ECLI:NL:GHSHE:2023:4296

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
200.328.811_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling van minderjarige na beëindiging van affectieve relatie

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een geschil tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2013. De vader heeft in hoger beroep verzocht om gezamenlijk gezag over [minderjarige] en een wijziging van de omgangsregeling, die door de rechtbank eerder was vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de vader begeleide omgang met [minderjarige] zou hebben, maar de vader is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De moeder heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de omgangsregeling te wijzigen, zodat deze dichter bij haar woonplaats kan plaatsvinden.

De mondelinge behandeling vond plaats op 21 november 2023, waarbij beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De vader heeft aangevoerd dat hij meer betrokken wil zijn bij het leven van [minderjarige] en dat de huidige regeling niet in het belang van het kind is. De moeder daarentegen stelt dat [minderjarige] kwetsbaar is en dat de huidige omgangsregeling het maximaal haalbare is, gezien de omstandigheden. De Raad heeft geadviseerd dat de omgangsregeling moeilijk uitvoerbaar is en dat er behoefte is aan begeleiding voor beide ouders.

Het hof heeft besloten om de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot 28 juni 2024, om de resultaten van een vrijwillig traject en een onderzoek door de Raad af te wachten. Het hof heeft de Raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de belangen van [minderjarige] en de omgangsregeling. De beslissing van het hof is pro forma en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op het rapport van de Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 28 december 2023
Zaaknummer : 200.328.811/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/373624 / FA RK 20-3197
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.P.M. Planthof,
tegen
[de moeder],
wonende op een voor het hof bekend adres,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. G. Kartal.
Deze zaak gaat over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De vader heeft verzocht om voortaan gezamenlijk met de moeder het gezag over het kind uit te oefenen, maar dit verzoek is door de rechtbank afgewezen. De vader is het hier niet mee eens. Hij kan zich ook niet vinden in de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 28 maart 2023, hersteld bij beschikking van 22 juni 2023 en uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 juni 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
I. de vader en de moeder met het gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] te belasten;
II. primair te bepalen dat [minderjarige] elk weekend van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 20:00 uur bij vader verblijft, dan wel één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 20:00 uur, alsmede de helft van alle (school)vakanties en alle algemeen erkende (inclusief christelijke) feestdagen, waarbij het halen en brengen volledig voor rekening komt van de vrouw, dan wel het halen en brengen evenredig tussen vader en moeder wordt verdeeld;
subsidiair een zodanige omgangsregeling/zorgregeling en verdeling van alle (school)vakanties en alle algemeen erkende feestdagen vast te stellen als uw gerechtshof in goede justitie juist acht.
Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 juli 2023, heeft de moeder verzocht het hoger beroep van de vader op alle onderdelen af te wijzen.
De moeder heeft bij wijze van incidenteel hoger beroep verzocht
-de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin is bepaald dat een organisatie dichter in de buurt van de woonplaats van de vader de begeleide omgang kan faciliteren waarbij de moeder de opdracht heeft gekregen zich te wenden tot een instelling in [plaats 1]
-en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de begeleide omgang via [instantie 1] zal plaatsvinden in de buurt van de woonplaats van de moeder.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 8 september 2023, heeft de vader verzocht het incidenteel hoger beroep af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 november 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Planthof;
-de moeder, bijgestaan door mr. Kartal;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het V8-formulier met bijlage van mr. Planthof van 7 november 2023.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, welke relatie begin 2019 is beëindigd. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren.
3.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
3.3.
Bij beschikking van 16 juli 2021 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is een voorlopige omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader vastgesteld inhoudende dat de vader in de gelegenheid wordt gesteld contact te hebben met [minderjarige] bij [instantie 2] waarbij tijdstippen, duur, aantal, frequenties en inhoud van de contacten worden bepaald door de medewerkers van [instantie 2] , na overleg met partijen.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat tussen de vader en [minderjarige] begeleide omgang plaatsvindt van drie uur per maand met inachtneming van hetgeen hierover verder in de beschikking is overwogen, waaronder de overweging dat de moeder zich zal wenden tot een instelling in [plaats 1] die de begeleide omgang kan faciliteren. Het meer of anders verzochte is afgewezen, te weten het verzoek tot gezamenlijk gezag alsmede het verzoek tot vaststelling van een verdeling van de vakanties en feestdagen en verdeling van het halen en brengen van [minderjarige] .
4.2.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen voor zover het betreft het gezag en de omgangsregeling en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen voor zover het betreft de plaats waar de begeleide omgang moet plaatsvinden en zij is hiervan in (incidenteel) hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. Na het uiteengaan van partijen verbleef [minderjarige] een weekend per veertien dagen bij de vader. Medio 2020 is deze omgang plotseling gestopt toen de moeder naar haar partner in [plaats 2] verhuisde. Partijen hebben zich na de beschikking van 16 juli 2021 tot [instantie 2] gewend, waar [minderjarige] en de vader acht keer begeleid contact hebben gehad. De vader heeft daarna getracht dit opnieuw op te starten, maar de moeder was hiertoe niet bereid. Tijdens het omgangstraject is gesproken over ouderschapsbemiddeling en de vader wilde hier gebruik van maken. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de vader dit niet wilde. Daarnaast is het onjuist dat de vader nagenoeg niets van [minderjarige] weet en moeilijk aansluiting bij hem vindt. Dit is bovendien niet aan de vader te wijten nu het hem onmogelijk wordt gemaakt om betrokken te zijn in het leven van [minderjarige] . Daarnaast is het standpunt van de raad in de (verkorte) rapportage op onjuiste informatie gebaseerd. De onderzoeker van de raad heeft slechts één keer telefonisch met de vader gesproken. Veilig Thuis heeft de thuissituatie van de vader als voldoende veilig beoordeeld. De rechtbank heeft niets met deze informatie gedaan en is onterecht meegegaan met de stellingen van de moeder dat het onveilig zou zijn bij de vader, welke stellingen de moeder niet heeft onderbouwd. Het is ook niet juist dat de vader [minderjarige] belast met de situatie en dat hij de diagnose van [minderjarige] bagatelliseert. De vader vindt het belangrijk dat [minderjarige] hulp krijgt en is bereid zich daar voor in te zetten. Verder is het onjuist dat een ruimere omgangsregeling niet in het belang van [minderjarige] is. Er is onvoldoende gekeken naar wat [minderjarige] daadwerkelijk aan kan en de omgang in [instantie 2] verliep goed. Het is de moeder die niet bereid is om de omgangsregeling uit te breiden.
Zijn verzoeken met betrekking tot een verdeling van de vakanties en feestdagen en het halen en brengen heeft de rechtbank zonder overwegingen afgewezen. Gelet op het feit dat partijen in onderling overleg niet tot overeenstemming kunnen komen dient ook ten aanzien van deze
verzoeken van de vader een oordeel te worden gegeven.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aangegeven dat hij bereid is om voor het opnieuw opstarten van omgang naar [plaats 2] te reizen.
5.2.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. [minderjarige] is een zeer kwetsbaar jongetje. Hij is licht autistisch, heeft een ontwikkelingsachterstand en heeft veel aandacht, structuur en regelmaat nodig. Het is zeer belangrijk dat er steeds op korte termijn beslissingen kunnen worden genomen. Dit kan in gedrang kan komen op het moment dat de vader mede wordt belast met het gezag, omdat hij op geen enkele manier betrokken is geweest bij de problematiek en deze problematiek ook bagatelliseert. De verstandhouding tussen partijen is ernstig verstoord. Er is al maanden geen communicatie tussen ouders; zelfs de maandelijkse informatie over [minderjarige] wordt met tussenkomst van de advocaten verstuurd. Bij enige vorm van directe communicatie gaat de vader een discussie aan. De moeder vreest voor de veiligheid van zichzelf en van [minderjarige] . Nu de minimale noodzakelijke basis voor samenwerking of overleg ontbreekt, zal [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen partijen als er gezamenlijk gezag komt.
De omgang zoals de rechtbank heeft vastgesteld is juist en het maximaal haalbare op dit moment. De vader kan niet goed aanvoelen wat de behoeften en grenzen van [minderjarige] zijn, waardoor er een onveilige situatie kan ontstaan. De omgang moet daarom begeleid plaatsvinden. Gelet op het feit dat het laatste omgangsmoment meer dan een jaar geleden is geweest, is uitbereiding hiervan belastend voor [minderjarige] en zal dit op een negatieve manier invloed hebben op zijn ontwikkelingen. De locatie [plaats 1] zoals door de rechtbank bepaald, is echter niet werkbaar. De moeder heeft zich naar aanleiding van de beschikking ingezet om begeleide omgang in [plaats 1] van de grond te krijgen, maar er kan geen financiering gevonden worden omdat geen van partijen daar woont. Voor [minderjarige] is het beter dat de begeleide omgang via [instantie 1] in de buurt van de woonplaats van de moeder plaatsvindt, zodat zijn veiligheid maximaal kan worden gewaarborgd.
5.3.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende geadviseerd. De bestreden beschikking is moeilijk uitvoerbaar. Doordat partijen niet in [plaats 1] wonen is het moeilijk om daar begeleide omgang op te starten. Bovendien is het lastig dat de bestreden beschikking een eindbeslissing betreft, omdat het ingewikkeld zal zijn om hulpverlening te vinden die de omgang voor altijd wil begeleiden, zonder dat er uitzicht is op onbegeleide omgang. Het is van belang dat de omgang snel weer gaat plaatsvinden. Vooralsnog zal dit begeleid moeten, maar mogelijk kan dit in de toekomst uitgebreid wordt naar onbegeleide contacten. De raad vindt het belangrijk dat ouders feedback gaan krijgen met betrekking tot deze omgangsmomenten. Er moet bijvoorbeeld gekeken worden naar hoe de moeder [minderjarige] voorbereidt op de omgang, hoe de vader zich tijdens de omgang opstelt en uiteindelijk of partijen de feedback kunnen meenemen en leerbaar blijken. Het is daarnaast noodzakelijk dat er minstens een minimale vorm van oudercommunicatie komt. Ook hierin kunnen ouders feedback krijgen. De raad zou een onderzoek kunnen doen maar het is allereerst van belang om te onderzoeken of ouders aan de slag kunnen met feedback.
5.4.
Het hof overweegt het volgende.
5.4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen met elkaar de afspraak gemaakt dat zij zich gaan inzetten om zo snel mogelijk de begeleide omgang tussen [minderjarige] en de vader weer op te starten. De (vertegenwoordigster van de) raad zal partijen hier waar mogelijk in begeleiden, in ieder geval in die zin dat zij contact zal opnemen met de contactpersoon van de moeder bij [instantie 1] om de concrete afspraken toe te lichten. Met de raad is het hof van oordeel dat begeleiding van beide ouders rondom dit omgangstraject noodzakelijk is. Partijen hebben zich bereid verklaard om zich te laten begeleiden tijdens de omgangsmomenten, waarbij zij feedback zullen krijgen over hoe zij zich voor, tijdens en na de omgangsmomenten opstellen. De begeleide omgang zal plaatsvinden in de omgeving van de woonplaats van de moeder ( [plaats 3] / [plaats 2] ) en zal vooralsnog eenmaal per maand drie uur bedragen. Verder is afgesproken dat de vader zich zal aanmelden bij zijn gemeente zodat bij eventuele uitbreiding van de regeling naar begeleide omgang in de omgeving van de vader, deze aanmelding reeds heeft plaatsgevonden en wachttijden vermeden kunnen worden.
5.4.3.
Het hof wil partijen de gelegenheid geven om deze afspraak vorm te gaan geven. Daarnaast acht het hof zich op grond van de nu beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om al een verantwoorde beslissing te kunnen nemen met betrekking tot het gezag en de contactregeling. Het hof zal dan ook de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren omtrent de vragen:
  • in hoeverre komt een wijziging in het gezag tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
  • welke omgangsregeling dan wel verdeling van zorg- en opvoedingstaken komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
  • hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vormgegeven te worden?
  • welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en het advies te vermelden?
Het hof geeft de raad hierbij de opdracht om de ontwikkelingen die zich zullen voordoen in het vrijwillige traject dat partijen gaan opstarten met betrekking tot de begeleide omgangsregeling uitdrukkelijk mee te nemen in het raadsonderzoek.
5.4.4.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak voor een periode van zes maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het vrijwillige traject en het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad. Het hof merkt hierbij op dat wanneer in de tussentijd aanleiding bestaat om het hof eerder te informeren, dit mogelijk is. Op het moment dat de (begeleide) omgang om enige reden stagneert, laten partijen dit eveneens weten aan de raad.
5.4.5.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden tot 28 juni 2024 PRO FORMA.

6.De beslissing

Het hof:
in het principaal en incidenteel hoger beroep:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.4.3. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
PRO FORMA 28 juni 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en E.M.C. Dumoulin en is door mr. H. van Winkel op 28 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier