ECLI:NL:GHSHE:2023:4385

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
20-001220-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met noodweer als verweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 1 juni 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, was in hoger beroep gegaan tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor mishandeling. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. De verdediging voerde aan dat de verdachte had gehandeld uit noodweer, omdat hij zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer. Het hof oordeelde dat de gedragingen van het slachtoffer weliswaar als een aanranding konden worden gekwalificeerd, maar dat het beroep op noodweer niet slagen kon vanwege de proportionaliteitseis. Het hof achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte het slachtoffer meermalen in het gezicht had geslagen, wat leidde tot een gebroken neus. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 2.546,02, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001220-22
Uitspraak : 13 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 1 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-036403-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert de advocaat-generaal een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel dient te worden toegewezen.
Door de verdediging is primair bepleit dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt en dat hij derhalve dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Tilburg, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 februari 2022 te Tilburg, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, in het gezicht, te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2022038149, gesloten d.d. 14 februari 2022 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 30), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2022 (pg. 3-5), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op zaterdag 12 februari 2022 (…) werd ik gestuurd naar [adres 2] . Ik ben ter plaatse gegaan. (…) Ter plaatse aan het genoemde adres zag ik meerdere mensen op straat staan. Ik zag dat een jongeman voorover gebogen stond en ik zag dat het bloed uit zijn gezicht stroomde. (…) Verder zag ik een man in een zwart joggingpak rondlopen met zijn armen wijd. Ik zag dat de man opgefokt rond liep. (…)
Ik ben eerst naar de man met het bebloede gezicht gelopen. (…) Ik zag dat de bewoonster van [adres 3] zich ontfermde over de man. Ik hoorde dat de bewoonster van [adres 3] zei: “Het is echt niet normaal, hij bleef op zijn gezicht slaan en hij wilde [slachtoffer] met zijn kop op de tegels slaan.” Ik heb de man met het bebloede gezicht mee naar binnen begeleid. Later bleek dit [slachtoffer] te zijn.
Ik ben daarna naar de opgefokte man toegelopen. Ik pakte hem vast en ik vroeg waar hij woonachtig was. Ik hoorde de man zeggen dat hij op [adres 1] zou wonen. (…) De opgefokte man bleek [verdachte] te zijn.
(…)
Ik ben daarna het verhaal aan gaan horen bij [adres 3] . Binnen in de woning zaten getuige [getuige] en slachtoffer [slachtoffer] . Ik zag dat heel het gelaat van [slachtoffer] onder het bloed zat. Ik zag dat de neus jukbenen en eigenlijk heel het gelaat opgezwollen was. Ik zag meerdere rode plekken op het hoofd. Ook zag ik op meerdere plekken blauwe verkleuringen ondanks dat de mishandeling nog maar net was gebeurd.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] .
2.
De eigen waarneming van het hof van de foto die als bijlage bij het zojuist genoemde proces-verbaal is gevoegd inhoudende, dossierpagina 7: Op deze foto van het letsel aan het gezicht van [slachtoffer] , zijn naar het oordeel van het hof meerdere verwondingen aan het gezicht te zien, vanaf de kin tot op het voorhoofd, waaronder ook een blauwe oogkas en een blauwe neus.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2022 (pg. 8-10), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik, verbalisant, kwam op zaterdag 12 februari 2022 ter plaatse in [adres 3] . (…)
Wij, verbalisanten, zijn de woning [adres 3] in gelopen en ik zag dat daar een man op een stoel zat. Ik zag dat diens gezicht met bloed besmeurd was en ik zag diverse kneuzingen en zwellingen in zijn gelaat. Ik, verbalisant, hoorde later hoe deze man zich had opgegeven te zijn: [slachtoffer] .
Ik hoorde hoe [slachtoffer] verklaarde dat hij (…) geslagen werd door de bewoner van [adres 1] . Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat hij meerdere klappen in zijn gezicht kreeg van deze man.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2022 (pg. 22), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 13 februari 2022 ben ik langs gegaan aan de [adres 2] en [adres 3] en aan [adres 4] . Hier zijn alle slachtoffers en getuigen woonachtig. (…) Betrokkene [slachtoffer] gaf aan dat hij een gebroken neus had.
5.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 29 september 2023, voor zover inhoudende:
Ik heb [slachtoffer] een klap gegeven.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De verdachte komt derhalve een geslaagd beroep op noodweer toe en dient te worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde mishandeling. Daartoe heeft de verdediging de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Op 12 februari 2022 is er een ruzie ontstaan tussen de verdachte en zijn buren. De vader van de verdachte die daarbij aanwezig was, kwam ongelukkig ten val en had veel pijn en letsel aan zijn been. Hij lag in een parkeervak op de weg tussen twee geparkeerde auto’s in en de verdachte stond naast hem, deels op de weg. De verdachte geeft aan dat [slachtoffer] op dat moment met zijn auto op hem kwam ingereden, waardoor de verdachte achteruit moest springen om niet geraakt te worden. Volgens de lezing van de verdachte kwam [slachtoffer] onmiddellijk op de verdachte af – waarbij hij het portier van de auto zelfs nog open liet staan – en gaf de verdachte een klap op zijn gezicht. Verdachte heeft daarvan – naar eigen zeggen – geen letsel bekomen. De verdachte heeft zich hierop verdedigd door [slachtoffer] een vuistslag terug te geven. In de worsteling die vervolgens ontstond zijn zij beiden op grond beland, waardoor de verwondingen in het gezicht van [slachtoffer] (mede) kunnen zijn ontstaan.
Het hof overweegt als volgt.
Art. 41, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht luidt ‘Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.’ Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van [slachtoffer] weliswaar worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, maar kan het beroep op noodweer door de verdachte niet slagen, omdat niet is voldaan aan de proportionaliteitseis. In het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging is ‘geboden door de noodzakelijke verdediging’ worden zowel de zogenoemde subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht. Deze met elkaar samenhangende en niet altijd scherp te onderscheiden eisen hebben betrekking op de vraag of de verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was, respectievelijk op de vraag of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte hem meerdere keren in zijn gezicht heeft geslagen, waardoor hij onder andere een gebroken neus heeft opgelopen. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige] (zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 3-5; bewijsmiddel 1) en in het letsel van [slachtoffer] . Het hof overweegt dat, aan de hand van de foto in het dossier op pagina 7 en de beschrijvingen van de verbalisanten, vastgesteld kan worden dat [slachtoffer] verschillende verwondingen verspreid over zijn gezicht had, vanaf zijn kin tot op zijn voorhoofd. Het letsel van [slachtoffer] betrof een gebroken neus, een blauwe oogkas en open verwondingen in zijn gezicht. Dit letsel past naar het oordeel van het hof niet bij enkel een val, dan wel een klap en een val, zoals de verdachte heeft verklaard, maar bij het meermalen slaan in het gezicht zoals bewezen is verklaard. Gezien het letsel van [slachtoffer] , kan het naar het oordeel van het hof niet anders kan zijn dan dat de verdachte [slachtoffer] meermalen met kracht in het gezicht heeft geslagen.
Gezien deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de gekozen gedragingen van de verdachte – als verdedigingsmiddel – in onredelijke verhouding staan tot de ernst van de aanranding, welke aanranding aan de zijde van de verdachte niet tot letsel heeft geleid. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen. Het hof acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer meermalen in het gezicht te slaan, waardoor deze onder andere een gebroken neus heeft opgelopen. De vechtpartij vond plaats op straat, waardoor meerdere omstanders getuige waren van het geweld. Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschaad.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 augustus 2023, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling. Ook is het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing, waardoor het opleggen van een kale taakstraf niet mogelijk is. Tevens is de verdachte na de pleegdatum van onderhavig feit, nog een keer strafrechtelijk veroordeeld wegens een mishandeling.
Voorts heeft het hof gelet op de persoon van de verdachte en diens overige persoonlijke omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat verdachte het met [slachtoffer] heeft bijgelegd, met de eveneens betrokken buren inmiddels weer een goede relatie onderhoudt en het feit dat hij kostwinnaar is in een gezin met twee jonge kinderen. Om die reden heeft de verdediging verzocht om de verdachte, in het geval van een veroordeling, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles overziende is het hof van oordeel dat een straf zoals gevorderd door de advocaat-generaal passend en geboden is. Het hof zal de verdachte derhalve veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarnaast zal het hof de verdachte een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen, opleggen.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.546,02. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.662,02.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De verdediging heeft de vordering in hoger beroep niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 2.546,02. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het feit op 12 februari 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 2.546,02. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
28 (achtentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.546,02 (tweeduizend vijfhonderdzesenveertig euro en twee cent) bestaande uit € 1.546,02 (duizend vijfhonderdzesenveertig euro en twee cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.546,02 (tweeduizend vijfhonderdzesenveertig euro en twee cent) bestaande uit € 1.546,02 (duizend vijfhonderdzesenveertig euro en twee cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 12 februari 2022.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 13 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.J.D.J. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.