ECLI:NL:GHSHE:2023:4321

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
20-000635-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod. De verdachte, geboren in 1987, werd eerder door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf, namelijk een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het tenlastegelegde bewezen verklaard. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 12,54 gram cocaïne op 30 november 2022 in Wouwse Plantage. Het hof oordeelde dat de verdachte het portemonneetje met cocaïne uit de auto had gegooid tijdens een achtervolging door de politie. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en kreeg een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar opgelegd. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De in beslag genomen cocaïne werd onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000635-23
Uitspraak : 28 november 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 maart 2023 in de strafzaak met parketnummer 02-313923-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de inbeslaggenomen verdovende middelen.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit en daarnaast een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 november 2022 te Wouwse Plantage, gemeente Roosendaal, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12,54 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 november 2022 te Wouwse Plantage, gemeente Roosendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad 12,54 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het eindproces-verbaal van politie, Eenheid Zeeland West Brabant, District De Markiezaten, Basisteam Bergen op Zoom, registratienummer PL2000-2022319498 in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, gesloten op 9 januari 2023, doorgenummerde dossierpagina's 1-67. De inhoud van de bewijsmiddelen wordt hierna telkens zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2022 (dossierpagina’s 17-19), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 30 november 2022 was ik, [verbalisant 2] , samen met politiemedewerkster [verbalisant 3] belast met een surveillance. Wij waren gekleed in burgerkleding en reden in een onopvallend politievoertuig. Omstreeks 20.35 uur werden wij gevraagd uit te kijken naar een voertuig in de omgeving van de Jasmijnstraat te Bergen op Zoom, een zwarte Peugeot 108 met het kenteken [kenteken] . Dit voertuig is bekend in de politiesystemen bij verdachte situaties met betrekking tot dealen in verdovende middelen.
Ik zag het betrokken voertuig voorbij rijden in de richting van de Parallelweg te Bergen op Zoom. Hierop volgden wij het voertuig. Op een zeker moment verloren wij het voertuig uit het zicht. Op de Ouwerveldenweg zag ik, [verbalisant 2] , omstreeks 20.57 uur een ander voertuig slingeren, een zilverkleurige Mercedes-Benz met Belgisch kenteken. Op een zeker moment zag ik dat het voertuig in de berm tot stilstand kwam. Ik zag dat het raam van de bestuurderszijde open ging. Ik zag dat de bestuurder een geldbriefje in zijn hand vast hield. Hierop hoorde ik de bijrijder vragen: "Heb jij mij net geappt". Direct hierna zijn wij doorgereden. Op het moment dat ik doorreed zag ik een voertuig ons tegemoet komen. Ik herkende het voertuig als de zwarte Peugeot 108 ( [kenteken] ). Ik zag dat het voertuig snelheid minderde en vrijwel tot stilstand kwam naast het Belgische voertuig.
(dossierpagina 18)
Toen wij dichterbij kwamen zag ik dat het voertuig ( [kenteken] ) weer doorreed in de richting van de Vleetweg. Ik zag dat beide eenheden mij passeerden en het voertuig poogden staande te houden.
Ik hoorde een eenheid roepen (over de mobilofoon) dat de bestuurder van het voertuig iets uit het raam gooide. Enkele momenten later hoorde ik een eenheid zeggen dat zij het voertuig staande hadden gehouden op de Vleetweg ter hoogte van de kruising met de Schouwbaan.
Ik heb ons dienstvoertuig geparkeerd om te zoeken naar het voorwerp dat uit het voertuig zou zijn gegooid. Samen met politiemedewerksters [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zochten wij in de berm. Op een zeker moment hoorde ik [verbalisant 4] zeggen dat zij het voorwerp welke uit het voertuig was gegooid had gevonden. Het zou een klein portemonneetje betreffen. Tussen het moment dat de bestuurder van het voertuig het object uit het voertuig heeft gegooid en het vinden van het object zijn geen andere voertuigen gepasseerd. Ik hoorde [verbalisant 4] zeggen dat zij verschillende ponypacks in het portemonneetje aantrof.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2022 (dossierpagina’s 21-22), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op woensdag 30 november 2022, omstreeks 20.30 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 3] samen met brigadier [verbalisant 2] . Wij waren in burgerkleding gekleed en reden in een onopvallend dienstvoertuig.
Op 30 november 2022 kregen wij te horen dat een voertuig met kenteken, [kenteken] zwarte Peugeot 108, geparkeerd stond aan de Jasmijnstraat te Bergen op Zoom. Dit voertuig is bekend in de politiesystemen bij verdachte situaties met betrekking tot dealen in verdovende middelen. Het voertuig is een leasevoertuig, maar [verdachte] rijdt regelmatig in dit voertuig. Dit is terug te zien in de politiesystemen.
Wij namen onopvallend zicht op het voertuig. Wij zagen dat het voertuig de Jasmijnstraat uit reed richting de Parallelweg. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag op Google Maps dat we richting de Belgische grens reden.
Na enige tijd raakten wij het voertuig even uit het zicht. Wij kwamen toen achter een Belgisch voertuig te rijden. Dit voertuig slingerde voor ons over de weg en stopte vervolgens naast ons in de berm. Ik zag dat de bestuurder van het Belgische voertuig zijn raam open deed. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , deed aan de bijrijderskant van ons dienstvoertuig mijn raam open. Ik zag dat de bijrijder van het Belgische voertuig over de bestuurder van het voertuig hing. Ik zag dat de bijrijder een briefje van 50 euro in zijn hand had, tussen zijn wijs- en middelvinger. Ik zag dat het een oranje/geel geldbriefje was. Ik hoorde dat de bijrijder van het voertuig aan mij vroeg: "Hey, heb jij mij net geappt?" Waarop ik reageerde met het antwoord
"Nee." Vervolgens deed ik mijn raam dicht en reden wij door.
Terwijl wij net het Belgische voertuig passeerden, zagen wij een voertuig met koplampen onze richting op rijden. Wij zagen dat dit voertuig het kenteken [kenteken] had. Wij keerden ongeveer 200 meter verderop ons dienstvoertuig. Wij reden achter de Peugeot aan waarop de twee opvallende dienstauto’s ons volgden.
Wij zagen dat de Peugeot zachter ging rijden toen hij het Belgische voertuig naderde. Wij zagen dat de remlichten van het voertuig aan gingen. Wij zagen dat de Peugeot ongeveer 1 tot 2 seconden stilstond naast het Belgische voertuig. Wij zagen dat de twee voertuigen raam aan raam stonden.
(dossierpagina 22)
Hierop riepen wij over de portofoon dat de twee opvallende dienstauto’s voor ons moesten gaan rijden om de Peugeot een stopteken te geven. Wij zagen dat de Peugeot op ons uit liep en meer snelheid maakte. De Peugeot reed rechtdoor over de Ouwerveldenweg richting de Vleetweg. Op dat moment was de Peugeot het enige voertuig dat op de Ouwerveldenweg reed. De enige voertuigen die achter de Peugeot reden waren de twee opvallende eenheden en wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , in een onopvallend voertuig. Tegengesteld reden er geen voertuigen op deze weg.
Wij hoorden een van de opvallende eenheden over de portofoon roepen dat de bestuurder van de Peugeot een zwart voorwerp uit zijn raam gooide aan de bestuurderszijde op de Ouwerveldenweg. Wij stopten ter hoogte van dit punt. De twee opvallende eenheden reden achter de Peugeot naar de Vleetweg.
Wij zochten in de berm naar het zwarte voorwerp. Er reden geen andere voertuigen over deze weg nadat het voorwerp door de bestuurder van de Peugeot uit het raam was gegooid tot het moment dat wij de portemonnee vonden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2022 met bijlagen (dossierpagina’s 24-28), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op woensdag 30 november 2022, om 14.00 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 4] , samen met agent [verbalisant 5] . Wij waren gekleed in uniform en reden in een opvallend dienstvoertuig.
Omstreeks 21.00 uur kregen wij portofonisch door dat eenheden achter een zwarte Peugeot 108 met kenteken [kenteken] aanzaten. Dit voertuig reed naar Wouwse Plantage. Uiteindelijk kregen wij door van deze eenheid dat zij vlakbij de Belgische grens reden. Wij hadden zicht op het Nederlandse voertuig. Aan de linkerbaan van de Ouwerveldenweg stond een grijs voertuig met Belgisch kenteken. Op het moment dat wij aan kwamen rijden, reed dit Belgische voertuig ons voorbij. Wij reden langs de eenheid 2119 en poogden het Nederlandse voertuig staande te houden. Wij zetten direct ons stopteken aan. Dit negeerde hij. Ik claxonneerde een aantal keren, waar hij door bleef rijden. Hierna zette ik onze blauwe verlichting aan, waarbij hij nog steeds het stopteken negeerde.
Ook hier claxonneerde ik een aantal keer bij. Hij bleef nog steeds doorrijden. Er was op dat moment geen ander verkeer in de buurt.
Tijdens het negeren van het stopteken, ongeveer 100 meter voor de kruising met de Vleetweg zag ik dat er een donkergekleurd, rechthoekig voorwerp uit het bestuurdersraam van de Peugeot werd gegooid. De bestuurder gooide dit met zijn linkerhand uit het raam. Wij reden kort achter de Peugeot op dat moment en zagen alles scherp. Agent [verbalisant 5] riep portofonisch waar het ongeveer uit het raam was gegooid zodat de eenheid 2119 dat stuk kon beveiligen.
(dossierpagina 25)
De bestuurder sloeg rechtsaf de Vleetweg op. Wij naderden de kruising met Schouwbaan. Daar zag ik de kans om de Peugeot te blokkeren. Ik zette ons dienstvoertuig linksvoor de Peugeot, er tegenaan. Ik stapte uit en rende naar de bestuurder. Hij had een iPhone in zijn rechterhand. Hij probeerde de zijknopjes in te drukken, vermoedelijk om deze uit te zetten.
Ik vertelde hem dat wij de verdenking hadden van overtreding van de Opiumwet en dat hij ons stopteken negeerde. Op dat moment vond hoofdagent [verbalisant 6] enkele zogeheten ponypacks in het voertuig. De bestuurder vertelde [verdachte] te heten. Ik liep terug naar de plek waar ik zag dat het ongeveer weggegooid was. Er was in de tussentijd geen verkeer langsgereden. De eenheid 2119 heeft daar de gehele tijd gestaan. lk zag langs de weg een bruinkleurig portemonneetje liggen ter hoogte waar wij zagen dat het weggegooid was. Dit portemonneetje was droog, terwijl het wegdek nat was en het mistig was, dus er vochtige lucht was. Ik pakte dit portemonneetje op en voelde dat deze warm aanvoelde, terwijl het buiten 3 graden was. Dit portemonneetje lag er dus nog maar net. Ik opende het portemonneetje en trof tientallen kleine gripzakjes met witte brokken aan. De aangetroffen gripzakjes en ponypacks zijn in beslag genomen.
Verdachte:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1987
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2022 (dossierpagina’s 29-30), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op woensdag 30 november 2022, omstreeks 20.57 uur reed ik samen met collega [verbalisant 8] op de Ouwerveldenweg in Wouwseplantage. Wij reden op dat moment achter de eenheden 2119 ( [verbalisant 2] / [verbalisant 3] ) en 2104 ( [verbalisant 4] / [verbalisant 5] ).
Over de portofoon kreeg ik te horen dat de bestuurder van de [kenteken] een stopteken kreeg. Ik zag dat de optische signalen van het opvallende voertuig (2104) aangingen. Ik zag dat het voertuig [kenteken] niet stopte en gewoon doorreed.
(dossierpagina 30)
Op de Vleetweg ter hoogte van de Schouwenbaan kon de 2104 hun voertuig voor de [kenteken] zetten, waardoor de [kenteken] tot stilstand kwam. Ik bekeek het voertuig vanaf de bestuurderszijde en ik zag dat de kappen van de schakelpook loszaten. Ik keek zo een holle ruimte in en ik zag het volgende: een doorzichtig gripzakje met een groene strip. In het gripzakje zag ik een witte en grijze ponypacks zitten. Later op het bureau openden wij het gripzakje en zag ik dat er 5 grijze ponypacks in zaten en 1 witte ponypack. Deze zijn later in beslag genomen onder registratienummer: 2022319498-11.
5.
Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 30 november 2022 (dossierpagina’s 5-6), voor zover inhoudende:
Registratienummer: PL2000-2022319498-11
Inbeslagneming
Plaats: Vleetweg, Wouwse Plantage, binnen de gemeente Roosendaal
Datum en tijd: 30 november 2021 te 21:10 uur
Omstandigheden: 6 ponypacks in beslaggenomen n.a.v. doorzoeking in de auto van de verdachte.
Volgnummer 1
Aantal: 5 stuks
Totale hoeveelheid: 3,7 g
Spoor identificatienr.: AAOX3477NL
Bijzonderheden: 5x grijze ponypack = 3,7 gram netto
Volgnummer 2
Aantal: 1 stuks
Totale hoeveelheid: 0,59 g
Spoor identificatienr.: AAOX3484NL
Bijzonderheden: 1x witte ponypack, inhoud 0,61 g netto, na monster 0,59 g
6.
Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 30 november 2022 (dossierpagina’s 7-8), voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats: Ouwerveldenweg, 4725 Wouwse Plantage, binnen de gemeente Roosendaal
Datum en tijd: 30 november te 21:20 uur
Omstandigheden: inbeslaggenomen na achtervolging verdachte.
Volgnummer 1
Aantal: 10 stuks
Totale hoeveelheid: 2,99 g
Spoor identificatienr.: AAOX3478NL
Bijzonderheden: 10x rood gripzakje, totaal 2,99 gram netto
Volgnummer 2
Aantal: 5 stuks
Totale hoeveelheid: 0,92 g
Spoor identificatienr.: AAOX3480NL
Bijzonderheden: 5x klein gripzakje, totaal 0,92 gram netto
Volgnummer 3
Aantal: 7 stuks
Totale hoeveelheid: 4,32 g
Spoor identificatienr.: AAOX3479NL
Bijzonderheden: 7x gripzakje met zwarte streep, totaal 4,32 g netto
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2022 (dossierpagina’s 34-35), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7]:
Ik ontving een donkerbruin/zwart lederen portemonneetje. Daarin zag ik verschillende kleine rode en doorzichtige gripzakjes zitten.
Rode kleine gripzakjes
Ik zag 10 rode kleine gripzakjes. Ik woog de 10 zakjes, 2,99 gram netto gewicht. De volledige 2,99 gram is voorzien van een SIN nummer: AAOX3478NL.
Doorzichtige gripzakjes
Ik zag 5 doorzichtige gripzakjes. Ik woog de zakjes, 0,92 gram netto gewicht. De volledige 0,92 gram is voorzien van een SIN nummer: AAOX3480NL.
Doorzichtige gripzakjes met zwarte streep:
Ik zag 7 doorzichtige gripzakjes met zwarte streep. Ik woog de 7 zakjes, 4,32 gram netto gewicht. De volledige 4,32 gram is voorzien van een SIN nummer: AAOX3479NL.
(dossierpagina 35)
Witte ponypack
De witte ponypack betrof 0,61 gram netto. Hiervan heb ik een klein beetje afgenomen voor een test via een MMC cocaïne/crack test. Hierna bleef er 0,59 gram over. Deze hoeveelheid is voorzien van een SIN-nummer: AAOX3484NL.
Er waren ook 5 grijze ponypacks in beslag genomen. Ik heb de inhoud gewogen, 3,7 gram netto gewicht. Deze hoeveelheid is voorzien van een SIN nummer: AAOX3477NL.
8.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 4 januari 2023, nummer 2023.01.04.100 (aanvraag 001) opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. P.H. Walinga (dossierpagina 53), voor zover inhoudende als bevindingen van de rapporteur:
Kenmerk: AAOX3477NL
Omschrijving FO: poeder en brokjes, wit, uit 3,7 gram
Conclusie: bevat cocaïne
9.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 4 januari 2023, nummer 2023.01.04.100 (aanvraag 002) opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. P.H. Walinga (dossierpagina 54), voor zover inhoudende als bevindingen van de rapporteur:
Kenmerk: AAOX3484NL
Omschrijving FO: poeder en brokjes, wit, uit 0,59 gram
Conclusie: bevat cocaïne
10.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 4 januari 2023, nummer 2023.01.04.100 (aanvraag 003) opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. P.H. Walinga (dossierpagina 55), voor zover inhoudende als bevindingen van de rapporteur:
Kenmerk: AOX3478NL
Omschrijving FO: poeder en brokjes, wit, uit 2,99 gram
Conclusie: bevat cocaïne
11.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 4 januari 2023, nummer 2023.01.04.100 (aanvraag 004) opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. P.H. Walinga (dossierpagina 56), voor zover inhoudende als bevindingen van de rapporteur:
Kenmerk: AAOX3480NL
Omschrijving FO: poeder en brokjes wit uit 0,92 gram
Conclusie: bevat cocaïne
12.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 4 januari 2023, nummer 2023.01.04.100 (aanvraag 005) opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. P.H. Walinga (dossierpagina 57), voor zover inhoudende als bevindingen van de rapporteur:
Kenmerk: AAOX3479NL
Omschrijving FO: poeder en brokjes wit uit 4,32 gram
Conclusie: bevat cocaïne
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen is tenlastegelegd. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat een ander dan de verdachte de portemonnee heeft gedumpt en dat - aangezien de auto een leenauto betreft - mogelijk iemand anders die in de auto heeft gereden de drugs daarin heeft verstopt, zonder dat de verdachte daarvan wetenschap had.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de auto waarin de verdachte reed een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Kort daaraan voorafgaand zijn verbalisanten, die op dat moment niet als zodanig herkenbaar waren, aangesproken door de bijrijder van een Mercedes met Belgisch kenteken, die toen in een berm tot stilstand was gekomen. Deze bijrijder vroeg de verbalisanten: “Heb je mij net niet geappt,” terwijl door de bestuurder een briefje van 50 euro wordt vastgehouden. De verbalisanten reden met hun onopvallende dienstauto door waarna werd gezien dat de door verdachte bestuurde Peugeot 1 tot 2 seconden raam aan raam stilstond bij de Mercedes met het Belgische kenteken.
Tijdens een daaropvolgende achtervolging door opvallende politieauto’s, waarbij de verdachte meermalen de stoptekens van de politie heeft genegeerd, werd door verbalisanten gezien dat een voorwerp uit het bestuurdersraam van de Peugeot is gegooid. Ter hoogte van die plek is een portemonneetje aangetroffen dat nog warm en droog was, terwijl het wegdek nat was, met daarin meerdere gripzakjes met cocaïne. De verbalisanten beschrijven dat er in de tussentijd geen ander verkeer op de weg was. Het hof ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van deze bevindingen van de verbalisanten. Dat betekent dat het hof van oordeel is dat het de verdachte is geweest die het portemonneetje tijdens de achtervolging door de politie uit de Peugeot heeft gegooid. De verdachte zat alleen in de Peugeot toen hij werd staande gehouden. Verbalisant [verbalisant 6] relateert dat hij bij het bekijken van de Peugeot op de locatie waar de verdachte werd aangehouden zag dat de kappen van de schakelpook loszaten en dat hij zo een holle ruimte in kon kijken. In deze ruimte bevond zich een gripzakje met daarin meerdere ponypacks die eveneens cocaïne bevatten.
Het door de verdediging aangedragen scenario dat het portemonneetje niet door de verdachte uit de auto is gegooid en dat de verdachte geen wetenschap had van de verdovende middelen in de auto, acht het hof op grond van voornoemde feiten en omstandigheden – in samenhang met de overige inhoud van de bewijsmiddelen – niet aannemelijk geworden. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde in die zin dat de verdovende middelen zich niet alleen in zijn machtssfeer bevonden, maar dat het niet anders kan dan dat hij ook wetenschap had van de aanwezigheid daarvan.
Het verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft het hof verzocht om bij het opleggen van een taakstraf geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs (12,54 gram van een materiaal bevattende cocaïne). Daarbij is naar het oordeel van het hof – gelet op de omstandigheden waaronder de verdachte is aangehouden en de wijze waarop de onder hem in beslag genomen verdovende middelen waren verpakt – sprake van een zogenaamde dealerindicatie. Met het bewezenverklaarde draagt de verdachte bij aan de instandhouding van het illegale drugscircuit, welke handel vaak allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten bevordert, onder meer de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Daarnaast is het algemeen bekend dat harddrugs grote gevaren voor de gezondheid van de gebruikers opleveren.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 september 2023, waaruit blijkt dat hij in het verleden eerder voor overtreding van de Opiumwet onherroepelijk is veroordeeld. Deze feiten dateren evenwel van relatief lang geleden (2014 en eerder), zodat het hof daaraan bij de straftoemeting geen groot gewicht zal toekennen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
cocaïne, goednummers: PL2000-2022319498-2531928 (3,7 gram), PL2000-2022319498-2532025 (0,59 gram), PL2000-2022319498-2531933 (2,99 gram), PL2000-2022319498-2532086 (0,92 gram), PL2000-2022319498-2532088 (4,32 gram).
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 28 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.