Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
Het proces-verbaal van aangifte met (foto)bijlagen d.d. 5 juni 2019, dossierpagina’s 103-113, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] :
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juni 2019, dossierpagina’s 114-116, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 juni 2019, dossierpagina’s 117-119, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige 2] :
Het proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding d.d. 25 september 2019, dossierpagina’s 51-52, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
110 (honderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis;
€ 779,90 (zevenhonderdnegenenzeventig euro en negentig cent)bestaande uit € 29,90 (negenentwintig euro en negentig cent) als vergoeding van materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening;
€ 779,90 (zevenhonderdnegenenzeventig euro en negentig cent)bestaande uit € 29,90 (negenentwintig euro en negentig cent) als vergoeding voor materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 15 (vijftien) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;