ECLI:NL:GHSHE:2023:4260

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
200.327.709_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag afgewezen; belang van de minderjarige vooropgesteld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over haar 3-jarige kind te wijzigen naar eenhoofdig gezag. De moeder was het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, die haar verzoek had afgewezen. De moeder voerde aan dat de communicatie met de vader problematisch was en dat dit negatieve gevolgen had voor het kind. De vader daarentegen stelde dat de moeder haar gezagspositie misbruikte en dat er mogelijkheden waren om de communicatie te verbeteren. Het hof heeft vastgesteld dat er geen ernstige contra-indicaties zijn voor het gezamenlijk gezag en dat de ouders, onder begeleiding van de Gecertificeerde Instelling (GI), de kans moeten krijgen om hun communicatie te verbeteren. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van het kind voorop staat. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 december 2023
Zaaknummer: 200.327.709/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/384931 / FA RK 22-3592
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.B. Chylinska,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E. Kocabas-Güler.
Als informant wordt aangemerkt:
-
Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie [locatie],
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling)
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: [locatie]
hierna te noemen: de raad.
In het kort
De moeder is het er niet mee eens dat de rechtbank haar verzoek tot wijziging van het gezamenlijk gezag van partijen over de 3-jarige [minderjarige] naar eenhoofdig gezag, heeft afgewezen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 mei 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek tot eenhoofdig gezag en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat haar verzoek wordt toegewezen zodat zij voortaan met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] zal worden belast, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 augustus 2023, heeft de vader verzocht de moeder in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 november 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Poolse taal, genaamd de heer K. Kruk (tolkennummer 40286);
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat (via een telefonische verbinding) en door een tolk in de Poolse taal, genaamd mevrouw A. Hrazdij (tolkennummer 40213);
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
De GI heeft zich afgemeld om de mondelinge behandeling bij te wonen.
2.4.1.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 2 februari 2023;
- het V-formulier van 11 oktober 2023 van de advocaat van de vader;
- het vonnis van 6 oktober 2023, overgelegd door de advocaat van de vader op 17 november 2023;
- twee V-formulieren van 22 november 2023 van de advocaat van de moeder, tweemaal voorzien van bijlagen (38 pagina’s en 48 pagina’s);
- het V-formulier van 23 november 2023 van de advocaat van de moeder met bijlagen;
- nogmaals het hoger beroepschrift, overgelegd door de advocaat van de moeder op 24 november 2023;
- de brief van de GI van 27 november 2023 met één bijlage;
- het complete verzoekschrift eerste aanleg, overgelegd door de advocaat van de moeder op 27 november 2023.
2.4.2.
Bij de stukken van 22 november 2023 en 23 november 2023 zitten teksten in de Poolse taal. Het hof heeft op de mondelinge behandeling aan partijen medegedeeld dat het hof van deze producties geen kennis zal nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn van 1 augustus 2017 tot 12 juli 2022 met elkaar getrouwd geweest. Tijdens hun huwelijk is geboren:
- [minderjarige] (hierna:
[minderjarige]), te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2020.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 15 juni 2021 (aanvankelijk: voorlopig) onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 15 juni 2024.
3.3.
Tussen partijen hebben de afgelopen jaren meerdere juridische procedures plaatsgevonden. Voor zover bij deze beoordeling relevant, heeft de rechtbank (onder meer) de volgende beslissingen genomen:
  • bij beschikking van 21 april 2022 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken;
  • bij vonnis van 7 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter aan de moeder vervangende toestemming verleend (in plaats van de vader) om met [minderjarige] naar Polen te reizen en aldaar te verblijven van 11 juli 2022 tot en met 21 juli 2022 en heeft de rechtbank vervangende toestemming verleend (in plaats van de vader) om een paspoort aan te vragen voor [minderjarige] bij de Poolse ambassade;
  • op 2 september 2022 heeft de rechtbank het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder bepaald en bepaald dat de vader gerechtigd is tot contact met [minderjarige] , waarbij het (aanvankelijk: begeleide) contact wordt vormgegeven door en op initiatief van de GI;
  • bij vonnis van 3 oktober 2022 heeft de voorzieningengerechter aan de vader een straat- en contactverbod opgelegd om, kort gezegd, bij de moeder uit de buurt te blijven voor de duur van 12 maanden;
  • bij beschikking van 28 april 2023 is aan de moeder vervangende toestemming verleend (in plaats van de vader) om [minderjarige] in te schrijven op de basisschool [basisschool] in [plaats];
  • bij beschikking van 2 maart 2023 (onderdeel van de bestreden beschikking) heeft de rechtbank bepaald dat de vader contact heeft met [minderjarige] om de week van vrijdag tot maandag, waarbij de vader [minderjarige] vrijdag tussen 10.00 uur en 16.00 uur bij de gastouder ophaalt en op maandag tussen 6.45 uur en 10.00 uur weer bij de gastouder terugbrengt;
  • bij vonnis in kort geding van 6 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de moeder tot het opnieuw krijgen van een straat-en contactverbod tegen de vader voor de duur van een jaar afgewezen en de moeder veroordeeld in de proceskosten
Bij de rechtbank
3.4.
De moeder heeft de rechtbank verzocht om haar alleen met het gezag over [minderjarige] te belasten. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.
Bij het hof
3.5.1.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, voert ze, kort samengevat, het volgende aan.
Hoewel de moeder graag in het belang van [minderjarige] een verbetering in de communicatie zou willen zien, is dit door de houding van de vader onmogelijk. Partijen procederen al 4 jaar over van alles en in al die tijd heeft de vader geen verbetering laten zien. Er hebben al 25 procedures plaatsgevonden tussen partijen. Er is geen enkel perspectief dat dit in de nabije toekomst zal verbeteren en ook de GI heeft geen grip op de vader. De situatie zoals in de bodemprocedure weergegeven, is niet veranderd, laat staan verbeterd en is zelfs alleen maar erger geworden. De moeder moest al meerdere malen procedures starten om in plaats van de vader vervangende toestemming te krijgen, onder andere in verband met de vakantie van [minderjarige] en de inschrijving van [minderjarige] op een tweetalige basisschool. De moeder heeft ook een procedure moeten starten omdat de vader zijn toestemming weigerde te verlenen voor inschrijving van [minderjarige] bij een huisarts in de buurt van de moeder. De vader bleek achteraf zijn toestemming wel te hebben gegeven hiervoor, maar dat bericht bereikte de advocaat van de moeder pas na twee maanden. Er is geen rust. De vader belemmert alle beslissingen. De moeder moet hierdoor extra kosten maken en krijgt hier stress van, hetgeen ook een negatieve invloed op [minderjarige] kan hebben. Het kan niet zo zijn dat de moeder totdat [minderjarige] 18 jaar wordt elk jaar meerdere procedures moet starten omdat de vader niet wil meewerken. Hierdoor komt [minderjarige] daadwerkelijk klem te zitten tussen de ouders. De moeder en [minderjarige] hebben rust nodig en eenhoofdig gezag bewerkstelligt dit. Dat beëindiging van het gezag van de vader voor meer onrust zal gaan zorgen (zoals de Gl verwacht) kan nimmer doorslaggevend zijn in deze beoordeling. Op deze wijze houdt de vader de moeder alsmaar in zijn ‘greep’, hetgeen zeer onwenselijk is. De moeder werkt overal aan mee en staat sinds het begin open voor alle hulp en voor een omgangsregeling zodat er geen risico bestaat dat de vader uit het leven van [minderjarige] gebannen wordt. De moeder zal zich altijd blijven inzetten voor het contact tussen de vader en [minderjarige] , ook al blijft hij haar uitmaken voor rotte vis. Eenhoofdig gezag kan enkel positieve veranderingen in de situatie aanbrengen. Mogelijk spelen psychische elementen bij de vader een rol. De ouders lijken zich op andere golflengtes te bevinden. De vader heeft [minderjarige] twee jaar geleden stiekem laten dopen en daarmee stak hij een dolk in het hart van de moeder. De GI spreekt weliswaar over een ‘verbetering’ van de communicatie, maar dat is niet juist, het is slechts een ‘verandering’. De moeder heeft totaal geen vertrouwen in de toekomst.
3.5.2.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aan.
De hulpverlening ter verbetering van de communicatie is nimmer van start gegaan, nu aan de vader tot 3 oktober 2023 een contactverbod is opgelegd. De GI heeft meermaals aangegeven dat zij hoopt dat na de afloop van het contactverbod trajecten kunnen worden ingezet om te komen tot verbetering van de onderlinge verhouding en communicatie. Echter uit de (proces)houding van de moeder is op te maken dat zij hiertoe nimmer openstaat, nu zij onlangs weer een kort geding procedure aanhangig had gemaakt ter verlenging van het contactverbod. Het lijkt erop dat de moeder het hoger beroep kracht wil bijbrengen door doelbewust te procederen. De vader had zijn akkoord al gegeven om [minderjarige] in te schrijven bij de huisarts, maar dit akkoord is niet goed binnengekomen bij de advocaat van de moeder. De vader stemt in met de speltherapie voor [minderjarige] . Het is juist de moeder die haar gezagspositie misbruikt. De moeder weigert met de vader in gesprek te gaan. Zoals de GI in haar rapport heeft aangegeven, is de vader vanuit zijn hart betrokken bij de ontwikkeling van [minderjarige] . Beëindiging van het gezamenlijk gezag is een brug te ver. Er zijn nog een tal van mogelijkheden die de ouders kunnen inzetten om de onderlinge verstandhouding te verbeteren. De GI heeft een toeziend oog. De moeder blijft verwijzen naar heftige gebeurtenissen die in het kader van de echtscheiding (onrustige periode) hebben plaatsvonden, maar die zijn verleden tijd. De rust was al teruggekeerd voordat de moeder haar verzoek tot eenhoofdig gezag indiende bij de rechtbank. Bovendien is de echtscheiding pas vorig jaar uitgesproken en zijn de belangrijke beslissingen rondom [minderjarige] (bijvoorbeeld de inschrijving op de basisschool) inmiddels genomen. De moeder zal nu niet meer om de haverklap toestemming van de vader nodig hebben. De vader stond altijd open voor overleg, maar de moeder zocht het overleg niet op. De moeder stelde de vader voor voldongen feiten in plaats van dat de moeder de vader actief betrok in de beslissingen die genomen moesten worden. Het contactverbod heeft hierbij voor problemen gezorgd. De GI probeerde te bemiddelen, maar dat lukte niet altijd. De moeder koos er bewust voor om ieder afzonderlijk geschilpunt voor te leggen aan de rechter. Het contactverbod is nu afgelopen. De ouders kunnen nu pas leren hoe ze met elkaar moeten communiceren. De ouders hebben recent met de GI een gezamenlijk gesprek gevoerd via Teams. Dat gesprek is goed verlopen. De GI kan nu werken aan de doelen. De spanningen tussen de ouders zijn nog aanwezig, maar de GI zet zich in om dat te verbeteren.
3.5.3.
De GI heeft in haar brief aan het hof het eerder bij de rechtbank ingenomen standpunt gehandhaafd dat eenhoofdig gezag van de moeder op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is en dit mogelijk de onderlinge strijd tussen ouders enkel zal doen oplaaien.
3.5.4.
De raad heeft zich op de mondelinge behandeling bij het hof aangesloten bij de visie van de GI. Er zijn geen aanknopingspunten die maken dat wijziging van het gezamenlijk gezag nodig is. Het is beter als de ouders een gelijkwaardige positie innemen ten opzichte van [minderjarige] . Als de moeder alleen het gezag krijgt, ontstaat er ongelijkheid en dat geeft opnieuw stress. De rust die de moeder denkt te behalen met eenhoofdig gezag, is relatieve rust. Ze zal de vader toch moeten consulteren en beslissingen met hem moeten afstemmen. Als de moeder eigenhandig beslissingen kan nemen, bijvoorbeeld over een vakantie die valt in een weekend dat [minderjarige] bij de vader zou zijn, is het niet gek dat de vader daar moeite mee heeft; hij zou [minderjarige] , gelet op de huidige omgangsregeling, dan vier weken niet zien. De ouders zouden dan met elkaar moeten overleggen wanneer [minderjarige] , bijvoorbeeld, een paar nachten extra naar de vader zou gaan om dit te compenseren. De geschillen tussen de ouders over de inschrijving van [minderjarige] bij de school en de huisarts, zijn gevolgen van het uit elkaar gaan van de ouders. De vader heeft een aanzienlijke rol in het leven van [minderjarige] omdat hij eenmaal in de veertien dagen van vrijdag tot maandagmorgen voor hem zorgt. De vader moet kunnen handelen met gezag en de ouders moeten gaan overleggen. Tot [minderjarige] meerderjarig is, zullen ze dat moeten doen. De GI werkt met de ouders aan het verbeteren van hun communicatie en de GI ziet hierin dat de ouders een groei hebben doorgemaakt. Toch houdt de moeder vast aan haar ingenomen standpunt en noemt het een ‘verandering’ in plaats van een ‘verbetering’. Met gezamenlijk gezag kan de GI ook een schriftelijke aanwijzing geven aan de vader, als hij niet het belang van [minderjarige] handelt. De moeder heeft er ook een aandeel in dat er 25 procedures hebben plaatsgevonden tussen partijen. De moeder maakt zich zorgen over de psychische toestand van de vader. Als de GI met de ouders gaat werken aan het verbeteren van de communicatie, gaat de GI eerst observeren en wordt er nieuwe informatie verkregen. Als er een sprake is van persoonlijke problematiek bij de ouders, komt dat naar boven.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen. Ingevolge artikel 1:251a lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.6.2.
Uitgangspunt is dat beide ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over hun kind. Slechts wanneer sprake is van ernstige contra-indicaties tegen gezamenlijk gezag is eenhoofdig gezag gegeven. Van ernstige contra-indicaties is in deze zaak geen sprake. Het hof ziet dat de samenwerking tussen de ouders stroef verloopt en dat hun manier van communiceren/samenwerken te wensen overlaat. De oplossing hiervoor is echter niet, zoals de moeder wil, dat zij alleen het gezag over [minderjarige] krijgt. Beide ouders staan nu nog maar aan het begin van het proces waarin zij, onder leiding van de GI, (weer) gaan leren de verbinding met elkaar aan te gaan en erop te leren vertrouwen dat [minderjarige] het bij beide ouders goed heeft. De GI kan nu pas gerichte hulp inzetten om te komen tot een verdere verbetering van de oudercommunicatie. Eerder kon dit niet, omdat aan de vader een straat- en contactverbod was opgelegd. Op 3 oktober 2023 is dit verlopen. Het was daarom voor de GI niet mogelijk om vóór deze datum met de ouders te werken aan hun communicatie. Het
hof verwacht dat de samenwerking en communicatie tussen de ouders binnenkort nog meer zal verbeteren. Het hof leidt uit de stukken af dat de eerste signalen van verbetering al zichtbaar zijn: beide ouders worden begeleid door Polon, de vader stemt in met de inschrijving van [minderjarige] bij de huisarts, beide ouders stemmen in met de speltherapie voor [minderjarige] en op de mondelinge behandeling is gebleken dat het eerste gezamenlijke ouder-gesprek via Teams op 25 oktober 2023 goed is verlopen. De GI meldt dat het overleg rustig is verlopen en dat beide ouders in staat waren om als toehoorder in het bijzijn van de ander aanwezig te zijn. De GI heeft met de ouders afspraken gemaakt over de uitvoering van het ouderschap/gezag en er is een communicatieformulier opgesteld. Het hof wijst de ouders erop dat zij zich de komende tijd (in ieder geval nog tot 15 juni 2024) nog kunnen wenden tot de GI als zij samen niet uit een gezagskwestie komen; de ondertoezichtstelling is er immers om de ouders te ondersteunen op de weg naar goed ouderschap.
3.6.3.
Het hof betrekt ook bij de beoordeling dat de vader eerst beperkt begeleid contact had met [minderjarige] , maar dat dit sinds januari 2023 is uitgebreid naar een volwaardige weekendregeling van eenmaal per veertien dagen (inclusief drie overnachtingen). De GI is tevreden over de wijze waarop de vader de zorgregeling invult; de vader houdt zich aan de afspraken en [minderjarige] is veilig bij hem. De vader heeft hiermee een actieve rol in het leven van [minderjarige] gekregen. Ouderschap brengt verantwoordelijkheden met zich; hierbij past het dat de vader – net als de moeder – een rol krijgt toebedeeld. Het hof ziet in hetgeen de moeder heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de vader deze verantwoordelijkheid niet aan zou kunnen. Het hof acht de vader dan ook in staat om op een adequate wijze invulling te geven aan het ouderlijk gezag. De moeder moet gezamenlijk gezag een kans gaan geven en zich focussen op de verbeteringen. Door te ontkennen dat hier sprake van is en de verbetering slechts te duiden als een ‘verandering’, werkt de moeder immers mogelijk een stroeve uitvoering van het gezamenlijk gezag in de hand.
3.6.4.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat onder de huidige omstandigheden niet vastgesteld kan worden dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] daadwerkelijk klem en/of verloren zal raken tussen zijn ouders en/of dat het in het belang van [minderjarige] anderszins noodzakelijk is om haar het eenhoofdig gezag toe te kennen. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof voorgelegd.
Al het overige dat door de moeder is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Proceskosten
3.7.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep, gelet op de aard van de procedure, compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, E.M.D.M. van der Linden en M.J.C. van Leeuwen en is op 21 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.