ECLI:NL:GHSHE:2023:4298

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
200.334.426_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak van gesloten jeugdhulp voor een minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de plaatsing van een minderjarige in een gesloten jeugdhulpinstelling. De moeder van de minderjarige, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen en te bepalen dat de minderjarige tijdelijk bij zijn grootouders kan verblijven. De GI, de gecertificeerde instelling, verzoekt het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen. De minderjarige zelf heeft ook verzocht om vernietiging van de beschikking en een plaatsing bij zijn grootouders.

Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2007, onder toezicht staat van de GI en sinds oktober 2023 in een gesloten behandelgroep verblijft. De moeder en de grootouders hebben zorgen geuit over de geboden zorg en de mogelijkheden voor de minderjarige. Het hof heeft de argumenten van alle partijen gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 1 december 2023. De GI heeft aangegeven dat de minderjarige een positieve ontwikkeling doormaakt in de gesloten setting, maar dat het nog te vroeg is om te concluderen dat een overstap naar een open setting mogelijk is.

Het hof heeft de wettelijke vereisten voor een machtiging tot gesloten jeugdhulp beoordeeld en geconcludeerd dat deze zijn voldaan. De minderjarige heeft ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en het verblijf in gesloten jeugdhulp is noodzakelijk om te voorkomen dat hij zich aan de zorg onttrekt. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met de opmerking dat de GI actief blijft zoeken naar mogelijkheden voor de minderjarige om in de toekomst over te stappen naar een open setting.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 28 december 2023
Zaaknummer : 200.334.426/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/322022 / JE RK 23-1577
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.H.M. Nijsten,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
Het hof merkt als belanghebbende aan:
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
opgenomen en verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg [accommodatie] te [plaats] (hierna: [accommodatie] ),
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. R.W.P. Krijnen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
Het hof merkt als informanten aan:
[(de) grootouders],
wondende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: (de) grootouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , van 10 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 9 november 2023, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het inleidend verzoek van de GI af te wijzen en te bepalen dat [minderjarige] tijdelijk bij zijn opa en oma zal verblijven alvorens hij wordt geplaatst in een (open) accommodatie jeugdhulpaanbieder, althans een zodanige beslissing te nemen zoals het hof in goede justitie meent te behoren.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 november 2023, heeft de GI verzocht het door de moeder ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
2.3.
Bij verweerschrift met bijlage, ingekomen ter griffie op 28 november 2023, heeft [minderjarige] verzocht om het beroepschrift van zijn moeder gegrond te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat [minderjarige] voorlopig bij opa en oma zal verblijven alvorens te worden geplaatst in een (open) accommodatie jeugdhulpaanbieder, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie meent te behoren.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 december 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de grootouders.
2.4.1.
Bij bericht van 20 november 2023 heeft de raad zich afgemeld voor de mondelinge behandeling.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de e-mail met bijlagen namens [minderjarige] , ingekomen ter griffie op 28 november 2023;
- de email namens [minderjarige] , ingekomen ter griffie op 29 november 2023.

3.De feiten

3.1.
Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
3.2.
[minderjarige] heeft van oktober 2012 tot oktober 2015 onder toezicht gestaan van Bureau Jeugdzorg.
3.3.
Bij beschikking van 23 april 2020 is [minderjarige] opnieuw onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 31 maart 2023 voor de duur van een jaar, aldus tot 23 april 2024.
3.4.
Bij beschikking van 14 januari 2021 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een zorgaanbieder 24 uurs tot 23 april 2021. Deze machtiging is niet ten uitvoer gelegd.
3.5.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 1 april 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 23 april 2022. Bij beschikking van 4 april 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 23 april 2023.
3.6.
Bij beschikking van 20 april 2023 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin (grootouders) en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 23 april 2023 voor de duur van de ondertoezichtstelling, aldus tot 23 april 2024.
3.7.
[minderjarige] is op 20 oktober 2023 geplaatst op de gesloten behandelgroep [behandelgroep] van [accommodatie] .

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een machtiging verleend aan de GI om [minderjarige] met ingang van 10 oktober 2023 voor de duur van de ondertoezichtstelling, aldus tot 23 april 2024, te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
4.2.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat – het volgende aan. De moeder deelt met de GI de zorgen die er zijn rondom [minderjarige] , met name over het feit dat hij al geruime tijd niet meer naar school gaat. De moeder heeft alles geprobeerd om [minderjarige] te motiveren. De GI heeft met betrekking tot het vinden van dagbesteding en het zoeken naar een school voor [minderjarige] heel veel toegezegd, maar is dit niet nagekomen. De bal wordt te veel bij [minderjarige] zelf gelegd. Hoewel [minderjarige] bereid is om mee te werken aan dagbesteding, is het tot op heden niet gelukt om een geschikte plek te vinden. De moeder vindt het daarnaast vreemd dat er ook geen passend onderwijs voor [minderjarige] zou zijn. In een gesprek met de leerplichtambtenaar is aan de moeder aangegeven dat er een goede plek voor [minderjarige] zou kunnen worden gevonden. Het lijkt alsof [minderjarige] zelf zijn onderwijs moet regelen. Tot slot heeft [minderjarige] aangegeven dat hij graag geplaatst zou worden binnen [instantie 1] . Ook dit komt niet van de grond, volgens de GI omdat [minderjarige] niet aan de gestelde voorwaarden. De moeder ziet graag dat [minderjarige] naar [instantie 1] zou gaan nu zij daar goede ervaringen mee heeft in verband met de plaatsing van haar dochter daar. Voor nu is een machtiging tot gesloten plaatsing een te vergaande stap waartoe de noodzaak ontbreekt. Er is nog onvoldoende geprobeerd om [minderjarige] te motiveren en om een geschikte dagbesteding of school voor hem te vinden.
5.2.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat – het volgende aan. [minderjarige] is in 2022 meermaals weggelopen bij [instantie 2] . Hij is toen maanden onvindbaar geweest waardoor er een OAT (Opsporing, Aanhouding en Terugbrengen) voor hem is uitgezet. De huidige jeugdzorgwerker heeft steeds geprobeerd afspraken met [minderjarige] te maken ter voorkoming van een gesloten machtiging, maar [minderjarige] had hier geen boodschap aan. De jeugdzorgwerker heeft contact gehad met school en kreeg het antwoord dat school geen optie meer was omdat [minderjarige] in het verleden al van alles aangeboden heeft gekregen maar dat dit niet toereikend bleek te zijn. De school gaf aan dat er eerst een tussenstap zou moeten plaatsvinden, waarbij [stichting] ( [stichting] ) een optie zou zijn als vervanging van school. [minderjarige] heeft tijdens het intakegesprek bij [stichting] niet goed meegewerkt en ook een eventuele meeloopdag is door [minderjarige] zelf afgezegd. [stichting] heeft daarna aangegeven dat [minderjarige] geen match is en dat zij de aanmelding afsluiten. Dit is het gevolg van het ongemotiveerde gedrag van [minderjarige] dat hij structureel laat zien. Op 30 maart 2023 heeft een intake binnen de [instantie 3] ( [instantie 3] ) plaatsvonden, waar [minderjarige] opnieuw een ambivalente houding liet zien. [minderjarige] blijft aangeven dat hij naar [instantie 1] wil, dus heeft de jeugdzorgwerker zich hier hard voor gemaakt. Op 16 mei 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden met [instantie 1] , waarbij is aangegeven dat [minderjarige] dagbesteding nodig heeft om daar te kunnen wonen. Die mogelijkheden zijn onderzocht (zoals bij [stichting] ) maar niet mogelijk gebleken. [minderjarige] blijft vragen naar de opties en mogelijkheden die de GI al heeft onderzocht.
De GI merkt op dat het heel goed gaat met [minderjarige] bij [accommodatie] . Hij komt sinds lange tijd weer aan ontwikkeling toe. [minderjarige] staat op tijd op, gaat naar school en naar sport en krijgt verder de duidelijkheid, structuur, regels en grenzen geboden die hij nodig heeft. Hij accepteert het gezag van anderen. Het is te vroeg om te beoordelen of deze ontwikkeling komt doordat [minderjarige] geschrokken is van de gesloten plaatsing of vanwege de duidelijkheid en structuur die hij nu geboden krijgt. Voor de GI is het belangrijk dat [minderjarige] zo snel mogelijk naar een open setting of naar [instantie 1] kan en daarmee zo kort mogelijk gesloten geplaatst blijft.
5.3.
[minderjarige] voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat – het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte bepaald dat de machtiging tot gesloten jeugdhulp noodzakelijk is. [minderjarige] heeft aangegeven dat hij graag geplaatst zou worden bij [instantie 1] in een open groep en naar school zou gaan bij [school] . Hij is gemotiveerd om aan dagbesteding deel te nemen. [minderjarige] gaat binnen [accommodatie] naar school, doet zijn best en is niet van plan om nog weg te lopen. Er moeten zo snel mogelijk concrete stappen worden gezet door de GI om alsnog school of dagbesteding van de grond te krijgen zodat [minderjarige] naar een open setting of [instantie 1] kan.
5.4.
De grootvader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er veel te weinig is ingezet door de GI. [minderjarige] heeft constant laten weten dat hij naar school wilde maar dat was niet mogelijk volgens de GI. Indien dat wel was gebeurd zou het nooit zover zijn gekomen en was er geen gesloten plaatsing geweest.
5.5.
Het hof overweegt het volgende.
Wettelijk kader
5.5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 1 Jeugdwet (Jw) kan de rechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jw staat ter beoordeling of:
  • er bij [minderjarige] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, en;
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.5.2.
Een machtiging kan op grond van artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.5.3.
Tot slot behoeft het verzoek op grond van artikel 6.1.2 lid 5 Jw de instemming van een gedragswetenschapper die de minderjarige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Beoordeling
5.6.
Het hof is van oordeel dat voldaan is aan de formele vereisten van artikel 6.1.2 lid 3 aanhef en sub a en lid 5 Jw. Daarmee staat de weg open voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
5.7.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de hiervoor vermelde wettelijke vereisten van artikel 6.1.2 lid 2 Jw. In aanvulling overweegt het hof het volgende.
5.7.1.
Gebleken is dat er bij [minderjarige] sprake is van ernstige opgroei- en opvoedproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat het verblijf binnen gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om te voorkomen dat hij zich aan de benodigde zorg zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
5.7.2.
[minderjarige] is bekend met ADHD en heeft een verstandelijke beperking. Hij volgde sinds maart 2022 geen school en had geen zinvolle dagbesteding. De moeder en de grootouders kunnen [minderjarige] niet (voldoende) bieden wat hij nodig heeft. [minderjarige] heeft vanwege zijn persoonlijke problematiek juist behoefte aan structuur, duidelijkheid en regels. Geen enkele school in de woonomgeving van [minderjarige] kan en wil hem een schooltraject bieden zonder dat duidelijk is of [minderjarige] zich op een laagdrempelige manier kan houden aan afspraken en motivatie laat zien. Een open plaatsing zou onvoldoende soelaas bieden, gezien het feit dat [minderjarige] vaker op open groepen heeft verbleven en hij daar meermaals is weggelopen en langere tijd onvindbaar is geweest. [minderjarige] heeft zich daarmee langdurig aan de nodige hulpverlening onttrokken waaruit blijkt dat [minderjarige] niet daadwerkelijk gemotiveerd was om tot dagbesteding te komen en de nodige hulpverlening te accepteren. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat een machtiging tot gesloten jeugdhulp noodzakelijk was, gelet op de langdurige forse en complexe problematiek van [minderjarige] .
5.7.3.
Het hof ziet dat [minderjarige] in de relatief korte periode dat hij bij [accommodatie] verblijft een positieve ontwikkeling doormaakt. Hij gaat weer structureel naar school, zijn eet- en slaappatroon is gestabiliseerd en hij komt afspraken na. [minderjarige] lijkt veel baat te hebben bij de duidelijke en gestructureerde omgeving waarin hij nu verblijft. Deze positieve ontwikkeling wordt door [accommodatie] / de GI beloond door het toekennen van bepaalde vrijheden, zoals ten aanzien van zijn telefoongebruik en de mogelijkheid om in een opbouw toe te werken aan het naar buiten gaan. De verandering in het gedrag van [minderjarige] is nog zeer pril en is pas ingezet vanaf het moment dat [minderjarige] in de gesloten jeugdinstelling terecht is gekomen. Het hof is van oordeel dat het op dit moment nog te vroeg is om uit deze positieve ontwikkeling te concluderen dat een overstap naar een thuisplaatsing of naar een open setting nu al mogelijk is. Het hof acht, gelet op de voorgeschiedenis en de problematiek van [minderjarige] , het risico op een terugval groot. Gelet op het verleden kan het hof de vraag of deze motivatie bestendig is en of [minderjarige] dit langere tijd kan vasthouden, nog niet bevestigend beantwoorden.
Tegelijkertijd ziet het hof dat de GI zich actief opstelt en blijft toetsen of de gesloten plaatsing nog nodig is en of er (meer) vrijheden aan [minderjarige] kunnen worden toegekend. Bovendien heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er recentelijk een psychologisch onderzoek is gedaan waarin naar voren is gekomen dat [minderjarige] stemmen hoort die hem opdrachten geven. Het is van belang dat dit nog verder onderzocht wordt alvorens [minderjarige] eventueel elders geplaatst gaat worden. Het hof acht een machtiging tot gesloten plaatsing dan ook thans nog noodzakelijk.
5.7.4.
Tot slot merkt het hof op dat ook praktisch gezien het op dit moment nog te vroeg is om af te zien van de gesloten plaatsing. Hoewel de GI bezig is met het onderzoeken wat mogelijk is voor [minderjarige] , is er op korte termijn geen plek waar [minderjarige] naar toe zou kunnen gaan. De GI onderzoekt wat voor mogelijkheden er zijn met betrekking tot school of dagbesteding in de nabije toekomst. Zo gaat de jeugdzorgwerker na of een plaatsing bij [instantie 1] alsnog mogelijk is, in combinatie met een schoolgang bij [school] zoals [minderjarige] zelf voor ogen heeft. Echter, op dit moment kan er niet zomaar een goede plek worden bewerkstelligd voor [minderjarige] . Het hof acht een tijdelijke plaatsing bij de grootouders niet in het belang van [minderjarige] .
5.7.5.
Om de nog kwetsbare positieve ontwikkeling van [minderjarige] te bestendigen en uiteindelijk een plaatsing in een open setting met dagbesteding te kunnen realiseren is het hof van oordeel dat de machtiging gesloten plaatsing voorlopig nog nodig is. Het hof gaat er daarbij vanuit dat, zoals de GI heeft aangegeven, wanneer een overplaatsing naar een open setting dan wel het toekennen van meer vrijheden vóór 23 april 2024 mogelijk is, de GI hiertoe zal overgaan.
5.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

6.De beslissing

het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht , van 10 oktober 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, A.M. Bossink en A.M. van Riemsdijk en is op 28 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.