ECLI:NL:GHSHE:2023:4307
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake eenvoudige belediging en wederspannigheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verdachte is veroordeeld voor eenvoudige belediging van een ambtenaar en wederspannigheid. De rechtbank had op 28 februari 2023 een vonnis gewezen, waarbij de verdachte onder andere werd veroordeeld tot een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in het hoger beroep voor het derde tenlastegelegde feit, en het vonnis van de rechtbank voor het overige zou bevestigen. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de bewezenverklaring van de feiten, maar heeft verzocht om de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen en de proeftijd te verlengen. Het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep van de verdachte onbeperkt is ingesteld, maar dat er geen hoger beroep openstaat tegen overtredingen waarbij geen straf of maatregel is opgelegd. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor het derde tenlastegelegde feit. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-800620-16, welke beslissing het hof heeft vernietigd. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering tot tenuitvoerlegging niet tijdig is ingediend en heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor de feiten 1 en 2, met aftrek van voorarrest, en is voor feit 3 schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.