In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 augustus 2023, waarin de ondertoezichtstelling van de minderjarige is vastgesteld. De moeder vreest voor de veiligheid van haar en de minderjarige in de omgang met de vader, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling (GI) geen belemmeringen zien en zelfs een uitbreiding van de omgang adviseren. Het hof heeft de zaak behandeld na een eerdere zitting op 23 november 2023, die werd aangehouden vanwege het ontbreken van een tolk voor de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2023 zijn alle betrokken partijen verschenen, waaronder de moeder, de vader, de raad en de GI. Het hof heeft de argumenten van de moeder, de raad en de vader zorgvuldig gewogen. De moeder heeft aangevoerd dat de omgangsregeling niet veilig is en dat er geen adequate hulpverlening is geboden. De raad heeft echter betoogd dat de moeder belemmeringen creëert voor een onbelast contact tussen de minderjarige en de vader. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en dat de grieven van de moeder falen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd.