ECLI:NL:GHSHE:2023:4339

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
20-001194-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een auto

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 25 april 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1971 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal van een auto, die op 8 april 2023 in Antwerpen was gestolen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, en had de schadevergoeding van de benadeelde partij integraal toegewezen. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en handhaving van de straf en schadevergoeding. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de verdachte de auto niet zelf had gestolen.

Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal van de auto. Het hof overwoog dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was, gezien de tijdlijn van de diefstal en de vondst van de auto. De verdachte had verklaard de auto voor 200 euro naar Nederland te brengen, maar kon geen bewijs of identificatie van de persoon geven voor wie hij dit deed. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal, met inachtneming van zijn strafblad en de ernst van het feit. De opgelegde straf van 6 weken gevangenisstraf, waarvan 2 weken voorwaardelijk, werd als passend beschouwd.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 50,38 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte werd ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, die tot op dat moment op nihil waren begroot. Het hof legde een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij gijzeling mogelijk was indien de verdachte niet aan zijn betalingsverplichtingen voldeed.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001194-23
Uitspraak : 11 december 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 25 april 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-095263-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het primair tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘diefstal’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] integraal toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2023 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, tot de datum van het vonnis begroot op nihil.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot en gevangenisstraf voor de duur van 6 weken waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij.
De verdediging heeft vrijspraak van de primair tenlastegelegde diefstal bepleit. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht om rekening te houden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 8 april 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland en/of te Antwerpen, althans in België, een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 8 april 2023 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, althans in Nederland en/of te Antwerpen, althans België, een auto, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 8 april 2023 te Antwerpen een auto, die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft hij aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat er geen bewijs voorhanden is dat de verdachte zelf de onderhavige personenauto heeft gestolen en dat het mogelijk is dat zijn verklaring dat de verdachte de auto in ruil voor 200 euro voor iemand anders naar Nederland heeft gebracht, ondanks het korte tijdsbestek gelegen tussen het moment waarop de auto is gestolen en het moment waarop die onder hem is aangetroffen, juist is.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de onderhavige personenauto te Antwerpen is gestolen op 8 april 2023 na 01:30 uur en voorts dat de verdachte, onder wie de gestolen personenauto op 8 april 2023 omstreeks 04:20 uur is aangetroffen, omtrent de verkrijging daarvan op diezelfde datum heeft verklaard dat hij de auto voor een bedrag van 200 euro van Antwerpen naar Den Haag zou brengen voor iemand. De verdachte wil echter de naam van deze persoon niet noemen. De verdachte heeft verklaard dat hij in Antwerpen is afgezet en dat hij de auto om ongeveer 01:00 uur onder zich heeft gekregen. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt echter dat de partner van de aangeefster, die op 8 april 2023 omstreeks 01:30 uur van zijn werk thuiskwam, de auto op dat tijdstip nog op de parkeerplaats te Antwerpen, waar de aangeefster de auto voordien had geparkeerd, heeft zien staan. Het hof stelt vast dat er aldus een belangrijke discrepantie tussen de verklaring van de verdachte en de verklaring van de aangeefster zit, nu verdachte zegt de auto al onder zich te hebben gehad op een moment dat die nog niet gestolen was. De verklaring van verdachte over wanneer en hoe hij in het bezit van de auto is gekomen kan aldus niet op waarheid berusten.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte kort na de diefstal van de onderhavige personenauto in Antwerpen, in het bezit van die auto in Geldrop is gesignaleerd. Daarbij komt nog dat de verdachte met de auto vanuit Antwerpen moet zijn gereden naar Geldrop, welke rit, zo kan uit openbaar toegankelijke bronnen worden afgeleid [1] , ten minste ongeveer een (1) uur zal hebben geduurd.
Gelet op dat zeer korte tijdsverloop en het overigens hiervoor overwogene dient het ervoor te worden gehouden dat de verdachte de personenauto zelf heeft gestolen, behoudens de aanwezigheid van contra-indicaties daarvoor. Van contra-indicaties is naar het oordeel van het hof echter geen sprake. De verdachte weigert de naam of andere identificerende gegevens te noemen van de persoon voor wie hij de auto dan van Antwerpen naar Den Haag zou (hebben) moeten rijden, dan wel andere concrete informatie te verstrekken over de door hem gestelde gang van zaken. De verklaring van de verdachte acht het hof vaag en niet verifieerbaar. Overigens biedt het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten voor een of meer andere bij de diefstal betrokken personen dan de verdachte. In hoger beroep is de verdachte niet verschenen, zodat hij aldaar ook geen (nadere) tekst en uitleg heeft kunnen geven. Al met al acht het hof de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. Het is hof is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de personenauto.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een personenauto. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar en hij heeft kennelijk enkel gehandeld met het oog op zijn eigen financieel gewin. Het hof houdt er tevens rekening mee dat het hier om een Toyota RAV4 gaat, die doorgaans een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt en dat de verdachte er voor heeft gezorgd dat het voertuig direct door hem vanuit België de grens over werd gebracht naar Nederland. Dit duidt, mede gelet op de gebruikte sleutel, op een mate van professionaliteit. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 oktober 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte in 2020 onherroepelijk is veroordeeld voor schuldwitwassen, zijnde een delict in de vermogenssfeer. Die veroordeling heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Anders dan de raadsman, acht het hof deze veroordeling wel relevant voor de strafoplegging.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte een eigen bedrijf heeft en daarmee zijn inkomsten genereert. Een gevangenisstraf, zeker voor langere duur, zou - zo kan worden aangenomen - zijn bedrijfsvoering ernstig belemmeren en zorgen voor stagnatie van zijn inkomsten.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten gaan bij diefstal van een motorfiets of auto (in geparkeerde toestand door braak/verbreking) zonder recidive uit van een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uur en met recidive uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Op grond van het vorenstaande, de ernst en aard van het feit, het grensoverschrijdende karakter, de mate van professionaliteit en het strafblad van de verdachte kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Niet valt in te zien dat verdachte voor een gevangenisstraf van 4 weken niet vakantie- of verlofdagen zou kunnen benutten zodat zijn bedrijfsvoering niet behoeft te worden belemmerd.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding ter zake van geleden materiële schade tot een bedrag van € 50,38. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen. De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De vordering is niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van verdachtes onder het primair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag € 50,38. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag van € 50,38 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De proceskosten van de benadeelde partij worden ten laste van de verdachte gebracht, doch tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 50,38. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 7, 14a, 14b, 14c, 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 50,38 (vijftig euro en achtendertig cent) ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2023 tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50,38 (vijftig euro en achtendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2023 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Jutte, griffier,
en op 11 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.ANWB Routeplanner, route van Rupelstraat 2 te Antwerpen (België) naar parkeerplaats Meelakkers te Geldrop.