ECLI:NL:GHSHE:2023:4365

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
20-002087-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo
  • mr. J. Platschorre
  • mr. S. Riemens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank had de verdachte, die in 1991 is geboren en woonachtig is op een onbekend adres, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof de bewezenverklaring zou bevestigen, maar de opgelegde straf zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzitting en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en het verweer van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zeer onoplettend was, aangezien hij een stopstreep passeerde terwijl de verkeerslichten al minimaal 13,3 seconden op rood stonden. Het hof heeft de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit verbeterd door te vermelden dat het een ongeval betreft waardoor een ander is gedood. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft het hof besloten de straf van de rechtbank te bevestigen, omdat deze passend en geboden is.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002087-22
Uitspraak : 29 november 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 15 september 2022, in de strafzaak met parketnummer
02-017286-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring zal bevestigen en ten aanzien van de opgelegde straf zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is verweer gevoerd tegen de culpa gradatie. Tevens is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met aanvulling van gronden.
Gelet op de bewezenverklaring heeft de rechtbank kennelijk als gevolg van een misslag verzuimd in de kwalificatie te vermelden “terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood”. Het hof leest de kwalificatie van bewezenverklaarde met verbetering van deze misslag.
Aanvullende bewijsoverweging
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het verkeersongeval het gevolg is geweest van zeer onoplettend verkeersgedrag van de verdachte. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte als bestuurder van de personenauto de stopstreep passeerde terwijl de verkeerslichten voor die rijrichting minimaal 13,3 seconden rood licht uitstraalden. Gelet op het feit dat het een lange rechte weg zonder vaste obstakels en met een vrij uitzicht naar de kruising betreft en de verkeerslichten ten aanzien van de weg goed bevestigd en goed zichtbaar waren, had de verdachte over een grotere afstand kunnen en ook moeten waarnemen dat de verkeerslichten eerst oranje licht en daarna rood licht uitstraalden. Wanneer de gereden snelheid, uitgaande van de toegestane snelheid, wordt afgezet tegen de af te leggen afstand dan volgt daaruit dat de verdachte zelfs indien hij zich aan die maximumsnelheid van 70 km per uur had gehouden hij over een afstand van meer dan 250 meter (70 km per uur / 3600 seconden = 19,44 meter per seconde x 13,3 seconden) het voor hem rood uitstralende verkeerlicht had kunnen waarnemen. Daaraan gaat nog vooraf de waarnemingsafstand die de verdachte heeft gehad voor het oranje uitstralende verkeerslicht. Nu het verkeerslicht minimaal 13,3 seconden rood uitstraalde op het moment dat de verdachte de stopstreep voor dat rood uitstralende verkeerslicht passeerde, concludeert het hof dat de verdachte zeer onoplettend was.
Aanvullende overwegen ten aanzien van de opgelegde straf.
De in hoger beroep naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maken, anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd en de verdediging heeft aangevoerd, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit niet dat het hof zal komen tot een andere straf dan die door de rechtbank is opgelegd. Die straf acht het hof, met de rechtbank, passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door:
mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 29 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.