ECLI:NL:GHSHE:2023:4262

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
200.329.146_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor: afwijken van wettelijke voorkeur van rechthebbende (zoon), omdat de zoon onvoldoende betrokken is

In deze zaak gaat het om de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor een man die niet meer zelfstandig kan wonen. De man, hierna te noemen 'de man', is het niet eens met de benoeming van [bewindvoerder en mentor] en verzoekt om zijn zoon, [zoon], in deze rol aan te stellen. De rechtbank had eerder de GGD verzocht om de goederen van de man onder bewind te stellen en een mentorschap in te stellen. De man heeft een progressief dementieel beeld en heeft intensieve zorg nodig, wat aanleiding geeft tot de vraag wie als bewindvoerder en mentor moet worden benoemd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2023 zijn zowel de man als zijn zoon gehoord, evenals vertegenwoordigers van de GGD en de bewindvoerder. De man stelt dat hij een goede band heeft met zijn zoon en dat deze in staat is om de rol van bewindvoerder en mentor op zich te nemen. De GGD daarentegen heeft zorgen geuit over de bereikbaarheid en betrokkenheid van de zoon, en heeft aangegeven dat er eerder problemen zijn geweest met de communicatie tussen de zoon en de hulpverlening.

Het hof overweegt dat, hoewel de man zijn voorkeur heeft uitgesproken voor zijn zoon, er gegronde redenen zijn om van deze voorkeur af te wijken. De zoon heeft in het verleden niet adequaat gereageerd op de zorgbehoeften van zijn vader, wat heeft geleid tot een onhoudbare thuissituatie. Het hof concludeert dat de man beter af is met een onafhankelijke bewindvoerder en mentor die in staat is om de nodige zorg en ondersteuning te bieden. De bestreden beschikking wordt dan ook bekrachtigd, waarbij het hof de noodzaak van een persoonlijke benadering door de mentor benadrukt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 december 2023
Zaaknummer: 200.329.146/01
Zaaknummers eerste aanleg: 10139214 BM VERZ 22-4378 en 10424039 MS 23-414
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.L.E. Marchal.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
-
De Geneeskundige Gezondheidsdienst [regio],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te nemen: de GGD,
advocaat: mr. R.W. Janssen.
-
[B.V.] B.V..
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
bewindvoerder en mentor van de man,
hierna te noemen: [bewindvoerder en mentor] ,
-
[zoon],
wonende te [woonplaats] ,
zoon van de man,
hierna te noemen: [zoon] .
IN HET KORT
De man is het er niet mee eens dat [bewindvoerder en mentor] is benoemd tot zijn bewindvoerder en mentor; hij wil dat zijn zoon [zoon] deze taken op zich neemt.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 3 april 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 juni 2023, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog [zoon] tot zijn bewindvoerder en mentor te benoemen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 29 augustus 2023, heeft de GGD verzocht de bestreden beschikking in stand te laten en om het beroep van de man niet ontvankelijk te verklaren en/of af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 november 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Marchal;
  • de GGZ, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger 1] , bijgestaan door mr. Janssen;
  • [bewindvoerder en mentor] , vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger 2] ;
  • [zoon] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 27 februari 2023.

3.De beoordeling

Bij de rechtbank
3.1.
De GGD heeft verzocht om de goederen van de man onder bewind te stellen en om een mentorschap in te stellen ten behoeve van hem. Op 21 december 2022 heeft de GGD het verzoek gewijzigd en verzocht om een ondercuratelestelling met instelling van een spoedvoorziening.
3.2.
Bij beschikking van 23 december 2022 heeft de kantonrechter, kort gezegd, met onmiddellijke ingang een provisioneel bewind ingesteld ten behoeve van de man met benoeming van [bewindvoerder en mentor] tot provisioneel bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan hem. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan de man met ingang van 16 april 2023 wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder bewind gesteld. De kantonrechter heeft ook ten behoeve van de man een mentorschap ingesteld met ingang van 16 april 2023. [bewindvoerder en mentor] is hierbij benoemd tot bewindvoerder en mentor.
Bij het hof
3.4.
De man kan zich met de benoeming van [bewindvoerder en mentor] tot mentor en bewindvoerder niet verenigen en hij is voor dat gedeelte van de bestreden beschikking in hoger beroep gekomen. De man verzet zich niet tegen niet tegen het bewind en mentorschap op zich, enkel tegen degene die dit uitvoert.
In zijn beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, voert hij – kort samengevat – het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte de uitdrukkelijke voorkeur van de man gepasseerd en die beslissing niet begrijpelijk gemotiveerd. Gegronde redenen om van de uitdrukkelijke voorkeur van de man af te wijken, zijn er niet. De man heeft een goede band en een vertrouwensrelatie met [zoon] . Zij hebben veelvuldig contact. Al sinds jaren worden de financiën van de man beheerd door [zoon] . [zoon] heeft de financiën zo georganiseerd dat de man een aparte rekening heeft voor levensonderhoud en noodzakelijke uitgaven, op welke rekening telkens een beperkt saldo wordt gehandhaafd, zodat er geen mogelijkheid bestaat tot eventueel financieel misbruik van de man. Al jarenlang zijn de financiën van de man op juiste en vlekkeloze wijze door [zoon] beheerd. Om volstrekt onbekende en misschien zelfs duistere redenen probeert de GGD [zoon] in diskrediet te brengen. De belangenverstrengeling tussen de GGD en de bewindvoerder is ongezond. Volstrekt zonder ook maar een feitelijke grondslag worden er vermoedens van financieel gewin geuit jegens [zoon] . Er zijn onjuiste sentimenten ontstaan jegens [zoon] .
De rechtbank overweegt dat, volgens de GGD, [zoon] vaak niet bereikbaar is. De rechtbank had dit niet klakkeloos mogen overnemen maar had moeten onderzoeken of dit klopte. [zoon] is elke week minstens drie tot vier keren bij de man. Bovendien heeft [zoon] ter zitting van 27 februari 2023 uitdrukkelijk aangegeven dat hij bij benoeming tot mentor en bewindvoerder ervoor zorgt dat hij voldoende bereikbaar is. [bewindvoerder en mentor] is vanaf het moment dat zij benoemd is tot provisioneel bewindvoerder slechts één keer bij de man geweest en dat enkel en alleen voor een paar minuten om hem een formulier van de bank te laten tekenen. Daarna heeft de man [bewindvoerder en mentor] nimmer gezien. De advocaat van de man zet grote vraagtekens bij de opmerking van de GGZ dat de man een en ander op de mondelinge behandeling niet zou kunnen begrijpen. De advocaat heeft meerdere keren uitvoerige besprekingen gehad met de man en het enige waar men doorheen moet kijken, is dat de man zeer moeilijk verstaanbaar is. De man lijdt aan een spraakgebrek als gevolg van een infarct. De man begrijpt goed waar het in deze procedure over gaat.
De man heeft op de mondelinge behandeling bij het hof benadrukt dat hij wil dat [zoon] zijn bewindvoerder en mentor gaat worden. De man heeft goed contact met [zoon] , die vaak op bezoek komt en regelmatig met hem belt. Als de man [zoon] nodig heeft, kan hij hem bereiken. De man is kort geleden overgestapt naar een nieuwe huisarts, omdat deze dichterbij zit.
3.5.
De GGZ voert in het verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
Er bestaat een gegronde vrees voor een slechte bereikbaarheid van [zoon] en dat er een moeilijk werkbare situatie zal ontstaan tussen [zoon] en de zorgpartijen die betrokken (zullen) zijn bij de uitvoering van het mentorschap en de bewindvoering.
In 2022 is door verschillende hulpverleners geregeld geprobeerd om ten behoeve van de
continuïteit en kwaliteit van zorg rondom de man contact en samenwerking te zoeken met [zoon] . Dit is amper tot niet gelukt. Indien er wel contact mogelijk was, verliep dit zeer moeizaam. [zoon] heeft zich meermaals intimiderend en bedreigend opgesteld naar hulpverlening, waarbij contact actief werd afgehouden en waarbij de hulpverlening niet in de gelegenheid werd gesteld om de zorg op een goede wijze te kunnen uitvoeren. Nadat de aanvraag in eerder stadium provisioneel was toegekend, heeft [zoon] zich weer bedreigend, eisend en intimiderend opgesteld naar zowel [instantie 1] als [instantie 2] .
Voordat het provisioneel bewind werd ingesteld, waren er vermoedens van een zorgwekkende financiële situatie, doordat [zoon] de financiën in beheer had. Uitgaven die in het kader van menselijkheid gedaan zouden moeten worden, leken niet te worden begrepen c.q. toegestaan.
Door [instantie 1] is aangegeven dat er een noodzaak is tot een intramurale
zorgsetting, om zo de juiste zorg te kunnen (blijven) bieden. Inmiddels is een
zorgindicatie WLZ 5 afgegeven. Personen met deze indicatie kunnen niet meer zelfstandig wonen en wonen over het algemeen in een passende zorginstelling (al dan niet op een gesloten afdeling). Dat betekent dat er veel en intensieve zorg en bescherming (eventueel ook tegen zichzelf) nodig is. Dit vergt een zorgvuldige afstemming met de betrokken ketenpartners. Al deze regelzaken vragen een flinke investering in tijd en energie. Op basis van eerdere ervaringen is de inschatting dat [zoon] onvoldoende zicht heeft op (de ernst van) de situatie en onvoldoende in beeld en binnen bereik is, om op zorgwekkende momenten aanwezig te zijn en passende maatregelen te treffen. Daarnaast bestaat ook uit ervaring de indruk dat [zoon] onvoldoende bereikbaar is voor reguliere zorg om het contact te onderhouden om zo passende afstemming en communicatie te onderhouden.
Op de mondelinge behandeling heeft de GGD toegelicht dat er zeker 3 of 4 keer is gebeld naar [zoon] . Er worden altijd aantekeningen gemaakt als het niet lukt om contact te leggen. [zoon] was op vakantie of had werkoverleg. De GGD belt nooit anoniem en spreekt altijd voicemails in. De GGD (mevrouw [betrokkene] ) kwam pas in beeld als vangnet omdat [zoon] niet te bereiken was en de man en [zoon] zorgmijdend waren. Het is niet gangbaar dat de GGD wordt ingeschakeld, laat staan een spoedvoorziening verzoekt, de situatie was dringend.
3.6.
De heer [vertegenwoordiger 2] ( [bewindvoerder en mentor] ) heeft op de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende verklaard.
Er is geen sprake van belangenverstrengeling tussen de GGD en het bewindvoerderskantoor.
De heer [vertegenwoordiger 2] is vaker dan eenmaal bij de man thuis langsgegaan. Gemiddeld heeft hij één keer per maand contact met de man. De man heeft bijna 10 keer zijn pinpas geblokkeerd, omdat hij de verkeerde pincode bleef invoeren. [bewindvoerder en mentor] probeert dit te ondervangen door de man contant geld te geven. Er is voldoende ruimte in inkomen en vermogen, De man krijgt nu 3 keer per week € 30,-. [bewindvoerder en mentor] heeft niet geconstateerd dat er, voordat het bewind was ingesteld, sprake was van financieel wanbeleid door [zoon] . De heer [vertegenwoordiger 2] heeft ook niet de indruk dat [zoon] uit was op financieel gewin ten koste van zijn vader.
Bij aanvang van het bewind liep de thuiszorg er tegenaan dat er nieuwe kleding moest worden gekocht voor de man en dat zijn persoonlijke verzorging tekort schoot. Ondanks dat [zoon] de financiële zaken van de man had ingericht met meerdere bankrekeningen, was er geen geld beschikbaar voor noodzakelijke spullen. De thuiszorg heeft wel eens geld voorgeschoten, maar niet meer sinds er sprake is van het bewind.
Als mentor van de man onderhoudt [bewindvoerder en mentor] korte lijntjes met thuiszorg. Het is lastig om uitvoering te geven aan het mentoraat, omdat alleen de thuiszorg van [instantie 3] welkom is bij de man thuis. [bewindvoerder en mentor] heeft zich expres terughoudend opgesteld, omdat de man de zorg vanuit het mentorschap niet wilde. Zolang [instantie 3] nog binnen mocht komen, ging het nog net, maar eigenlijk is de thuissituatie al lang geleden onhoudbaar geworden. De huishoudelijke hulp wilde niet meer binnen komen, onder andere omdat het huis te vervuild was. Er lagen etensresten en de maden kropen er rond, ook lag de woning vol met ontlasting van de man. Verder veroorzaakt de man overlast voor de andere huurders. De huurbaas meldt zich vaak bij [bewindvoerder en mentor] met klachten.
[zoon] ziet de urgentie van de zorg minder in dan [bewindvoerder en mentor] doet. [bewindvoerder en mentor] had een gesprek met huisarts ingepland om te praten over of de man nog wel zelfstandig kan blijven wonen. De man gaf aan dat hij [zoon] bij dat gesprek wilde hebben, maar [zoon] wilde eerst het hoger beroep afwachten vóórdat dit gesprek zou plaatsvinden. Uiteindelijk heeft dat gesprek toch in september 2023 plaatsgevonden. Thuiszorg vond het ook te lang duren.
De man woont nu nog steeds zelfstandig. Eind november 2023 staat een gesprek met het CIZ gepland om samen met de zus van de man aan te sturen op een vrijwillige opname in een zorginstelling.
In september 2023 vond er ook nog een ander voorval plaats. De thuiszorg nam contact op met [bewindvoerder en mentor] omdat de man in de avond vermist was. [bewindvoerder en mentor] heeft toen gebeld met [zoon] om te vragen of hij wist waar zijn vader was. De reactie van [zoon] was dat hij niet op de hoogte hoefde te worden gehouden. Toen is politie ingeschakeld.
[zoon] is niet altijd te bereiken, vanwege zijn werk heeft hij regelmatig Teams-vergaderingen en dan kan hij de telefoon niet kan opnemen. [zoon] was ook een keer op reis waardoor hij niet bereikbaar was. De heer [vertegenwoordiger 2] heeft zelf nog nooit contact met [zoon] gehad. Het is niet alleen de GGD die een stroeve communicatie met [zoon] heeft. Meer instanties delen deze ervaring, zoals [instantie 1] , Stichting [stichting] ( [stichting] ), de huisarts van de man, [instantie 3] Thuiszorg en de specialist ouderengeneeskunde.
3.7.
[zoon] heeft op de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende verklaard.
[zoon] heeft jarenlang voor de financiële en niet financiële zaken voor zijn vader gezorgd. Hij richtte de bankrekeningen in en gaf hem leefgeld. [zoon] bezoekt zijn vader twee keer per week en ze bellen elkaar ongeveer om de dag.
[zoon] stond perplex toen de beschikking van het provisioneel bewind werd gegeven in december 2022. Hij was nergens van op de hoogte. Het is betreurenswaardig dat mevrouw [betrokkene] van de GGD hem als intimiderend heeft ervaren. Daar herkent [zoon] zichzelf niet in. [zoon] is juist altijd kalm en blijft rationeel denken. Het is belangrijk dat zijn vader de zorg krijgt die hij nodig heeft. [zoon] was al een traject ingegaan omdat zijn vader niet meer zelfstandig kan wonen. Hij was al met zijn vader langs verschillende locaties gegaan om te bezien waar hij zich het meest thuis voelt.
[zoon] is goed bereikbaar. Soms heeft hij wel eens een vergadering en is hij niet bereikbaar. De rechtbank had hem gebeld toen hij in het vliegtuig zat op een terugvlucht vanwege een jaarlijkse vakantie.
De samenwerking tussen [zoon] en de hulpverlening was niet slecht. Voordat het bewind werd ingesteld en [zoon] de financiën nog regelde, was er altijd genoeg geld voor kleding en de basiszorg. [zoon] boekte geld over naar de leefgeldregeling als zijn vader geld nodig had. De thuiszorg had nauw contact met [zoon] . Hij werd bijvoorbeeld ook gebeld als het wasmiddel op was. De thuiszorg en [zoon] waren het niet altijd eens met elkaar. [zoon] heeft mevrouw [betrokkene] nog nooit ontmoet. [instantie 3] kent hij wel en de [stichting] ook.
[zoon] weet niets van een overstap naar een andere huisarts, alleen dat zijn vader het plan had om van huisarts te wisselen. Zijn vader heeft dit zelf geregeld.
Het klopt dat [zoon] heeft gezegd dat hij het hoger beroep wilde afwachten voordat hij zou aansluiten bij het gesprek met de huisarts waar de woonsituatie besproken zou worden. [zoon] was zo overrompeld en dat hij eerst met zijn advocaat wilde spreken. Hij wist zich geen houding te geven. Er was ineens een bewindvoerder en een mentor. Daardoor wist [zoon] zich geen raad.
In september 2023 werd [zoon] gebeld omdat zijn vader vermist zou zijn. [zoon] wist 100% zeker dat zijn vader bij een voetbalwedstrijd was waar hij een seizoenkaart van heeft. [zoon] maakte zich geen zorgen, omdat hij wist waar zijn vader was. [zoon] wist niet dat de politie gebeld zou worden en hij heeft ook niet gezegd dat hij niet op de hoogte gehouden wilde worden. [zoon] heeft zijn vader naderhand nog gebeld en hij bleek inderdaad bij de voetbalwedstrijd te zijn geweest.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
De noodzaak voor het bewind en het mentorschap is niet in geschil. De vraag die dient te worden beantwoord is wie er tot bewindvoerder en mentor dient te worden benoemd.
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:452 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het mentorschap/bewind spoedig mogelijk daarna een mentor/bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon. Volgens lid 3 van beide artikelen volgt de rechter bij de benoeming van de mentor/bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. De wet spreekt – indien de betrokkene/ rechthebbende geen echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel heeft – in het vierde lid van voorgaande wetsartikelen de voorkeur uit voor één van diens ouders, kinderen, broers of zusters.
3.8.3.
De man heeft zijn uitdrukkelijke voorkeur uitgesproken: hij wil dat zijn zoon [zoon] zijn bewindvoerder en mentor wordt. Het hof acht echter voldoende gronden aanwezig om van de wettelijke voorkeur van de man af te wijken, gelet op het volgende.
3.8.4.
[instantie 1] heeft een progressief dementieel beeld vastgesteld bij de man waarbij er totaal gebrek is van enig inzicht of ziektebesef. Gezien het ziektebeeld is de verwachting dat deze problemen alleen maar toenemen. De man heeft intensieve zorg nodig. Inmiddels is er een WLZ 5 indicatie afgegeven. Dat wil zeggen dat de man niet meer zelfstandig kan wonen. De man woont echter nog steeds thuis. Gelet op het ziektebeeld zal de man steeds vaker iemand in zijn nabijheid nodig hebben die voor hem kan zorgen, hem kan aansturen en zaken van hem kan overnemen. Gezien deze persoonlijke problematiek waarmee de man te kampen heeft, acht het hof het in zijn belang noodzakelijk dat er rondom hem een strak hulpverleningskader wordt georganiseerd. Binnen dit kader dient een mentor en bewindvoerder nauw in contact te staan met begeleiders en hulpverleners over de financiële en niet-financiële zorg van de man en dienen er met enige spoed zorgvuldige beslissingen genomen te worden. Communicatie met professionals rondom de man vormt een belangrijk onderdeel van het mentorschap.
3.8.5.
Hoewel het hof onvoldoende aanknopingspunten in het dossier ziet om aan te nemen dat [zoon] zich intimiderend/bedreigend heeft gedragen richting de hulpverlening en evenmin is gebleken dat het [zoon] te doen is om zijn vader financieel te benadelen, hebben de man en [zoon] het hof niet overtuigd dat [zoon] in staat is de taken als bewindvoerder en mentor op zich te nemen. Daarvoor is de situatie rondom de man in het verleden regelmatig te veel ontspoord en daarvoor ziet het hof te veel signalen waaruit blijkt dat [zoon] onvoldoende betrokken is bij zijn vader. Meer concreet:
  • De man en [zoon] verklaren weliswaar eensgezind dat [zoon] twee keer per week de man bezoekt en dat zij een nauwe band hebben. Uit het dossier is echter gebleken dat, voordat de huidige beschermingsmaatregelen werden uitgesproken, de woning van de man zo vervuild was geraakt dat er verschillende ongedierte (vliegen, maden en muizen) in de woning aanwezig waren. Verder schoot de zelfzorg van de man dermate tekort dat hij er ongepast en slonzig bijliep en veroorzaakte hij geluidsoverlast vanwege zijn omgedraaide dag- en nachtritme. Het is het hof volstrekt onduidelijk hoe deze situatie heeft kunnen ontstaan als het klopt dat [zoon] twee keer per week zijn vader bezoekt. Het kan dan niet anders zijn dan dat [zoon] zelf heeft waargenomen hoe ernstig de situatie bij zijn vader thuis ontspoorde en dat er dringend méér hulp nodig was. [zoon] heeft nagelaten om hierin doortastend te werk te gaan;
  • Dat [zoon] stelt dat hij altijd goed bereikbaar is (geweest), bevreemdt het hof ook. Het kan uiteraard een keer voorkomen dat de telefoon niet wordt opgenomen, maar de GGD heeft onweersproken verklaard dat ze altijd voicemails achterlaten en niet anoniem bellen. Het had op de weg van [zoon] gelegen om daarna zelf contact op te nemen met de GGD. Het dossier biedt voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat [zoon] tekort is geschoten in zijn communicatie met de hulpverlening. [zoon] is bij herhaling niet bereikbaar geweest toen de hulpverlening hem nodig had in verband met de zorgen rondom zijn vader. Bovendien komt de GGD pas in beeld als laatste vangnet. Dan moeten er al meerdere pogingen zijn ondernomen om contact te leggen met [zoon] . Wat daar verder van zij, [zoon] is in het vrijwillig kader duidelijk niet in staat gebleken om een constructief en structureel contact aan te gaan met de aanwezige hulpverlening;
  • Nadat de GGD de situatie in kaart had gebracht, bleken de zorgen die GGD had over het welzijn van de man vele malen ernstiger dan de zorgen die [zoon] had (en nog steeds heeft) over zijn vader. De GGD heeft vervolgens in werking gesteld dat de man een WLZ 5 indicatie heeft gekregen, zodat hij kan verhuizen naar een beschermde omgeving. [zoon] heeft weliswaar op de mondelinge behandeling verklaard dat hij ook bezig was met een potentiële verhuizing van zijn vader naar een beschermde omgeving, maar daarvan heeft hij geen stukken overgelegd, zodat het hof hieraan voorbij gaat;
  • Sinds [bewindvoerder en mentor] de financiën beheert, is er geen tekort meer om essentiële spullen voor de man te kopen zoals wasmiddel, zeep en kleding. Toen [zoon] nog het geld beheerde, was dit tekort er soms wel en leidde dit tot problemen, zelfs zo dat de thuiszorg het geld moest voorschieten;
  • Op de mondelinge behandeling is gebleken dat de man in september 2023 een avond vermist was. [zoon] is hierover gebeld en vertelde dat hij er vanuit ging dat zijn vader bij een voetbalwedstrijd was gaan kijken. [zoon] maakte zich geen zorgen en is zijn vader niet gaan zoeken. De luchtige toon waarop [zoon] hierover verklaarde en zijn laconieke houding daarbij, acht het hof niet passend bij de situatie. Bij een telefoonbericht over een vermissing van zijn bejaarde demente vader, zou een meer betrokken houding verwacht mogen worden. Dat [zoon] ’s avonds laat nog heeft gebeld naar zijn vader, die kennelijk inderdaad bij de voetbalwedstrijd was geweest, maakt dit niet anders. Op het moment van de vermissing was dat immers onvoldoende duidelijk;
  • [zoon] was niet op de hoogte dat de man van huisarts was gewisseld, hij was slechts bekend met het ‘idee van zijn vader’ om een andere huisarts te nemen;
  • Naar aanleiding van de WLZ 5 indicatie wilde huisarts van de man in september 2023 met [bewindvoerder en mentor] praten over een verhuizing van de man naar een beschermde omgeving. De man wilde dat [zoon] bij dit gesprek zou aansluiten. [zoon] wilde dit gesprek uitstellen, omdat hij dit hoger beroep eerst wilde afwachten. Het hof acht een gesprek over de woonsituatie van de man echter dermate urgent dat dit niet zomaar kan worden uitgesteld, laat staan maandenlang in afwachting van een beslissing die in hoger beroep pas in december 2023 zou worden gegeven. Daarvoor zijn de zorgen rondom de man – die tot op heden nog steeds zelfstandig woont – simpelweg te ernstig. De heer [vertegenwoordiger 2] heeft herhaaldelijk verklaard dat de situatie al langere tijd onhoudbaar is. Hierbij acht het hof het tot slot opmerkelijk dat [zoon] aan het begin van de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij “altijd rationeel blijft denken” (toen hem werd gevraagd naar zijn vermeende intimiderende/bedreigende houding richting de GGD) en hij later verklaarde dat hij “overrompeld was”, zich “geen houding wist te geven” en zich “geen raad wist” toen de huisarts met hem wilde praten over de toekomstige woonplek van zijn vader. Het hof kan dit moeilijk met elkaar rijmen en ziet hierin het beeld bevestigd dat [zoon] onvoldoende betrokken is bij de man en onvoldoende is doordrongen van de ernst van de situatie.
3.8.6.
Onder al deze omstandigheden zal een benoeming van [zoon] tot bewindvoerder en/of mentor geen werkbare situatie opleveren. Dat [zoon] beide rollen op zich wil nemen, kan het hof niet plaatsen, afgezet tegen zijn weinig betrokken houding tot nu toe, temeer bezien in het licht van zijn gebrek aan samenwerking met de nu aanwezige hulpverlening. Op grond van al hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht, is het hof daarom van oordeel dat er sprake is van gegronde redenen die aanleiding geven om af te wijken van de uitdrukkelijke voorkeur van de man wie er tot zijn bewindvoerder en mentor dient te worden benoemd. Het hof is van oordeel dat de man, zowel op financieel als op niet-financieel gebied, baat zal hebben van de professionaliteit van een onafhankelijke bewindvoerder en mentor.
3.8.7.
Het hof geeft [bewindvoerder en mentor] hierbij wel mee dat een bewind weliswaar een zakelijke aanpak met zich brengt, maar dat van een mentor een meer persoonlijke benadering is gewenst. Het hof vraagt [bewindvoerder en mentor] hier meer oog voor te hebben. Gelet op de diagnose van de man, zal het voor hem bijvoorbeeld niet steeds mogelijk zijn om vooraf een afspraak te maken wanneer de mentor (of bewindvoerder) nodig is. Het is voor de man van belang dat de mentor dicht bij hem staat en investeert in de persoonlijke band met hem.
3.8.8.
Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, E.M.C. Dumoulin, E.P. de Beij en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023 in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.