ECLI:NL:GHSHE:2023:4265

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
200.332.441_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar minderjarige kind. De moeder, die samen met de vader het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent, had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, maar dit was afgewezen. De moeder heeft goede redenen aangevoerd voor haar verhuizing naar [plaats], waaronder de beschikbaarheid van een groter huis en een betere werkgelegenheid. De vader heeft echter bezwaar gemaakt tegen de verhuizing, omdat hij vreest dat dit de omgang met de minderjarige zal bemoeilijken en dat de minderjarige hierdoor verder van zijn familie en vrienden in Limburg zal komen te wonen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 november 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De raad heeft geadviseerd dat het in het belang van de minderjarige is dat de ouders eerst werken aan hun onderlinge communicatie en vertrouwen voordat er een verhuizing kan plaatsvinden. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de moeder niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een verhuizing noodzakelijk maken. De belangen van de minderjarige, die in Limburg is opgegroeid en daar naar school gaat, zijn zwaarwegend. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 december 2023
Zaaknummer: 200.332.441/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/310584 / FA RK 22-3952
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.C.A. Diederen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. P. Winkens.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] , hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om te verhuizen met de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2016, hierna te noemen: [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 22 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 september 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw recht te doen en het verzoek van de moeder toe te wijzen en haar toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 november 2023, heeft de vader verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen als zijnde ongegrond dan wel onbewezen, alsmede de moeder te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 november 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Diederen;
  • de vader, bijgestaan door mr. Winkens;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 24 mei 2023;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 3 november 2023;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 6 november 2023.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de vader en de moeder is de minderjarige [minderjarige] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
De moeder heeft nog drie kinderen uit een andere relatie.
3.2.
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder
.Ingevolge de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken verblijft [minderjarige] eens in de veertien dagen bij de vader van vrijdag na school tot zondag 18.00 uur.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen, afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Zij heeft goede redenen om te verhuizen naar [plaats] . De partner van de moeder bezit een groot huis met een flinke tuin en een vergelijkbare betaalbare koopwoning is in de huidige woonomgeving van de moeder niet te vinden. Het huren van een woning brengt ook veel hogere kosten met zich. De rechtbank is er ten onrechte van uitgegaan dat de partner van de moeder voornamelijk thuis kan werken. Hij is wat zijn werk betreft wel degelijk gebonden aan [plaats] . De moeder heeft een goede baan in [plaats] aangeboden gekregen, zodat zij [minderjarige] meer te bieden heeft. In [woonplaats moeder] liggen de banen niet voor het oprapen, temeer nu de moeder enkel tijdens schooluren werkzaam kan zijn. De moeder zal beter in haar vel zitten als zij toestemming krijgt om te verhuizen, hetgeen in het belang van [minderjarige] is. Ondanks dat de vader en de moeder al geruime tijd gescheiden zijn, oefent de vader nog steeds druk uit op de moeder en is de moeder, gelet op het verleden, nog steeds bang voor de vader. De moeder wil er alles aan doen om de gevolgen van de verhuizing voor [minderjarige] en de vader te verzachten. De omgangsregeling zal gewoon in stand blijven en de moeder is bereid [minderjarige] te brengen en te halen en de kosten die daarmee gemoeid zijn voor haar rekening te nemen. De moeder zal op en neer blijven rijden, omdat de vader van haar drie andere kinderen in Limburg woont en daar ook een omgangsregeling voor loopt. De vader van deze kinderen heeft ingestemd met de verhuizing van de moeder met hun gezamenlijke dochter naar [plaats] . De moeder zal in de omgangsweekenden van [minderjarige] bij de vader in Limburg verblijven, bij haar zus, een vriendin of op een camping. [minderjarige] heeft zelf ook aangegeven te willen verhuizen naar [plaats] . Hij reist nu al regelmatig met de moeder naar [plaats] , waar hij graag verblijft en waar hij veel vriendjes heeft gemaakt. Hij is derhalve al gewend aan de reistijd, zodat dit geen argument is om de verhuizing tegen te houden.
3.6.
De vader voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Hij heeft weinig vertrouwen in de toezeggingen van de moeder. De vader heeft al eens een procedure moeten starten om nakoming van de zorgregeling af te dwingen. De moeder trekt haar eigen plan. De vader heeft via [minderjarige] van de voorgenomen verhuizing van de moeder moeten vernemen. Er is voor de moeder geen enkele noodzaak om te verhuizen. De moeder en haar partner zouden ook een woning en een baan kunnen zoeken in de buurt van de vader. Het argument van de moeder dat zij familie in [regio] heeft wonen, snijdt geen hout. [minderjarige] heeft zijn hele leven in Limburg gewoond en het was toen ook geen probleem dat [minderjarige] verder weg woonde van zijn familie. De moeder heeft de verhuizing niet goed doordacht en voorbereid. Het feit dat ze een tandarts en huisarts heeft gevonden, doet daar niet aan af. Het feit dat de moeder er financieel op vooruit zou gaan, toont evenmin de noodzaak aan waarom er naar [plaats] verhuisd dient te worden. De communicatie tussen de vader en de moeder is minimaal. De mogelijkheid om doordeweeks contact met [minderjarige] te hebben komt te vervallen wanneer de moeder met [minderjarige] naar [plaats] verhuist. Nu [minderjarige] graag bij de vader is, zou het contact juist uitgebreid moeten worden in plaats van verminderd. Indien het verzoek wordt toegewezen, dan kan de vader niet bij oudergesprekken of andere activiteiten op school aanwezig zijn. Daarnaast vraagt de vader zich af in welke mate [minderjarige] contact kan houden met de twee andere kinderen uit een eerdere relatie van de moeder die ook in Limburg wonen en die bij hun vader wonen. [minderjarige] is sterk geworteld in Limburg en een verhuizing kan niet in het belang van [minderjarige] worden geacht.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling - zakelijk weergegeven - als volgt geadviseerd. [minderjarige] heeft meer belang bij ouders die goed met elkaar kunnen communiceren en afspraken kunnen maken dan bij een grote tuin. De raad begrijpt niet waarom er op dat front nog geen stappen zijn gezet, aangezien daar in eerste aanleg al over is gesproken. Het is belangrijk dat de ouders een traject ouderschapsbemiddeling gaan volgen en dat er begeleiding voor de ouders komt. Dat wordt lastig als de moeder in het noorden van het land woont. Stel dat [minderjarige] een keer niet lekker is, dan kan je de situatie normaal gesproken een dagje aan kijken. Maar omdat de moeder nog andere kinderen heeft voor wie het contact met de andere ouder ook belangrijk is, wordt dat lastig en zal dat tot spanningen leiden. In dergelijke situaties is het noodzakelijk dat de ouders voldoende vertrouwen in elkaar hebben om tot een oplossing te komen. In de huidige situatie acht de raad het niet in het belang van [minderjarige] om op zo’n grote afstand van de vader te wonen.
Het wettelijk kader
3.8.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige] toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
De motivering van de beslissing
3.9.
Het hof onderschrijft de overwegingen van de kinderrechter die tot de bestreden beslissing hebben geleid en neemt die na eigen onderzoek en waardering over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt hier, op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren is gebracht, het volgende aan toe.
3.10.
Alhoewel het invoelbaar is dat de moeder een nieuw leven wil opbouwen, heeft zij
in de procedure geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht, waaruit het hof kan concluderen dat er voor de moeder een noodzaak is om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. Voor zover de moeder heeft betoogd dat zij in Friesland meer kans heeft op een baan dan in Limburg, acht het hof dit, mede gelet op de huidige situatie op de arbeidsmarkt, niet aannemelijk geworden. Weliswaar heeft de partner van de moeder een huis en een baan in het noorden van het land, maar niet danwel onvoldoende gesteld noch gebleken is dat hij geen mogelijkheden heeft om naar de omgeving van de moeder te verhuizen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de partner van de moeder geen kinderen en/of andere familie in de omgeving van [plaats] heeft wonen, zodat hij in zoverre niet aan die regio is gebonden. Bovendien kunnen de belangen van deze partner niet althans niet zonder meer zwaarder wegen dan de belangen van de vader en [minderjarige] . De vader en [minderjarige] hebben er belang bij dat [minderjarige] in de omgeving van de vader blijft wonen. [minderjarige] is opgegroeid in Limburg, gaat aldaar naar school en heeft in Limburg zowel familie van de vader als familie van de moeder (moeder en zus) wonen. Daarbij komt dat na veel procedures en inspanningen er een zorgregeling is tot stand gekomen die feitelijk loopt. Er is echter nog steeds sprake van een precaire en kwetsbare situatie, waarbij de vader begin dit jaar nog een kort geding heeft moeten starten, omdat de moeder om haar moverende redenen geen uitvoering meer gaf aan de zorgregeling. Er zijn grote zorgen of de huidige regeling bij een verhuizing op de lange termijn in stand kan blijven. [minderjarige] zal om de week op vrijdag en op zondag een lange reis moeten afleggen, hetgeen belastend voor hem zal zijn. Dat hij deze reis nu al af en toe maakt, is een andere situatie dan wanneer sprake is van een structurele tweewekelijkse regeling. Verder heeft te gelden dat de vader al langere tijd de wens heeft om [minderjarige] doordeweeks vaker te zien en dit met een verhuizing van [minderjarige] naar [plaats] niet meer mogelijk is. De vader wil graag een volwaardige rol in het leven van [minderjarige] , waarbij hij ook persoonlijk betrokken wil zijn bij [minderjarige] ’s school. Ook dit zal bij een verhuizing van [minderjarige] niet mogelijk zijn. Het is voorts onduidelijk hoe de moeder de regeling iedere twee weken in de praktijk vorm wil geven. Zij heeft weliswaar aangegeven dat zij het hele weekend in Limburg zal blijven wanneer [minderjarige] bij de vader is, maar dit wordt onvoldoende haalbaar en realistisch geacht, omdat zij dit in feite nog niet concreet geregeld heeft. Voor zover de moeder heeft betoogd dat zij voor haar drie andere kinderen eveneens naar Limburg zal afreizen, geldt voor deze kinderen een andere situatie, omdat zij al ouder zijn en is gebleken dat er op dit moment al minder strikt wordt vastgehouden aan de zorgregeling tussen die kinderen en hun vader.
Het hof is met de raad van oordeel dat de ouders eerst moeten gaan werken aan hun onderlinge vertrouwen en aan hun communicatie, voordat er - eventueel - sprake kan zijn van een verhuizing. Hierdoor wordt de moeder tevens in staat gesteld om te werken aan de angstgevoelens die zij naar eigen zeggen nog voor de vader ervaart.
Hetgeen de moeder verder nog naar voren heeft gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Conclusie
3.10.
Op grond van het voorgaande falen de grieven van de moeder en zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.11.
Het hof ziet geen aanleiding om de moeder in de proceskosten te veroordelen. Van misbruik van procesrecht is geen sprake. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 22 juni 2023;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en H.M.A.W. Erven en is op 21 december 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.