018 (los toegevoegd aan het dossier en gelijkluidend opgenomen in het relaasproces-verbaal (zie hierboven onder 1) op dossierpagina 11 tot en met 12), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] , wonende te [adres 4] :

Hoe lang woont u al in deze woning?

Ik woon hier al 52 jaar.

Kent u de bewoner(s) van perceel 15?

Er woont een zekere [verdachte] [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte] en een mevrouw waarvan ik de naam niet weet. [verdachte] woont hier weer sinds afgelopen maandag. [verdachte] is 8 jaar weggeweest. Afgelopen zondag zijn ze met een heleboel dozen naar binnen gegaan. De zoon van [verdachte] heeft hier een paar weken gewoond, dit is ongeveer vier jaar terug geweest.
Indien zij elders verblijven, hoe frequent komen zij dan hier terug en voor hoelang?
In de afgelopen 8 jaar kwam hij 1 keer per 2 of 3 maanden langs om de post te halen.

Hoe lang verbleven volgens u de bewoners al elders?

8 jaar ongeveer.
Er staat nu ook een auto in de straat die van [verdachte] is: [kenteken] . Hij rijdt daar ook mee.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 mei 2018 (los toegevoegd aan het dossier en gelijkluidend opgenomen in het relaasproces-verbaal (zie hierboven onder 1) op dossierpagina 12 tot en met 13), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] , wonende te [adres 5] :

Hoe lang woont u al in deze woning?

Deze maand woon ik hier 48 jaar.

Kent u de bewoner(s) van [adres 1] ?

Er woonden ongeveer 10 jaar geleden een man en een vrouw samen. Toen 10 jaar terug ongeveer zijn ze weggegaan, ik dacht dat ze naar België waren. Toen heeft de zoon van de heer erin gewoond, die kon hier niet wennen en die is weer weggegaan.
Het huis stond toen weer leeg, niet bewoond, en hij – die man – had een postadres. Ik liep een poosje geleden met de hartstichting en toen vertelde hij tegen mij dat hij weer samen is met zijn vrouw of vriendin en dat hij hier weer komt wonen. Hij woont hier denk ik nu ongeveer een week. Nu wonen de man en de vrouw weer samen op [adres 1] .
Indien zij elders verbleven, hoe frequent komen zij dan hier terug en voor hoelang?
Ik denk dat de man ongeveer 1 keer per maand of 1 keer per anderhalve maand de post kwam ophalen.

Hoe lang verbleven volgens u de bewoners al elders?

Van 10 jaar terug tot 1 week geleden.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 mei 2018 (los toegevoegd aan het dossier en gelijkluidend opgenomen in het relaasproces-verbaal (zie hierboven onder 1) op dossierpagina 13 tot en met 14) voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] , wonende te [adres 6] :

Hoe lang woont u al in deze woning?

Sinds 3 november 2017 woon ik hier.

Kent u de bewoner(s) van perceel 15?

Ik weet dat er een man en een vrouw met twee of drie honden wonen. Hij en zijn vrouw wonen hier ongeveer twee weken. Tot die tijd was hij er bijna nooit. Hij kwam wel eens voor de post. Ik weet niet hoe ze heten.
Indien zij elders verblijven, hoe frequent komen zij dan hier terug en voor hoelang?
De buurman kwam wel eens voor de post maar ik weet verder niet hoe vaak
5.
Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van de Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden d.d. 18 augustus 2015 inclusief bijlage (dossierpagina 44 tot en met 48), gericht aan de verdachte en voor zover inhoudende:
Onderwerp: Toekenning bijstand
Geachte heer [verdachte] ,
Op 16 juni 2015 vroeg u een bijstandsuitkering aan. U krijgt de bijstand vanaf 23 juni 2015. Bij de vaststelling van de hoogte van de uitkering zijn wij ervan uitgegaan dat:
- u alleenstaande bent.
- u uw woning niet deelt met nog een of meer andere personen van 21 jaar of ouder die meetellen voor de kostendelersnorm.

Verplichtingen

U bent verplicht direct alles te melden wat van invloed kan zijn op uw mogelijkheden om aan het werk te gaan en uw uitkering.

Wat moet u in ieder geval doen?

U geeft wijzigingen in uw persoonlijke, gezins- of financiële situatie door.

Nadere verplichtingen

U meldt en vraagt vooraf toestemming voor verblijf buiten de gemeente, maar in Nederland, dat langer dan één week duurt.
6.
Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van de gemeente Reimerswaal d.d. 29 augustus 2007, dossierpagina 51a tot en met 51c, voor zover inhoudende:
Naam en voorletter(s): [verdachte] / [betrokkene 1]
Meneer en mevrouw zijn beiden op 28 augustus 2007 verschenen en apart gehoord. Uit het verhoor kwam naar voren dat meneer en mevrouw sinds 1 januari 2006 niet hun hoofdverblijf hebben aan [adres 1] . Meneer en mevrouw hebben aangegeven dat zij hun hoofdverblijf in Lamswaarde hadden bij hun dochter. Zij waren zich er niet bewust van dat zij dit dienden in te vullen op het formulier omdat zij zich er niet van bewust waren dat dit gevolgen zou hebben voor de uitkering.
Gevolg van bovenstaande is dat de uitkering vanaf 1 januari 2006 tot heden teruggevorderd dient te worden.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 61 t/m 62) d.d. 13 februari 2018, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] :
Naar aanleiding van een plaatsgevonden brand in een schuur behorende bij perceel [adres 2] , bericht ik het volgende:
Op maandag 12 februari 2018 omstreeks 23:30 uur werd ik door het Operationeel Centrum van de politie Eenheid Zeeland West Brabant, naar genoemde locatie gestuurd, omdat de brandweer tijdens hun bluswerkzaamheden de restanten hadden ontdekt van vermoedelijk een hennepkwekerij.
Ter plaatse aangekomen, zag ik dat in de verbrande restanten van de schuur, welke achter voornoemde woning stond, kennelijk een ruimte was afgemaakt geweest met een oppervlakte van ongeveer 4 x 6 meter. Tussen de geblakerde balken zag ik enkele restanten liggen van planten, kennelijk hennepplanten. Ook zag ik een verbrand koolstoffilter liggen en diverse stukken isolatiemateriaal.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 63 tot en met 64) d.d. 14 februari 2018, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 5] :
Naar aanleiding van een uitslaande brand in een loods of schuur achter de woning aan [adres 2] op maandag 12 februari 2018, waarbij er een hennepkwekerij zou zijn aangetroffen, heb ik ter plaatse een onderzoek ingesteld.
In tegenstelling tot het over grote deel van de zwartgeblakerde materialen op de bodem van de schuur, zag ik in de achterste ruimte dat vermoedelijk materiaal was omgewoeld en tussen de geblakerde materialen geelkleurige vlokken zichtbaar waren. Deze vlokken herken ik, verbalisant, als ambtshalve bekend glasvezel substraat dat als voedingsbodem gebruikt wordt bij de illegale hennepkweek. Ik zag dat een deel van de ruimte vermoedelijk ook ingestort was en er grote brokken bouwmateriaal op de grond en daarop liggende verbrande voorwerpen waren gevallen. Tussen de verbrande materialen zag ik diverse goederen die ik aan vorm, samenstelling, zichtbare delen herkende als gebruikt bij hennepkwekerijen. Aan de aangetroffen situatie werd mijn vermoeden versterkt dat er meerdere goederen waaronder vermoedelijk hennepplanten, dan wel restanten daarvan, waren verwijderd. Tussen delen van het aangetroffen bodemsubstraat zag ik enkele groen kleurige delen van de hennepplant. Tussen het materiaal zag ik nog een forse stronk van een hennepplant met een volgroeide wortelstruik in de vorm van een vierkante kweekpot. Nabij deze restanten van de hennepplant zag ik tussen de verbrande en geblakerde goederen, een deel wortelstronk en de vierkante onderzijde van een kweekpot. Tussen de op de grond liggende materialen zag ik een groot aantal metalen buizen met een doorsnede van een centimeter. Gezien de hoeveelheid buizen werd het vermoeden versterkt dat in deze ruimte een zogenoemde kweektent was opgesteld geweest, waarin moederplanten of hennepstekken hebben gestaan. In deze ruimte van de schuur, zag ik meerdere restanten van wortelstronken die het verplaatsen of verwijderen van deze materialen uit de vermoedelijk ingerichte hennepkwekerij versterkten. De groene plantendelen die ik in de ruimte aantrof herkende ik aan de vorm, structuur en geur als de mij ambtshalve bekende delen, hennepbladeren aan delen steel, van de hennepplant. De dikte van de aangetroffen stam alsmede de vertakkingen aan de stam versterken het vermoeden dat de in deze hennepkwekerij vervaardigde hennepplanten, werden verzorgd voor het snijden van jonge hennepstekken ten behoeve van de grootschalige hennepkweek.
Ik zag dat in een, nog optisch zichtbare, tweede ruimte in het achterste deel van de schuur meerdere materialen lagen, herkenbaar als gebruikt materiaal voor de aan- en afvoer van lucht ten behoeve van een hennepkwekerij. Ik zag dat er restanten lagen van drie koolstoffilters en vier slakkenhuizen.
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 februari 2018 (dossierpagina 65 tot en met 66), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 4] :
Ik ben als bevelvoerder lid van de Brandweer Steenbergen. Maandag 12 februari 2018 werd ik opgeroepen in verband met een brand in een gebouw aan de Halsterseweg te Steenbergen.
Het viel mij dat er bij de schuur aan de achterzijde een tiental dichtgeknoopte vuilniszakken lagen. Ik zag dat er een aantal kweekpotten met vlokkenvulling bij de door mij geopende deur stonden. Later zag ik dat er ook groene delen van planten bij de zakken lagen. Ik kreeg hier het vermoeden dat dit hennepplanten waren en heb een deel vastgepakt en eraan geroken. Ik herkende hierop de geur van de mij ambtshalve bekende geur van hennep.
10.
Een schriftelijk bescheid: Verstrekking gegevens/Brand 12-02-2018/Steenbergen NB [adres 2] /Hennepinformatiebericht van [verbalisant 6] , Districtelijk Hennepteam de Markiezaten
Op 12 februari 2018 heeft de politie Zeeland-West-Brabant op genoemde locatie een afgebrande hennepkwekerij ontmanteld.
Kwekerij was vermoedelijk verdeeld over ruimte met grote kweektent (2.5 x 4 mtr) met hennepplanten (berekend 15 planten per m2 is vermoedelijk 150 hennepplanten) en ruimte waar transformatoren en luchtafzuigers hingen. Restanten van 4 slakkenhuizen en 3 koolstoffilters. Ongeveer tien vuilniszakken met henneprestanten/afval voorgaande oogst. In kweekruimte restanten van verbrande huidige hennepkweek.
11.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 maart 2018 (dossierpagina 68 tot en met 73), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [verdachte] :
Dit proces-verbaal wordt opgebouwd met vraag (V) en antwoord (A).
V: Wie is eigenaar van het schuur/ loods achter de woning aan [adres 2] waarin de politie op 12 februari 2018 de restanten van een hennepkwekerij heeft aangetroffen?
A: Daar ben ik verantwoordelijk voor. De loods is van meneer [betrokkene 3] maar de spulletjes die er stonden waren van mij.
V: Wie had de hennepkwekerij in dit deel van de schuur/ loods aangelegd?
A: Daar wens ik geen verklaring over af te leggen. Ik vind namelijk het woord hennepkwekerij heel groot.
V: Wat bedoelt u dan dat u de benaming hennepkwekerij heel groot is?
A: Nou ik heb wel eens hennepkwekerij gezien met 40 lampen en zo, maar nu gaat het over een lampie.
V: Dus de hennepkwekerij was volgens u niet zo groot?
A: Nee, maar ik stop met de antwoorden over de hennepkwekerij. Het is mooi zo.
12.
Een schriftelijk bescheid, te weten een huurovereenkomst woonruimte [adres 2] (dossierpagina 82 tot en met 86), voor zover inhoudende:

Ondergetekenden:

Ir. [betrokkene 2] , in zijn hoedanigheid van beheerder van het [landgoed] ,Verhuurder
en
Dhr. [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1952 te [geboorteplaats 1] , gehuwd in gemeenschap van goederen met mevrouw [betrokkene 1] - [betrokkene 1] [
het hof begrijpt: [betrokkene 1]], geboren op [geboortedag 2] 1961 te [geboorteplaats 2] , horecaondernemers,
Zijn overeengekomen:

Het gehuurde, bestemming

1.1
Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de woonruimte, hierna 'het gehuurde' genoemd, plaatselijk bekend [adres 2] .
3.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar ingaande op 1-12-2013 en lopende tot en met 1-12-2018.
Aldus opgemaakt en ondertekend.
Plaats: Steenbergen
Datum: 26-11-2013
Huurders:
[verdachte] + handtekening
[betrokkene 1] + handtekening
13.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 mei 2018 (dossierpagina 98 tot en met 100), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Sedert ongeveer 23 juni 2015-5 februari 2018 ontving ik van de Gemeente Reimerswaal/GR De Bevelanden een uitkering ingevolge de Participatiewet. Ik had daartoe een formulier “Aanvraag om Bijstand”en een “Inlichtingenformulier” ingevuld, gedagtekend en ondertekend. Vervolgens kreeg ik een formulier “Beschikking op aanvraag” van de betreffende Gemeente Reimerswaal/Gr De Bevelanden toegezonden, waaruit bleek dat ik recht had op de door mij aangevraagde uitkering.
Voorts kreeg ik zogenaamde "Inkomsten/wijzigingsformulieren" toegezonden van de Gemeente Reimerswaal/GR De Bevelanden afdeling Werk Inkomen en Zorg, met het verzoek om deze formulieren naar waarheid ingevuld te retourneren.
Het was en is mij bekend, dat aan de hand van de door mij op die inkomsten/wijzigingsformulieren verstrekte gegevens de hoogte en/of het recht op uitkering wordt vastgesteld.

Hoe vaak komt u naar uw woning in Krabbendijke?

Ik wil daar geen antwoord op geven. Ik kan daar geen duidelijk antwoord op geven.
14.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 augustus 2018 (dossierpagina 111 tot en met 112), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] namens de Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden :
Ik ben als teamleider van het team Poortwacht van de afdeling Werk Inkomen en Zorg bevoegd tot het doen van aangifte van strafbare feiten die ten nadele van de Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden zijn gepleegd. Ik ben hiertoe gemachtigd door het Algemeen Bestuur van Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden . Om in het bezit te blijven van een uitkering dienen uitkeringsgerechtigden periodiek het aan hen uitgereikte c.q. toegezonden inkomsten- /wijzigingsformulier ingevuld en ondertekend te retourneren. Deze inkomsten- /wijzigingsformulieren worden gebruikt voor de berekening van de hoogte van, en/of het recht op uitkering. Uitkeringsgerechtigden zijn verplicht ter bepaling van het recht en de hoogte van de uitkering, ingevolge artikel 17 van de Participatiewet, van al datgene wat van belang is, mededeling te doen. In verband hiermee doe ik aangifte ter zake het verstrekken van onjuiste informatie/het nalaten van verstrekking van gegevens (artikel 227a/b van het Wetboek van Strafrecht) en/of het onjuist informatie verstrekken (artikel 447d van het Wetboek van Strafrecht), gepleegd door [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1952 en wonende te [adres 1] .
De bovenstaande verdachte heeft in de periode van: 23.06.2015 tot 05.02.2018 werkzaamheden verricht en/of inkomsten genoten, en niet daadwerkelijk verbleven in Krabbendijke, gemeente Reimerswaal, hetgeen door hen niet werden opgegeven aan de Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden . De door verdachten ingeleverde inkomsten/wijzigingsformulieren werden door mij als echt en onvervalst beschouwd. Door de handelswijze van de verdachte is voor de gemeente Reimerswaal/ Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden een nadeel ontstaan.
15.
Het schriftelijk bescheid, te weten een overzicht van de ten onrechte verstrekte bijstand aan (onder meer) verdachte [verdachte] (dossierpagina 113), voor zover inhoudende:
Dhr. [verdachte]
Terugvordering alleenstaande (dhr. [verdachte] ) 23-06-2015 tot en met 05-02-2018

Ten onrechte verstrekte bijstand (alleenstaande dhr. [verdachte] )

23-06-2015 tot en met 31-12-2015
Netto belast € 5. 730,41
Loonheffing € 1.482,08
Bruto € 7.212,49
01-01-2016 tot en met 31-12-2016
Netto belast € 11.658,89
Loonheffing € 3.182, 13
Bruto € 14.841,02
01-01-2017 tot en met 31-12-2017
Netto belast € 12.157,66
Loonheffing € 3.450,51
Bruto € 15.608,17
01-01-2018 tot en met 05-02-2018
Netto belast € 1. 169 ,28
Loonheffing € 286,47
Bruto € 1.455,75

Totaal: € 39.117,43

16.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 januari 2023:
U, voorzitter, houdt mij voor dat zich in het dossier ook stukken over een hennepkwekerij bevinden aan [adres 2] . U vraagt mij of het klopt dat ik onherroepelijk veroordeeld ben wegens betrokkenheid bij die hennepkwekerij. Ik zeg u daarop dat dit klopt.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bijzondere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van het (primair en subsidiair) tenlastegelegde. Daartoe is – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
In de eerste plaats is niet komen vaststaan dat de verdachte zijn hoofdverblijf niet had aan [adres 1] . De verdachte was in de tenlastegelegde periode ziek waardoor hij niet vaak thuis was en bij naaste familie verbleef. Bovendien was hij door zijn ziekte bedlegerig. Beide omstandigheden verklaren waarom de verdachte de voordeur niet open kon doen. Bovendien vond een groot deel van de huisbezoeken plaats tijdens de voor de nachtrust bestemde uren, te weten voor 07.00 uur, zodat aan de huisbezoeken op die tijdstippen geen waarde kan worden toegekend.
Getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] zijn bij de raadsheer-commissaris teruggekomen op kernelementen van de eerder door hen bij de Sociale Recherche afgelegde verklaringen, terwijl deze laatste verklaringen enkel in concept zijn opgemaakt en niet door henzelf zijn gelezen.
Verder is niet komen vaststaan dat de verdachte inkomsten had uit – dan wel op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van – een hennepkwekerij.
Subsidiair is bepleit dat geen sprake is van opzet bij de verdachte. Het begrip hoofdverblijf is geen wettelijk begrip. De verdachte heeft telkens aangegeven te wonen aan de [straat adres verdachte] . Dat in juridische zin wordt geconcludeerd dat hij elders zijn hoofdverblijf had, maakt nog niet dat sprake is van opzet aan de zijde van de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Feitenvaststelling
Het hof stelt voorop dat uit de gebezigde bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat de verdachte – in de tenlastegelegde periode van 23 juni 2015 tot en met 5 februari 2018 – gedurende geruime tijd zijn hoofdverblijf niet heeft gehad aan [adres 1] en hij dat niet heeft opgegeven bij de gemeente Reimerswaal c.q. de Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden . Dat de verdachte zich in die periode van deze verplichting en de gevolgen die het niet-nakomen daarvan heeft, bewust moet zijn (en dus is) geweest, volgt uit dezelfde reden van terugvordering van de uitkering waarover verdachte destijds ook is gehoord (bewijsmiddelen 1 en 6).
Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte wist van de verplichting wijzigingen in het door hem opgegeven hoofdverblijf aan [adres 1] , door te geven aan de uitkeringsinstantie en dit van belang was voor de vaststelling van zijn recht (dan wel voor vaststelling van de hoogte en/of de duur daarvan) op de door hem ontvangen bijstandsuitkering. Immers, eerder was zijn bijstandsuitkering vanaf 1 januari 2006 tot 22 juli 2007 teruggevorderd omdat de verdachte en zijn toenmalige vrouw niet hadden doorgegeven dat zij hun hoofdverblijf niet meer hadden aan de [adres 1] te Krabbendijke, maar bij hun dochter (bewijsmiddelen 1 en 6).
Ten slotte volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte in voormelde periode werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van een hennepkwekerij en/of uit de teelt van hennep inkomsten heeft genoten.
Verweren van de verdediging
Voor zover de verdediging heeft willen bepleiten dat getuigen [getuige 1] en [getuige 2] onbetrouwbaar zijn, overweegt het hof als volgt.
Het hof neemt bij de feitenvaststelling de kort na het tenlastegelegde afgelegde verklaringen tot uitgangspunt, voor zover die elkaar ondersteunen en steun vinden in de overige bewijsmiddelen. Deze zijn in de kern gelijkluidend en ook gedetailleerd, hetgeen de betrouwbaarheid ondersteund, Zij hebben deze verklaringen (in concept) ook ondertekend.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn later gehoord bij de raadsheer-commissaris. In hetgeen zij bij de raadsheer-commissaris hebben verklaard ziet het hof echter geen aanleiding om de door hun afgelegde verklaringen uit 2018 onbetrouwbaar te achten, temeer nu zij bij de raadsheer-commissaris hebben verklaard dat zij hun eerdere verklaringen naar waarheid hebben afgelegd en voor het overige in de kern eensluidend verklaren. Zo verklaren zij bijvoorbeeld dat de verdachte pas sinds kort weer woonde aan [adres 1] en dat hij daar lange tijd (volgens getuigen [getuige 1] en [getuige 2] respectievelijk 8 en 10 jaren) niet gewoond had en slechts sporadisch langskwam om de post te halen.
Dat getuige [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat het niet kan kloppen dat zij eerder heeft verklaard dat de verdachte 8 jaren niet meer woonde aan [adres 1] , acht het hof ongeloofwaardig, nu haar verklaring van destijds aan haar is voorgelezen, zij deze geparafeerd en getekend heeft, het oorspronkelijke verhoor handgeschreven is opgetekend en daarbij tot driemaal toe (en bij drie verschillende vragen) ‘8 jaar’ is ingevuld.
Het hof ziet derhalve geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van getuige [getuige 1] en [getuige 2] en de door hen in mei 2018 afgelegde verklaringen.
Het verweer van de verdediging, voor zover inhoudende dat de verdachte in de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode ziek zou zijn geweest, is op geen enkele wijze onderbouwd (bijvoorbeeld door het overleggen van daartoe relevante schriftelijke bescheiden) en ook overigens niet aannemelijk geworden. Ten overvloede merkt het hof daarbij op dat een eventuele ziekte van de verdachte niet afdoet aan zijn verplichtingen tot het opgeven van wijzigingen in zijn hoofdverblijf, op geld waardeerbare werkzaamheden, en inkomsten.
Al hetgeen overigens door de verdediging is aangevoerd, doet aan het vorengaande niet af.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak van het (primair en subsidiair) tenlastegelegde in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof aan de verdachte een taakstraf zal opleggen, al dan niet in combinatie met voorwaardelijke gevangenisstraf, nu een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend en geboden zou zijn. Daartoe is – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. De verdachte staat sinds 2019 onder bewind en betaalt de eerder teruggevorderde uitkeringen. Hij beschikt over weinig tot geen financiële draagkracht en ontvangt slechts een AOW-uitkering en een klein – naar het hof begrijpt: aanvullend – pensioen. Hij krijgt van zijn bewindvoerder wekelijks slechts € 50,00 aan leefgeld. Voorts is geen sprake van recidivegevaar en heeft de strafrechtelijke procedure lang geduurd, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bijstandsfraude. Door niet op te geven dat hij zijn hoofdverblijf niet had aan [adres 1] en door niet op te geven dat hij werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van een hennepkwekerij en daaruit inkomsten heeft genoten, heeft de verdachte onrechtmatig een bijstandsuitkering ontvangen, terwijl hij wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van zijn recht op een bijstandsuitkering en de vaststelling van de hoogte en de duur daarvan.
Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Een dergelijke uitkering is bedoeld om mensen, die om welke reden dan ook niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, te verzekeren van een aanvaardbaar inkomen. Misbruik van dergelijke sociale voorzieningen ondermijnt dit sociale stelsel. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard, temeer nu van hem eerder om dezelfde reden uitgekeerde bijstand was teruggevorderd.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 november 2022, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten, doch wel ter zake van andere strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte een financieel bewindvoerder heeft.
Bezien tegen het vorengaande is het hof van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Redelijke termijn
Ten slotte heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Deze is aangevangen op 17 juli 2019 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte, en eindigt heden 6 februari 2023 met het wijzen van het onderhavige arrest. Derhalve is de redelijke termijn in hoger beroep overschreden met ongeveer één jaar en zeven maanden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tweeëneenhalve maand passend en geboden zijn geweest.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, acht het hof echter – alles afwegende – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 6 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Klip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.