ECLI:NL:GHSHE:2023:4401

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
20-002183-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake diefstal door twee of meer verenigde personen met betrekking tot overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 september 2022. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor diefstal door twee of meer verenigde personen. Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij toegewezen, inclusief wettelijke rente en een schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank had ook een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, maar heeft wel een straftoemetingsverweer gevoerd en gepleit voor toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met aanvulling van de gronden en vervanging van een gedeelte van de strafoverweging. Het hof heeft ook de redelijke termijn in acht genomen, waarbij is vastgesteld dat de behandeling in eerste aanleg niet binnen de geldende termijn is afgerond, maar dat de totale berechting in feitelijke aanleg binnen de geldende termijnen is gebleven.

Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn slechts geconstateerd en de toepasselijke wettelijke voorschriften aangevuld met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing van het hof is op 17 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002183-22
Uitspraak : 17 november 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 september 2022, parketnummer 03-155340-20, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 03-045114-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd 2 jaren toegewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft zich voor wat betreft het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. De verdediging heeft een straftoemetingsverweer gevoerd. Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat vordering van de benadeelde partij [benadeelde] kan worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de verdediging bepleit dat die vordering zal worden afgewezen dan wel dat de proeftijd zal worden verlengd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en zal dit derhalve bevestigen, met aanvulling van de gronden waarop dit berust. Voorts zal het hof een gedeelte van de strafoverweging vervangen en de toepasselijke wettelijke voorschriften aanvullen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Aanvulling bewijsmiddelen
Aan de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen wordt als bewijsmiddel toegevoegd:
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2023, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 14 maart 2020 te Belfeld samen met een ander levensmiddelen van [benadeelde] heb weggenomen.
Strafoverweging
De rechtbank heeft op pagina vier van het vonnis het navolgende overwogen.
‘De rechtbank constateert wel nog dat de redelijke termijn van twee jaren, aangevangen op het moment van het politieverhoor van de verdachte op 29 mei 2020, thans met bijna 4 maanden is overschreden. De rechtbank zal evenwel volstaan met deze constatering, mede vanwege de omstandigheid dat de rechtbank in het vonnis van heden in de zaak met parketnummer 03/659051-19, welke om systeemtechnische beperkingen niet ter terechtzitting gevoegd konden worden, de op te leggen straf vanwege tijdsverloop reeds matigt.’
De hierboven weergegeven overweging van de rechtbank wordt geschrapt en vervangen door de navolgende overweging.
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Deze termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op 29 mei 2020, de dag waarop de verdachte door de politie is gehoord. Aan die handeling kon de verdachte in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem door het openbaar ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank heeft eerst op 21 september 2022 vonnis gewezen. De behandeling in eerste aanleg is dan ook niet met een eindvonnis afgerond binnen twee jaar na de aanvang van de hiervoor genoemde termijn. De redelijke termijn is in eerste aanleg met een periode van bijna 4 maanden overschreden. Van de zijde van de verdachte is op 26 september 2022 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst het onderhavige arrest op 17 november 2023, zodat binnen twee jaar na het instellen van hoger beroep arrest is gewezen. Gelet op de beperkte overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en de voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep, stelt het hof vast dat de berechting in feitelijke aanleg – dat wil zeggen: in eerste aanleg én in hoger beroep – is afgerond binnen het totaal van de voor elk van de procesfasen geldende termijnen. Het hof volstaat derhalve met de enkele constatering van de overschrijding van de redelijke termijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De in het vonnis waarvan beroep aangehaalde toepasselijke wettelijke voorschriften worden aangevuld met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 17 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.