ECLI:NL:GHSHE:2023:4281

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
200.332.977_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omzetting faillissement naar schuldsanering wegens onvoldoende aannemelijkheid van nakoming verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de appellant om zijn faillissement om te zetten in een wettelijke schuldsaneringsregeling. De appellant, die sinds 11 december 2018 in staat van faillissement verkeert, heeft op 30 juni 2023 een verzoekschrift ingediend voor de omzetting van zijn faillissement. De rechtbank Limburg heeft dit verzoek op 26 september 2023 afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat de appellant de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou kunnen nakomen. De curator heeft in haar advies aangegeven dat de appellant te kwader trouw is geweest bij het ontstaan van een aantal schulden en dat er geen vertrouwen is dat hij tijdens een eventuele schuldsanering anders zal handelen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2023 heeft de appellant zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij stappen heeft gemaakt in zijn herstel en dat hij momenteel werk heeft. Echter, het hof oordeelde dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn psychosociale problematiek beheersbaar is en dat hij in staat is om de verplichtingen van de schuldsanering na te komen. Het hof baseerde zijn oordeel op de adviezen van hulpverleners en de curator, die twijfels uitten over de stabiliteit van de appellant en zijn vermogen om aan de eisen van de schuldsanering te voldoen.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de appellant afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met de opmerking dat het op dit moment nog te vroeg is voor toelating tot de schuldsanering. Het hof moedigt de appellant aan om aan zijn situatie te blijven werken, met de mogelijkheid dat hij in de toekomst opnieuw kan verzoeken om toelating tot de schuldsanering, afhankelijk van zijn omstandigheden op dat moment.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 21 december 2023
Zaaknummer : 200.332.977/01
Rekestnummer : C/03/320615 / FT RK 23/321
Insolventienummer : [insolventienummer]
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: appellant of [appellant] ,
advocaat: mr. S. Faber te Haarlem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 september 2023.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties (nr. 1 tot en met 4), ingekomen ter griffie van dit hof op 3 oktober 2023, heeft appellant het hof verzocht de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2023. Bij die gelegenheid is appellant, bijgestaan door mr. Faber, gehoord.
Mr. B.K. Louws (hierna: de curator) heeft bij brief van 11 oktober 2023, ingekomen ter griffie van dit hof op 12 oktober 2023, het hof medegedeeld dat zij niet aanwezig zal zijn op de mondelinge behandeling en dat zij geen aanvulling heeft op het eerder toegezonden advies aan de rechtbank Limburg c.q. de rechter-commissaris in deze.
2.3.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van het behandelde ter terechtzitting met gesloten deuren van de rechtbank Limburg op 13 september 2023;
  • de bij V6-formulier ingediende nadere stukken (producties nr. 5 t/m 8) namens appellant, ingekomen ter griffie van dit hof op 12 oktober 2023 en
  • de brief van 11 oktober 2023 van de curator met daarbij haar advies aan de rechtbank Limburg van 11 juli 2023 over het WSNP-verzoek, ingekomen ter griffie van dit hof op 12 oktober 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Appellant is op 11 december 2018 in staat van faillissement verklaard. Als curator is aangesteld mr. B.K. Louws.
3.2.
Op 30 juni 2023 heeft appellant een verzoekschrift ingediend om het faillissement om te zetten in een wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.3.
Op 11 juli 2023 is bij de rechtbank Limburg het advies van de curator ter zake het WSNP-verzoek ingekomen. In de brief staat het volgende vermeld:
“(…) Bijgaand zend ik u de schuldenlijst voorzien van de ontstaansdata (bijlage 1).
2. Naar mijn mening is de failliet te kwader trouw bij een aantal van de schulden. Dit heb
ik aangegeven door een minnetje achter de desbetreffende schulden te zetten. Staat er
een plusje dan ben ik van mening dat de failliet te goeder trouw was ten aanzien van
het ontstaan en onbetaald laten van de schulden.
3. De schulden zijn ontstaan vanwege het niet goed lopen van het hotel dat failliet runde
en omdat hij twee heren vertrouwde die hem “gouden bergen” beloofde. Helaas waren
deze heren niet te vertrouwen. Naar mijn mening ben je te kwader trouw c.q. niet te
goeder trouw indien je twee heren die ‘gouden bergen” beloven, gelooft.
4. De schulden bij de Belastingdienst zijn ontstaan omdat de failliet “zijn kop in het zand
gestoken heeft”. Waarop deze schulden betrekking hebben, blijkt uit de aanslagen en
als zodanig uit de schuldenlijst.
5. Voor zover mij bekend is er geen ondernemingsplan geweest.
6. De failliet heeft tijdens het faillissement niet afgedragen conform het VTLB. De failliet
heeft diverse werkgevers gehad en heeft diverse uitkeringen aangevraagd, en soms
afgedragen en soms niet. Tevens was de failliet niet altijd bereikbaar.
7. Er is niet altijd aangifte IB gedaan bij de Belastingdienst zoals uit de schuldenlijst blijkt.
Daarnaast is er geen deugdelijke boekhouding van het hotel aangetroffen.
8. De indruk van de aangetroffen administratie was toentertijd dat deze zeer rommelig
was.
9. De medewerking van de failliet was in de beginperiode prettig te noemen, maar daarna
was deze medewerking er periodes niet en periodes wel. Het ging dus op en neer.
10. Ik verwijs voor mijn salarisvoorstel en de urenverantwoording naar de eerder toe
gezonden brief.
11. Wat mij betreft kan het faillissement opgeheven worden wegens gebrek aan baten wegens het boedelactief.
12. Tot slot merk ik op dat de vader van failliet in [plaats 1] een hotel heeft en deze zou
helpen met een buitengerechtelijk akkoord. Daarna kwam corona en is dit niet doorgegaan. De vader van failliet kon en kan hem niet helpen. Een buitengerechtelijk akkoord
behoort dus niet tot de mogelijkheden in deze.
Mijn conclusie en mijn advies luidt dan ook gezien het bovenstaande dat het verzoek
tot de schuldsanering moet worden afgewezen in deze. (…)”
3.4.
Het advies van de rechter-commissaris is op 28 juli 2023 bij de rechtbank ingekomen. Blijkens het vonnis waarvan beroep heeft ook de rechter-commissaris niet positief geadviseerd omdat zij, samengevat, niet de overtuiging heeft dat [appellant] zich aan de regels van de schuldsanering zal dan wel kan houden en zal trachten zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven.
3.5.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het verzoek van appellant getoetst aan de criteria genoemd in artikel 288 Faillissementswet (Fw) en het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft daartoe als volgt geoordeeld:
“2.4 Conform de per 1 juli 2023 gewijzigde WSNP wordt bij de goede trouw toets ten aanzien van het ontstaan van de schulden een termijn van drie jaren in acht genomen. Het
faillissement is uitgesproken in december 2018. Sindsdien zijn er, voor zover de rechtbank
kan beoordelen, geen nieuwe schulden meer ontstaan. De rechtbank kan het verzoek dan
ook niet afwijzen op grond van artikel 288 lid 1 sub b Fw.
2.5
Bij de beoordeling van de in artikel 288 lid 1, aanhef en sub c Fw, bedoelde
inschatting of een schuldenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de uit de
schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen, worden
volgens het gestelde onder 3.1.3.5 in het Procesreglement verzoekschriftprocedures
insolventiezaken rechtbank, landelijke uniforme beoordelingscriteria gehanteerd zoals in
bijlage III van het procesreglement zijn opgenomen.
Ingeval van psychosociale problematiek wordt een verzoeker in beginsel alleen toegelaten
tot de schuldsaneringsregeling indien aannemelijk is dat deze problemen al enige tijd
beheersbaar zijn, in die zin dat de verzoeker zich in maatschappelijk opzicht staande weet te
houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. De beheersbaarheid van de problemen dient te worden bevestigd door een hulpverlener of hulpverlenende instantie. Dit is in deze zaak onder meer van belang voor de inschatting of verzoeker aan de arbeidsplicht kan voldoen: zijn arbeidsverleden heeft weinig vertrouwen, vermoedelijk omdat verzoeker net als bij de exploitatie van het hotel te hoog greep. Sinds mei 2022 is hij werkloos en leeft hij van een bijstandsuitkering, mede vanwege zijn depressiviteit..
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij zwaar heeft geleden onder het faillissement, dat
hij soms dagen niet goed functioneerde en het niet meer zag zitten. Hij heeft voorts
verklaard dat hij in behandeling is gestaan bij een psychologe en dat die behandeling
recentelijk is afgesloten. Van deze behandeling, die overigens pas in april dit jaar zou zijn
begonnen, heeft hij geen bewijsstukken overgelegd, laat staan stukken waaruit blijkt dat
deze behandeling resultaat heeft gehad in die zin dat hij geestelijk stabiel is, zijn
beperkingen accepteert en bijvoorbeeld bij het zoeken van werk niet weer te hoog grijpt.
2.6
Een verklaring van de psycholoog of hulpverlenende instantie inhoudende dat de
psychische problematiek momenteel beheersbaar is, ontbreekt. Het was aan verzoeker om
die over te leggen. Er is dus niet aannemelijk gemaakt dat de situatie voldoende bestendig
is om de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren na te
komen. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen. Een premature toelating van
verzoeker tot de schuldsanering zou het aanzienlijke risico met zich brengen dat de
schuldsaneringsregeling (tussentijds) wordt beëindigd zonder toekenning van de schone lei.”
3.6.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellant] heeft in het beroepschrift – samengevat weergegeven – aangevoerd dat hij van mening is dat hij thans zeer wel in staat is zijn verplichtingen na te komen in
een schuldsaneringsregeling.
Zo is [appellant] in het kader van de bijstandsuitkering door een medewerker (mevrouw [medewerker] ) van [instantie 1] intensief begeleid bij het vinden van werk. Volgens [appellant] heeft deze begeleiding hem goed gedaan en is deze medewerker ook erg tevreden over zijn houding en inzet (zie productie 2).
Daarnaast heeft [appellant] zich op 19 januari 2023 bij zijn huisarts gemeld voor zijn psychische problematiek, heeft hij zich eind maart 2023 aangemeld bij ‘ [instantie 2] ’ en is hij eind mei 2023 begonnen met een behandeling bij een psycholoog. De behandeling heeft volgens [appellant] tot en met juli 2023 geduurd, waarna deze in onderling overleg is beëindigd. Volgens [appellant] is de psycholoog positief over het verloop van de behandeling en het resultaat.
Volgens [appellant] gaat het momenteel goed met hem. Hij heeft actief gesolliciteerd en heeft onlangs een aanbod gekregen voor een voltijds baan als ‘commercieel medewerker binnendienst’ bij een groothandel. Zodra de curator daarvoor toestemming geeft, kan [appellant] beginnen.
[appellant] begrijpt dat in de schuldsaneringsregeling van hem verwacht wordt dat hij er alles
aan zal moeten doen om weer aan het werk te komen, dat hij hard zal moeten werken en dat hij een inlichtingenplicht heeft jegens de bewindvoerder. Hij is thans in staat en ten volle bereid zich aan alle verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te houden, aldus [appellant] .
3.6.1.
Hieraan is door en namens appellant ter zitting in hoger beroep – zakelijk weergegeven – toegevoegd dat hij stappen heeft gemaakt en dat de situatie thans bestendig is. Iedereen heeft volgens [appellant] weleens een periode dat het niet helemaal goed gaat. De GGZ-behandeling was slechts een proefbehandeling. Omdat [appellant] een vriendin heeft en weer sport, was er volgens [appellant] geen noodzaak meer dat hij deze ‘snuffeltherapie’ door zou zetten.
[appellant] heeft verder aangegeven dat hij thans bij zijn (oud)tante in [woonplaats] woont, dat hij sinds twee maanden in [plaats 2] werkt in de functie van commercieel binnendienst wat hem goed bevalt en dat hij een busje – dat verzekerd is – van zijn tante leent waarmee hij naar [plaats 2] rijdt. Volgens [appellant] heeft zijn (oud)tante hem onder zijn vleugels genomen en helpt zij hem met bepaalde zaken. In januari 2023 ging het niet goed met [appellant] en trof mevrouw [medewerker] van [instantie 1] hem geëmotioneerd aan. Volgens [appellant] heeft hij veel steun aan haar gehad en heeft zij hem goed op weg geholpen. [appellant] heeft nog aangegeven dat hij een vriendin heeft met wie hij het leuk heeft en dat hij altijd steun aan haar heeft. [appellant] heeft desgevraagd verklaard dat hij inmiddels 2,5 jaar een relatie met haar heeft en die hij al heel lang kent. Volgens [appellant] is hij thans sterk genoeg om het WSNP-traject van 1,5 jaar aan te kunnen. Desgevraagd heeft [appellant] ook verklaard dat hij thans geen begeleiding heeft van een maatschappelijk werker en/of een psycholoog. Tot slot heeft [appellant] nog aangegeven dat hij tijdens het faillissement één keer een misstap heeft gemaakt, maar dat hij verder alle afdrachten correct heeft gedaan.
3.7.
De curator heeft in de brief van 11 oktober 2023 als reactie op het beroepschrift het hof bericht dat zij geen aanvulling heeft op het eerder toegezonden advies aan de rechtbank Limburg c.q. de rechter-commissaris van 11 juli 2023 – zie hiervoor onder 3.3. –. Daarnaast heeft de curator opgemerkt dat er gedurende het faillissement op en af medewerking was van de failliet en dat de curator er geen vertrouwen in heeft dat het tijdens een eventuele schuldsanering anders zal zijn.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Het hof acht het onvoldoende aannemelijk dat [appellant] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal (kunnen) gaan nakomen en zich steeds zal (kunnen) gaan inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Het hof baseert zich hierbij onder meer op het schrijven van POH-GGZ (praktijkondersteuner GGZ) van [huisartsenpraktijk] (huisartsenpraktijk) van 14 februari 2023. Daarin staat onder meer:
“Graag overname van behandeling
Deel uit het journaal:
14-02-23 [naam 1] , pat. beschrijft een voorgeschiedenis met
S geweld en affectieve verwaarlozing.
S Eerder psychotherpie bij [instantie 3] gehad, wat
S onvoldoende heeft geholpen.
S Wilt een verwijzing voor spescialistische ggz.
E forse stemmingswisselingen met angst en depressive
E symptomen
P naar psychotherapie
19-01-23 [naam 2] tel: vorig jaar maart bij [instantie 3] voor intake
S geweest na 6 mnd wachttijd. Voelde
S niet fijn. Psl keek alleen naar het
S computer, vulde vragelijsten in. Daarna geen
S contact meer. Klachten gingen vanzelf iets beter
S dus een tijd een behoefte om hulp te krijgen
S Helaas spelen de klachten weer erg
S op met veel hinder in prive en werk
S leven. Vaak paniek gevoelens met hartkloppingen,
S een nare gevoel, blokkeert, niet meer durfen
S dingen doen. Sluit zich af in relatie, op zijn
S werk. Zegt dat het goed gaat maar het gaat
S helemaal niet goed. (…)
S (…) Erg onzeker: wil graag weer hulp maar
S niet bij dezelfde.
P opnieuw nar poh ggz. Graag nog een keer de
P klachten in kaart brengen en indien doorverwijzing
P nodig is kijk naar mogelijkheid van kleiner
P praktijk. (…)”
3.8.2.
Het hof baseert zich hierbij ook op het schrijven van de GZ-psycholoog van 25 augustus 2023 dat is gericht aan [huisartsenpraktijk] (huisartsenpraktijk) naar aanleiding van de doorverwijzing naar specialistische GGZ zoals hiervoor is vermeld. Daarin staat onder meer:
“Bovengenoemde cliënt werd door ons gezien voor intake op 10 mei 2023 n.a.v. stemming en angst gerelateerd klachten. Middels dit schrijven stellen wij u op de hoogte van het beloop en afronding van de behandeling. (…)
Na kennismaking/oriënterend gesprek tussen cliënt en ondergetekende werd besloten tot een proefbehandeling van vijf sessies (…). Met cliënt werd besproken (…) dat hij zeer veel moeite leek te hebben met stilstaan bij gevoel/emotie, wat behandeling kan bemoeilijken.
(…)
Gedurende de behandeling veranderde de financiële situatie van cliënt in positieve zin. Zo lijkt hij op korte termijn van het curatorschap af te zijn en verwacht hij schuldenvrij te zijn. Stemming van cliënt verbeterde door dit vooruitzicht direct. (…) Na verandering van zijn financiële situatie ervoer cliënt nagenoeg geen klachten meer, vond hij het ook moeilijker om stil te staan bij negatieve emoties, was hij hiertoe minder gemotiveerd en verminderde de motivatie om met opdrachten aan de slag te gaan. (…) Met cliënt is besproken dat dit een ‘beschermer/coping’ zou kunnen zijn, echter, gezien het feit dat cliënt op dit moment vooral gericht lijkt op het hier en nu en praktische aanpak om zich goed te blijven voelen (sporten/structuur), werd besloten behandeling te stoppen. (…)
Het lijkt zinvol zich weer te melden voor therapie wanneer cliënt vastloopt/klachten heeft en daarmee ook motivatie voor therapie meer aanwezig is.
DSM-5 Classificatie bij afsluiting:
300.4 Persisterende depressieve stoornis (in remissie)”
3.8.3.
Ingevolge punt 5.3.3. van de “Bijlage III: landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling” behorend bij het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken (versie 1 juli 2023) wordt een verzoeker met psychosociale problemen in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling indien aannemelijk is dat deze problemen al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat de verzoeker zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is.
3.8.4.
Weliswaar heeft [appellant] aangevoerd dat het thans goed gaat nu hij bij zijn (oud)tante woont, een vriendin en werk heeft en ook weer sport, maar desalniettemin acht het hof het te onzeker of [appellant] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal (kunnen) gaan nakomen. Dit gezien de aard en de duur van de problematiek waar [appellant] blijkens voormeld schrijven van 14 februari 2023 en 25 augustus 2023 mee kampt (en heeft gekampt) en waar hij al eerder psychotherapie voor heeft gehad. Van een voltooide behandeling is geen sprake. Het hof is van oordeel dat er bij [appellant] (nog steeds) sprake kan zijn van een psychosociale problematiek welke een correcte nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen ernstig zou kunnen belemmeren. Uit voormeld schrijven komt namelijk een beeld naar voren dat [appellant] te maken heeft met specifiek omschreven problematiek en als gevolg daarvan klachten in meer of mindere mate ervaart, afhankelijk van waar hij zich op dat moment in zijn leven bevindt en hoe hij zich voelt. Maar hierbij geldt steeds dat zijn problematiek in de kern (nog) niet is opgelost en dat zijn klachten op elk moment weer naar voren kunnen komen bij verandering van zijn (financiële) situatie. Uit de brief van de GZ-psycholoog van 25 augustus 2023 blijkt dat de behandeling niet is gestopt omdat de problematiek is aangepakt en dat [appellant] uitbehandeld is, maar dat de behandeling eigenlijk is gestopt vanwege gebrek aan motivatie voor therapie. Het hof leest terug dat de stemming van [appellant] verbeterde door het vooruitzicht dat hij op korte termijn van het curatorschap lijkt af te zijn en verwacht schuldenvrij te zijn, maar de toelating tot de WSNP betekent (nog) niet dat de schuldenproblematiek van [appellant] is gewijzigd en is opgelost. Zoals het hof ook ter zitting heeft aangegeven, betekent de toelating tot de WSNP juist het begin van een zware en intensieve periode waarin de saniet behoorlijk wat verplichtingen heeft ten behoeve van de schuldeisers. Het hof is dan ook niet overtuigd dat de situatie van [appellant] op dit moment al voldoende bestendig is. Dat beeld werd nog eens versterkt doordat, hoewel het hof begrip heeft voor de spanning die een zitting met zich meebrengt, [appellant] geëmotioneerd was op de zitting.
Weliswaar is de vriendin van [appellant] – naar eigen zeggen van [appellant] – een grote steun voor hem, maar desgevraagd heeft [appellant] verklaard dat deze relatie inmiddels al ongeveer 2,5 jaar duurt. Zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken, bestond deze relatie dus al in de periode dat het minder goed ging met [appellant] en hij psychologische hulp heeft gezocht. Hetzelfde geldt voor de steun van zijn (oud)tante bij wie hij nu woont.
Dat [appellant] op dit moment werk heeft, maakt het voorgaande ook niet per se anders nu [appellant] slechts twee maanden zijn nieuwe baan heeft, en dus maar net voorbij de proeftijd is. Zoals besproken ter zitting bevalt [appellant] deze baan goed, maar naar het oordeel van het hof is deze periode nog te kort om er echt iets over te zeggen voor de langere termijn.
Dat de psychosociale problemen beheersbaar zijn, dient voorts te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie. Een dergelijke verklaring is door [appellant] niet overgelegd. De verklaring van de GZ-psycholoog van 25 augustus 2023 is daartoe inhoudelijk niet toereikend.
3.8.5.
Wat betreft de informatie van de curator merkt het hof nog het volgende op. Volgens de curator heeft [appellant] tijdens het faillissement niet afgedragen conform het VTLB en was er gedurende het faillissement op en af medewerking van zijn kant. Volgens [appellant] heeft hij slechts één keer niet juist afgedragen en verleent hij wel zijn medewerking. Nu de curator niet ter zitting aanwezig was, heeft het hof hierover geen nadere vragen kunnen stellen.
3.8.6.
Gezien al het voorgaande is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het verzoek van [appellant] om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen. Toewijzing acht het hof nu nog prematuur. Het hof merkt daarbij op dat [appellant] goed op weg is, maar dat het op dit moment nog te vroeg is om te worden toegelaten tot de schuldsanering. Het hof moedigt [appellant] aan om aan zichzelf te blijven werken en om zijn leven op de rit te houden. Het hof sluit niet uit dat [appellant] daarna wel kan worden toegelaten, zij het ook dan afhankelijk van de omstandigheden van het geval op dat moment.
3.8.7.
Het hof zal het door [appellant] verzochte – toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling – dan ook afwijzen en het vonnis waarvan beroep bekrachtigen.

4.De uitspraak

Het hof:
wijst het verzochte af en
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, R.R.M. de Moor en M. Breur, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.